Ondertussen in de pers …

 

 

 

 

 

 

Inhoud


‘We leven in een borderline-maatschappij’  --  Ongelijkheid verklaart de crisis  --  Klimaateconoom: “Ik heb de impact op economie onderschat”  --  Happiness versus Living a Life With Meaning  --  Lost your libido? Try a little neuro-realism  --  Laughter really is the best medicine  --  Daar is de Lente, daar is de seks?  --  Mannen gaan niet vreemd om de seks  --  Homeopathy Failing Randomized Controlled Trials since 1835  --  Scheiden doet vooral lijden voor ouders  --  Wie meer lacht leeft langer  --  Catherine Laborde nous parle de l’infidélité  --  Samenblijven voor de kinderen is slecht idee  --  Dit zijn de geheimen van een gelukkig leven  --  De bloedige wraak van de braafste burger  --  Draai geldkraan voor “gekke” kinderen dicht  --  Het dieet doet er niet toe  --  De mentale kracht van de mens  --  De noodkreet van kinderpsychiater Peter Adriaenssens  --  Perverse recuperatie  --  Hoe moet ik leven?  --  Moeder bezoekt doodrijder in cel  --  Foute mannen strikken meer vrouwen  --  Seks verkoopt niet  --  Lachen is echt gezond  --  Placebo’s werken  --  Honderden geneesmiddelen in België werken niet  --  9/11: zwijgen is goud  --  Modderkoeken tegen honger  --  Antidepressiva nauwelijks beter dan placebo --  Belgen slikken meer psychofarmaca dan ooit tevoren  --  Kinderen van de rekening  -- Totale biologie is gevaarlijke “alternatieve geneeswijze”  --  Cheap is just not working  --  De infantiele consument  --  Rappers en rare vogels  --  Misschien heb ik toch verkeerd gegokt  --  Natasha Kampusch opnieuw gekidnapt

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Bron: Vrij Nederland

'We leven in een borderline-maatschappij'

 

Foto's: Jimmy Kets

Foto's: Jimmy Kets

 

Bestseller-psychiater Dirk De Wachter past de negen criteria van borderline toe op de hedendaagse, zieke maatschappij.

 

Door Tomas Vanheste

 

Wat zegt het over onze zuiderburen dat ’s lands meest spraakmakende cultuurcriticus op dit moment een psychiater is? Is hun samenleving soms ziek? Dat is precies wat Dirk De Wachter betoogt in Borderline Times.

In zijn boek past het diensthoofd gezinstherapie bij het Universitair Psychiatrisch Centrum van de Universiteit Leuven de negen criteria van borderline toe op de hedendaagse samenleving. En die voldoet uitstekend aan de diagnose, betoogt de professor. Niet alleen in het Belgische absurdistan, maar in de gehele westerse consumptiemaatschappij.

Want alom heerst een chronisch gevoel van leegte, bijna iedereen worstelt met zijn eigen identiteit, zinloos geweld flakkert keer op keer op, we paren even intense als instabiele relaties aan een grote verlatingsangst en zijn de slaaf van voortdurend wisselende begeertes en impulsen. Het resultaat is dat we ons nog nooit zo van god verlaten, ongelukkig en eenzaam hebben gevoeld, claimt De Wachter.

 

Zijn felle boodschap vindt een gretig gehoor. Na een imposante reeks mediaoptredens van de psychiater, onder andere bij de Nerdsessies, de Belgische variant van De Wereld Leert Door, is Borderline Times geklommen tot de eerste plaats in de non-fictie-toptien van De Standaard. En dat terwijl het is uitgegeven bij Lannoo Campus, een uitgeverij die normaliter een kleine, wetenschappelijke niche bedient.

Hoe verklaart u dit enorme succes?

‘Niet door mijn geniale inzichten, maar doordat er een onderstroom is van jonge mensen die zeggen: er is iets niet in de haak met de wereld, er moet iets gebeuren, we weten niet goed wat, we kunnen daar de vinger niet op leggen, maar daar staat het in, bij Paul Verhaeghe (door VN in augustus 2012 geïnterviewd, red.) in zijn boek Identiteit en bij Dirk De Wachter in Borderline Times. Ik krijg heel veel reacties en uitnodigingen, het is amper leefbaar voor mijn vrouw en kinderen. Uit heel uiteenlopende politieke hoeken, die het allemaal willen opeisen. Ze zeggen allemaal: dat is wat wij bedoelen.’

Nick Cave

Boven aan de trap die afdaalt naar het souterrain van zijn Antwerpse herenhuis waarin De Wachter zijn privépraktijk heeft, staat in schoonschrift geschreven: ‘Aus der Tiefe rufe ich, Herr, zu dir’. Borderline Times eindigt met de titel van een andere Bach-cantate: ‘Ich hatte viel Bekümmernis in meinem Herzen aber deine Tröstungen erquicken meine Seele’.

‘Ik ben een groot Bach-liefhebber,’ zegt de psychiater, die vanwege een markante gelijkenis met de popmuzikant onder zijn studenten de bijnaam Nick Cave heeft en zelf als gitarist puberale rocksterambities koesterde. ‘Een van de mensen die ik erg bewonder is een collega van mij, een psychiater die zijn vak nooit heeft beoefend maar de muziek in is gegaan: Philippe Herreweghe van het Gentse Collegium Vocale. Dat is de psychiater die, vind ik, het hoogst in de schuif ligt. Hij geneest mij, hij voedt mij, hij is mijn therapeut die mij troost zonder het zelf te weten. Ik luister graag naar Bach om mij te troosten in een wereld vol bekommernis.’

 

'We scoren een 7,6 op de schaal van geluk, en we willen nog meer''We scoren een 7,6 op de schaal van geluk, en we willen nog meer'

 

Hoezo is de wereld vol bekommernis en zijn we niet gelukkig? Zowel Nederland als België staat in de top van de geluksstatistieken.

‘Ik heb daar zo mijn gedachten over. Het blijkt dat in landen met de grootste gelukkigheid ook de graad van depressie, verzuring en malcontentement het hoogst is. Meer en meer is het een broos geluk van een dik ik op een klein eiland. Ik pleit ervoor dat we leren alstublieft een beetje ongelukkig te zijn. Het is op die manier dat we de wereld kunnen verbeteren. Ik ben wel wat ongelukkig over de onrechtvaardigheden in de wereld, over het vergroten van de kloof tussen arm en rijk, over de mensen die ik dagelijks in mijn praktijk zie. Een van de problemen is dat het doel van het bestaan in deze wereld het gelukkig zijn is. Voor mij mag het een bijwerking zijn, maar geen doel op zich. Het doel op zich is een goed leven, en dat betekent de verantwoordelijkheid nemen voor de ander. Hoe kan ik ervoor zorgen dat de ander, die mijn leven betekenis en zin geeft, bij mij binnenkomt? Die ander stoort mij in mijn zelfgenoegzame cocon, hij laat mij een beetje ongelukkig zijn. Maar dat zorgt er wel voor dat de hele samenleving meer verbonden is, dat we het ongeluk niet afstoten als een psychiatrische afwijking en zij die eraan lijden voor pillen naar de dokter sturen. We scoren 7,6 op de schaal van geluk, en we willen nog meer. Hoe kunnen we naar 7,8? Nog meer bubbelbaden tot we vermosselen tot weekdieren.’

En de eenzaamheid…

‘… is reusachtig.’ De Wachter verwijst naar een recent onderzoek van de Vlaamse sociologe Leen Heyten waaruit naar voren komt dat meer dan een kwart van de Belgen zich sterk tot heel sterk sociaal eenzaam voelt, dat wil zeggen een betekenisvolle relatie met een bredere groep mensen mist. ‘De wereld is erg mobiel geworden, mensen verhuizen steeds vaker. Standvastige relaties houden het niet. De duur van het huwelijk verkort jaarlijks. Kinderen groeien op in gezinnen die steeds veranderen. Tot mijn veertigste dacht ik: in mijn vriendenkring valt het wel mee, zijn die statistieken wel juist? Maar daarna kwam er ook een cascade van relationele toestanden.’

Het gevolg is dat hechting het cruciale thema van de volgende generaties is, zegt u. Wat is dat precies?

‘Dat betekent een basisvertrouwen dat een kind bij zijn ouders terecht kan in alle omstandigheden, ook als het niet goed gaat. En dat een ouder een kind kan terechtwijzen, zonder dat dit het graag zien in de weg staat. Dat is een zeer groot probleem in deze tijd, vraag het aan alle kinderpsychiaters. Mensen durven hun kinderen niet meer tegen te spreken, omdat ze dan vrezen hun liefde te verliezen. We gaan meer en meer naar een situatie waarin opnieuw samengestelde gezinnen, niet het primaire gezin, de basis vormen. Mijn oproep is niet om terug te gaan naar het primaire gezin van de jaren vijftig, maar wel, en daar ben ik heel erg moralistisch in, om het kind centraal te plaatsen in de organisatie van het leven. Als er een generatie onveilig gehechte kinderen de wereld in komt, krijgen we op psychologisch en sociologisch vlak een totale verbrokkeling. Onveilig gehechte mensen kunnen geen duurzame relaties aangaan, niet in hun liefdesleven, niet met hun eigen kinderen en niet op hun werk. Zo gaan we meer en meer naar een sample-maatschappij toe. ’

Er is geen generatieconflict meer, kinderen beschouwen hun ouders als hun vrienden en blijven veel langer thuis wonen. Superhecht toch?

‘Dat is juist een probleem. Er moet een hiërarchisch verschil tussen ouder en kind zijn. Die kinderen zijn vaak overmatig symbiotisch gehecht. We zien dat in vergaande mate in Japan, waar vooral de jongens tot hun dertigste thuis wonen. Ze zijn thuis in dat coconnetje, hun vrienden hebben ze via Facebook en ze gaan de wereld niet in. Onveilig gehecht zijn betekent ofwel naar het symbiotische streven, niet kunnen loslaten, heel erg angstig in de cocon blijven, ofwel breken, er niets mee te maken willen hebben. Beide fenomenen nemen toe.’

Geweldserupties zijn alom, zegt u. Toch is het aantal geweldsdelicten in de afgelopen jaren niet toegenomen.

‘Ja, ook hierover zegt men: u overdrijft toch iets, vroeger was dat toch ook? Nu komt dat allemaal in de pers, het wordt zo uitvergroot. Maar ik geef veel lezingen, en elke keer kan ik een voorbeeld geven van iets wat pas is gebeurd, zoals die doodgeslagen grensrechter bij jullie. Gewelddadigheid en agressie zijn zeker van alle tijden. Maar de agressie van vandaag komt uit het niets. De zinloosheid ervan is nogal typisch. Een gewone jongen die over straat loopt en ineens mensen doodschiet. En als je het hem daarna vraagt, zegt hij: ik weet het niet. Het gaat over het op de kop slaan van een oude meneer en niet eens zijn portefeuille afnemen. Dat soort criminaliteit lijkt wel iets van deze tijd te zijn.’

 

Wat is daarvan de verklaring?

‘Zeer bewust heb ik in mijn boek het borderline-criterium “zinloosheid en leegte” tot het laatst bewaard. Dat is de kern van de zaak. We hebben hier in Vlaanderen het geval gehad van Hans Van Themse (schoot op 11 mei 2006 in Antwerpen een Malinese au-pair en de peuter waarmee ze op stap was dood, red.) Wekelijks lezen we over extreme gewelddadigheid op toevallige passanten, het zogenoemde “happy slapping”. Bij dat soort zaken blijkt dat deze mensen gedreven zijn door een nietsheid. Dat is erg frustrerend voor de publieke opinie en de wetgevers. Waarom, waarom? vraagt men ook mij. Meestal is er geen concreet waarom. Veel van die delicten zijn terug te brengen op zinloze leegte.’

Thuiskomen in de geschiedenis

De bronnen waaraan we ons vroeger laafden voor de opbouw van onze identiteit zijn opgedroogd, diagnosticeert De Wachter. Wie wij waren, ontleenden we aan het beroep van onze vader, het dorp waarin we opgroeiden, het geslacht dat ons was toebedeeld, de sociale klasse waaruit we afkomstig waren en het geloof dat we koesterden. ‘De mens was een verhaal,’ zegt de psychiater, ‘een schakel in een intergenerationele keten die ergens uit afkomstig was en iets had door te geven aan de wereld. Nu die verbindingen verkruimeld zijn, rest een atomaire eenheid die zich illusoir in stand kan houden, zolang er succes is en er genoten kan worden. Als dat wegvalt, blijft er niets over.’

Zelf heeft hij nog wel een sterk gevoel deel uit te maken van een groter verhaal. ‘Mijn vader was fysiotherapeut, een heel lieve man die gedurende heel zijn leven op een geduldige en onwaarschijnlijk zorgzame manier met zijn patiënten is omgegaan. Mijn enige broer is ook fysiotherapeut geworden. Ik heb andere wegen gezocht, maar ben ook bij het concept van goede zorg uitgekomen. Ik was een goede student op school en dokter worden was dan eigenlijk een evidentie. Uit mijn familie kwamen vooral van mijn moeders kant sinds mensenheugenis katholieke priesters voort. Mijn psychiatrische roeping en sociale en ethische engagement kan niet anders dan daar een stuk zijn oorsprong in hebben gevonden. Mijn leven is een soort thuiskomen in de geschiedenis. Dat is een goed gevoel, dat je in de transgenerationele ketting van het bestaan een weg hebt gevonden. Vandaar dat op de openingsbladzijde van mijn boek staat: psychiater sum, ergo sum.’

Verswaabing van de wereld

Psychiater is hij, maar niet van het neurobiologische soort dat psychische problemen als in diagnoses te vangen hersenziekten ziet. De Wachter staat bekend als milde criticus van de Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM). In mei 2013 wordt de vijfde versie van deze bijbel van de psychiatrie van kracht. Aan De Morgen vertelde de Antwerpse psychiater er niet gerust op te zijn. ‘De normaliteit versmalt. Gewone mensen met gewone problemen – ze voelen zich wat ongelukkig, zijn een beetje triest omdat het moeilijk gaat met hun lief of werk – worden gepsychiatriseerd of gediagnosticeerd.’

Zelf pakt u een DSM-diagnose, past alle criteria toe en concludeert dat heel de samenleving ziek is. Doet u zo niet precies wat u anderen verwijt?

‘Ik draai het om, zoals je een handschoen omdraait. Laten we die diagnostiek nu eens gebruiken om naar de wereld te kijken en die problematiek op zijn pijnpunten te duiden, maar tegelijkertijd ook het psychiatriseren van de wereld aan de kaak te stellen. In Vlaanderen wordt mij heel vaak gevraagd commentaar te geven op dingen die mislopen. Er is ergens iemand die met een revolver of mes uithaalt, en dan vraagt men aan mij een diagnose te geven. Dan probeer ik te counteren: wat waren de omstandigheden, wat is het verhaal van deze mens? Een diagnose gaat ons niet veel bijbrengen. Bij u in Nederland is het nog erger dan bij ons. Zonder diagnose geen hulp. Eens praten over problemen kan niet meer. Eerst moet je een aantal testen ondergaan. Dan gaan we categoriseren, DSM-iseren, psychiatriseren, en dan volgt daaruit een aanbod van behandeling. Dat heeft voordelen die ik niet wil ontkennen, een rationalisering van de zorg, maar ook het grote nadeel van stigmatisering. Dit is niet alleen iets van artsen, maar ook van de man in de straat. Die komt bij mij en ik vraag hem: wat is uw probleem, waar hebt u het moeilijk mee? En die mens zegt mij: ik heb borderline. Dan zeg ik: dat is een moeilijke zaak, dat ken ik zo niet. Maar jawel, zegt die dan, u hebt er een boek over geschreven. Men komt niet meer met zijn problemen, zijn leven, zijn verhaal, maar met een diagnose, een etiket, en verwacht een oplossing, heel vaak farmacologisch. Dat is de nieuwe god, de oplossing uit den hoge. De illusie van de evidence based normering heeft de antipsychiatrie volkomen ondergesneeuwd. Een van de doelen van mijn boek is de antipsychiatrie op een hedendaagse, veel wetenschappelijk verantwoordere manier weer een plaats te geven.’

'De Ander doorbreekt je zelfgenoegzaamheid en geeft zin aan je bestaan''De Ander doorbreekt je zelfgenoegzaamheid en geeft zin aan je bestaan'

Welk idee uit de antipsychiatrie probeert u te redden?

‘Dat normaliteit en abnormaliteit gevaarlijke morele begrippen kunnen zijn. En dat de kapitalistische maatschappij de psychiatrie ook gebruikt om voort te denderen. Zij kijkt niet naar de collateral damage. Er vallen meer en meer mensen uit de boot, ze blijken niet bestand tegen het systeem. Misschien is dat systeem au fond aan correctie toe. Misschien is de overmatige flexibiliteit die wij vragen, de productiecapaciteit die wij steeds opdrijven, dat ambitieuze, materialistische denken dat wij van onze burgers vragen en zij van ons, een probleem. Er is een economische wereldcrisis. En wat is het antwoord? Meer van hetzelfde. Langer werken, meer produceren, meer consumeren, meer in de ratrace investeren. De kritiek op mijn boek is: deze man luistert te veel naar zijn patiënten. Al die zorgen, al die problemen. Het gaat toch fantastisch goed met de wereld? Er zijn altijd zwakke mensen geweest, het zijn hun hersenen. De verswaabing van de wereld. Natuurlijk zijn we ons brein, niet onze galblaas. Maar we zijn ons brein in de tijd, in de context, in de maatschappij.’

 

Michel Houellebecq

In dit soort uitspraken laat de filosoof in De Wachter zich zien. Hij verdiepte zich uitgebreid in de wijsgerige traditie. Zijn spreekkamer, wachtkamer en gang hangen vol portretten van filosofen geschilderd door de kunstenaar Bruneau. Tussen de wijsgeren prijkt één schrijver: James Joyce. ‘Het is de literatuur die me naar de psychiatrie heeft gebracht,’ verklaart De Wachter. ‘Een leraar Nederlands sprak over De Avonden en zei: dat is eigenlijk niet geschikt voor jullie. Dezelfde avond ben ik het in de bibliotheek gaan halen. Ik vond dat wonderbaarlijk. Ik dacht: men kan in het hoofd kijken van iemand. Van Reve ben ik terecht gekomen in de modernistische literatuur van Joyce en Beckett. Via die literatuur, waarin het verhaal een soort onbewuste stream of consciousness was, kon je rechtstreeks het hersendiscours volgen.’

Als een volleerd acteur draagt De Wachter uit zijn hoofd een stukje monologue intérieur van Frits Egters uit De Avonden voor. Reve is ook de schrijver die in De Wachters studie over het verband tussen stress en dissociatie waarop hij in 2007 in Amsterdam promoveerde het laatste woord heeft: ‘Het is gezien, het is niet onopgemerkt gebleven.’ In Borderline Times vervult Michel Houellebecq de literaire hoofdrol. Elk van de negen criteria van de diagnose borderline illustreert De Wachter met passages uit zijn oeuvre. ‘Toen ik De wereld als markt en strijd las, dacht ik: voilà. Ik heb hem ook ontmoet in Parijs. Kort voor de presentatie van mijn boek zat ik in zak en as. Iemand die mij zeer genegen is, bracht me als troost met Houellebecq in contact. Een lange, lange avond heb ik met hem kunnen doorbomen over zijn visie. Uniek om die zonderlinge maar sympathieke man te mogen ontmoeten.’

Waarom zat u in zak en as?

‘In de week voor de feestelijke presentatie van mijn boek met de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en andere mooie gasten barstte de affaire Vandereycken los. Dat was een grote smet op de vreugde. Met mijn boek wilde ik juist laten zien dat de psychiatrie een belangrijke boodschap heeft voor de samenleving als geheel.’

De dag voor de lancering van Borderline Times was De Wachter te gast bij de talkshow Reyers Laat. Alleen zat hij daar niet om over zijn ideeëngoed te praten, maar om te reageren op de publieke biecht van zijn vakbroeder Walter Vandereycken, die had bekend twintig jaar lang ongeoorloofde seksuele contacten met zijn cliënten te hebben gehad. Geruchten over seksueel misbruik van de vermaarde anorexiaspecialist deden al jaren de ronde. Kristien Hemmerechts publiceerde in 2008 Ann: een boek over Ann, een van de patiënten van Walter Vandereycken – Vandereycken heet in het boek Willy Anorexia. Ann vertelde Hemmerechts dat ze woedend was over avances die Vandereycken in haar richting had gemaakt. De schrijfster nam destijds contact op met verschillende psychiaters, onder wie De Wachter. ‘We hebben de fout gemaakt deze geruchten wat te laten kabbelen omdat we daar verder niks mee aankonden,’ gaf de psychiater bij Reyers Laat toe.

‘Dat weegt op mij, tot op de dag van vandaag,’ zegt hij nu. ‘De schoonheid van mijn beroep, het kunnen zorgen voor kwetsbare mensen, is zo bezoedeld. Het is langdurig werk het vak van psychiater op de kaart te zetten als iets kostbaars en belangrijks, en dat wordt dan in een keer zo kapotgemaakt door één figuur. Erg pijnlijk, ook omdat hij heeft gewerkt in mijn ziekenhuis en ik hem persoonlijk kende. Het was een man die een internationale reputatie had.’

In Nederland heeft de commissie-Samson het misbruik in de katholieke kerk en de jeugdzorg onderzocht. Zou binnen de psychiatrie ook een onderzoek moeten plaatsvinden?

‘Ik denk dat het goed is als het ook daar gebeurt. Overal waar machtsrelaties spelen, bestaat het gevaar van misbruik. Laat ik heel duidelijk zeggen dat de meeste therapeuten en psychiaters goed, afgegrensd werk doen. Maar het zou gek zijn te ontkennen dat er een aantal uitzonderingen is, figuren met ziekelijke neigingen, zo mag je ze gerust noemen. In zekere zin is die onaangename uitbarsting ook goed voor de psychiatrie, omdat er dingen bespreekbaar worden die zich tevoren in het verborgene afspeelden.’

Wenen als een kind

De morele ontsporingen van deze tijd vinden vooral hun oorsprong in het gevoel van leegte en zinloosheid waarmee bijna iedereen kampt, denkt de psychiater. En het wegvallen van het geloof droeg daar sterk aan bij. ‘In Vlaanderen ging toen ik geboren werd negentig procent van de bevolking wekelijks ter kerke. Vandaag de dag is dat amper vijf procent. In geen tijd hebben we tweeduizend jaar traditie bij het grofvuil gezet. We hebben daardoor de zingeving en de tijdgevers – de rituelen bij geboorte en huwelijksverbinding en dood – verloren. Nu zitten we met een vacuüm. Het zal opgevuld moeten worden, want we kunnen niet zonder zin.’

Misschien is die zin er niet en is het bestaan absurd?

‘Dat klinkt natuurlijk goed, van deze tijd, dat soort ironische praat. We gaan een weekendje naar de Balearen, drinken een glas wijn en zeggen: het is allemaal niets waard. Maar dan verliezen we ons inkomen, onze geliefde, onze gezondheid of ons kind, en dan is het niet meer om te lachen. Dan zit men op deze stoel te wenen als een kind.’

Vast. Maar dat betekent toch niet dat er een antwoord is op de zinvraag?

‘De grootste Vlaamse filosoof Leo Apostel, van wie ik veel geleerd heb, heeft een boek met de titel Hopeloos gelukkig zijn geschreven. Daarin pleit hij voor een samenleving die zonder hoop is en toch geluk kan vinden. Ik weet het niet, ik geloof niet dat we die ironie kunnen volhouden. Als de wereld absurd is, het bestaan geen zin heeft, onze kleine planeet in de kosmos een niets is, wij hier even rondlopen en dan in het niets verdwijnen, wat maakt het dan allemaal uit?’

En?

‘Mijn antwoord ontleen ik aan de joodse filosoof Levinas. Zijn boek Totaliteit en oneindigheid was mij gegeven door de grootvader van mijn vrouw, die toen 95 jaar was. Hij zei tegen mij dat hij Totem und Tabu van Freud nog eens had gelezen, maar het niet zo interessant vond. Hij wilde mij iets geven waar hij wel erg van onder de indruk was. Ik las het in de trein naar Boedapest, onderweg naar een congres over hypnose. Dat was een Paulusmoment. Ik was van de hand Gods geslagen, ik viel van mijn paard. Daarin stond wat ik eigenlijk vond. Grote filosofen verwoorden wat in uw hoofd zit maar waar je te dom voor bent om het te bedenken. Ik ben alleen maar naar de workshop geweest die ik zelf moest geven. Voor de rest ben ik op het hotel gebleven, waar ik het boek heb verslonden.’

Wat trof u zo?

‘De ethiek gaat aan de existentie vooraf, wat compleet tegen de tijd is. In onze pseudo-darwinistische overleverswereld geldt de ethiek als versiering die erbij komt als er geld genoeg is. Dat is de populistische praat die vandaag verkocht wordt. Levinas draait dat helemaal om. Hij zegt: eerst is er ethiek, de zorg en de verantwoordelijkheid voor de ander. Je identiteit onttrek je uit de blik van de Ander. Die doorbreekt je zelfgenoegzaamheid en geeft zin aan je bestaan.’

Is het niet nogal eenvoudig ons af te sluiten voor die blik?

‘Natuurlijk, maar we betalen de prijs van de zinloosheid. Als we de smekende blik zien van de ander die uit den hoge komt – dat is de poëtische taal van Levinas – kunnen we wegkijken en genoegzaam in onze eigen cocon van genot blijven zitten, maar dan eindigen we in eenzaamheid en zinledigheid. Het antwoord is de kleine goedheid van Levinas. Dat klinkt filosofisch, maar het is ook heel concreet. Als u iemand op straat onwel ziet worden, gaat u daar naartoe en vraagt u: hoe gaat het met u? Dat gebeurt niet. Mensen vallen dood op straat en hele horden gaan eraan voorbij. Dat is de tijd waarin we leven. De remedie is het kleine goede, de individuele verantwoordelijkheid van de een voor de ander. Het klinkt vlug pastoorderig, wat belachelijk en onnozel, maar het is wat het is.’

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

 

Bron: De Morgen, 23 jan 2013

"Ongelijkheid verklaart de crisis, neoliberalen zeggen het zelf"

OPINIE − 23/01/13, 08u15

 

Alle hoekstenen van het neoliberalisme kwamen de laatste maanden onder vuur te liggen. Ook door internationale instellingen zelf

Het IMF en co. beginnen schoorvoetend af te zien van hun liberale dogma's, maar aanhoudende en bijkomende progressieve druk blijft hard nodig, zeggen Ferdi De Ville en Sacha Dierckx. Beiden zijn verbonden aan de Vakgroep Politieke Wetenschappen van de Universiteit Gent en actief bij Poliargus.

Vandaag gaat in Davos het World Economic Forum (WEF) van start, zeg maar de jaarlijkse bijeenkomst van de rijken en machtigen der aarde. Dat WEF was jarenlang een fabriek voor de belangrijkste neoliberale dogma's: vrijmaking van de kapitaals- en handelsmarkten, financiële liberalisering, arbeidsmarktflexibilisering, privatisering, enzovoort. Af en toe klinkt er nu ook al een ander geluid: het WEF stelde onlangs in het Global Risk-rapport dat inkomensongelijkheid het grootste risico vormt voor de komende tien jaar.

Dat is inderdaad niet uit de lucht gegrepen. Het Internationaal Monetair Fonds (IMF) publiceerde vorig jaar een opmerkelijk werkstuk dat stelt dat de crisis voor een groot stuk te verklaren is door ongelijkheid. Dat zit zo. Na de toegenomen ongelijkheid ten gevolge van de triomf van het neoliberalisme sinds het einde van de jaren zeventig van de vorige eeuw, susten de rijken in het Westen de onderste lagen van de maatschappij met goedkoop krediet. Om dat mogelijk en winstgevend te maken, werden de financiële markten geliberaliseerd. Die goedkope kredietverlening werd vergemakkelijkt door buitenlands geld, vooral uit opkomende economieën zoals China. Die boekten exportoverschotten, maar deelden die inkomsten niet met de eigen werknemers. Ze verkozen ook niet, zoals in het Westen, geld te lenen aan de armere lagen van de bevolking. Ze leenden het geld gewoon terug uit aan het Westen. Eens er twijfel ontstond over de schuldenberg van het Westen, moest deze zeepbel uiteraard barsten. De enige mogelijke oplossing om een herhaling te voorkomen, zo stelt de IMF-studie, is om het probleem van de ongelijkheid zelf aan te pakken.

Deze waarschuwingen voor inkomensongelijkheid zijn geen losstaande feiten. Wellicht te laat volgens velen, zijn de internationale economische instellingen, het IMF voorop, één voor één de hoekstenen van de neoliberale consensus aan het herzien. Schoorvoetend en vaak met ferme tegenzin, maar toch.

Sociale bescherming
Eerder deed het IMF bijvoorbeeld een opmerkelijke 'mea culpa'. Het bekende dat het jarenlang de 'fiscale multiplicator' onderschat had. In mensentaal: elke euro besparing door de overheid zorgt voor meer dan een euro minder economische productie. Besparingen, zeker in crisistijden, verergeren dus de budgettaire en economische toestand van landen, en storten een land in een infernale spiraal. Bovendien stelde het IMF later ook dat in het algemeen besparingen op de overheidsuitgaven economisch slechter zijn dan belastingverhogingen, zeker in een recessie.

Nog meer? Een ander werkstuk van het IMF van vorig jaar stelde dat de ongelijke impact op landen in de eurozone van handel met de rest van de wereld meer dan competitiviteitsverschillen de tekorten van de PIIGS verklaart. Of nog, het IMF gaf ook al vorig jaar - weliswaar zéér voorzichtig - toe dat vrijmaking van het internationaal kapitaalverkeer misschien toch niet altijd en overal zaligmakend is. Een recent rapport van het Directoraat-Generaal (DG) voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken van de Europese Commissie stelde, onder andere, dat de Europese lidstaten met sterke systemen van sociale bescherming het best de crisis hebben doorstaan. En ook nog dat er geen negatief (zelfs een licht positief) verband is tussen de hoogte van minimumlonen en de werkgelegenheid.

Liberalisering van internationale kapitaalstromen, flexibilisering van de arbeidsmarkt, vrijhandel, financiële liberalisering. Alle hoekstenen van het neoliberalisme kwamen de laatste maanden onder vuur te liggen. Niet (alleen) door de Indignados, maar ook door internationale instellingen zelf, die meer in staat zijn tot voortschrijdend inzicht dan soms gedacht wordt.

Toch is verre van iedereen van gedacht veranderd. DG Werkgelegenheid en Sociale Zaken is nog steeds een relatief zwakke en geïsoleerde DG binnen de Europese Commissie, waar Commissaris voor Economische en Monetaire zaken Olli Rehn en co blijven hameren op besparingen en structurele hervormingen (newspeak voor snijden in sociale bescherming). Veel rechtse politici zien in de crisis nog altijd een kans om de Europese welvaartstaten eindelijk onherkenbaar te 'hervormen' (newspeak voor afbouwen). Het IMF blijft vinden dat de Belgische index eraan moet, en de OESO stelde recent nog dat de minimumlonen en werkloosheidsuitkeringen in België verlaagd moeten worden.

Angelsaksisch fenomeen
Samen met het beleid binnen en buiten Europa toont dat aan dat de ideologische strijd verre van gestreden is. Bijkomende en aanhoudende druk van progressieve krachten zal hard nodig zijn om de Europese en internationale instellingen verder te doen opschuiven, weg van de neoliberale ideeën.

Over neoliberale ideeën gesproken: de repliek van rechtse opiniemakers op dit stuk zal zijn dat ongelijkheid een Angelsaksisch fenomeen is, en we dit niet zomaar op Europa moeten betrekken. Dat is deels juist, maar de andere recente inzichten hebben ook, en soms vooral, betrekking op continentaal Europa. En er zit een zware paradox in het probleem van ongelijkheid als Amerikaans opzij te schuiven, maar Europa wel zo te willen hervormen dat de ongelijkheid steeds meer Amerikaanse proporties zal aannemen.

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Bron: Knack, 29 jan. 2013

 

Klimaateconoom: "Ik heb impact op economie onderschat"

dinsdag 29 januari 2013 om 14u12

 

"Ik had het fout. Het is veel, veel erger" Nicholas Stern, de auteur van het toonaangevende rapport over de impact van de klimaatverandering op de economie uit 2006, heeft die impact naar eigen zeggen onderschat.

 

http://images19.knack.be/images/resized/400/024/058/240/9/500_0_KEEP_RATIO_SHRINK_CENTER_FFFFFF/image/Lord-Nicholas-Stern.jpg

Lord Nicholas Stern

 

Lord Nicholas Stern schreef zijn beruchte rapport in 2006 in opdracht van de Britse regering. Het werk, dat voor het eerst in harde cijfers de economische gevolgen van de klimaatverandering schetste, sloeg in als een bom en werd een referentiepunt voor beleidsmakers. 

"Dit is potentieel zo gevaarlijk dat we doortastende actie moeten ondernemen"

In een interview met de Brits krant The Guardian tijdens het World Economic Forum in Davos zegt Stern nu dat hij de risico's heeft onderschat. In het rapport ging hij uit van een scenario waarin de temperatuur tussen 2 en 3 graden Celsius zou stijgen, maar in werkelijkheid lijkt 4 graden steeds waarschijnlijker. "Als ik nu terugkijk, heb ik de risico's onderschat", zegt hij. "De planeet absorbeert minder CO2 dan we verwacht hadden, en de uitstoot stijgt behoorlijk snel. Een aantal effecten toont zich sneller dan we toen gedacht hadden."
 

Had hij toen geweten dat het zo snel zou gaan, dan zou hij "duidelijkere taal" gesproken hebben, zegt Stern. "Ik zou de risico's van een stijging met 4 of 5 graden meer benadrukt hebben."
 
Regeringen moeten nu alles op alles zetten om hun economieën duurzamer te maken. "Dit is potentieel zo gevaarlijk dat we doortastende actie moeten ondernemen", zegt hij. "Willen we Russische roulette spelen met 1 of met 2 kogels? De risico's zijn voor veel mensen existentieel."
 

“Gevechten over water en voedsel” 

Stern was niet de enige die in Davos aan de alarmbel trok. Eerder al had Jim Yong Kim, de nieuwe president van de Wereldbank gewaarschuwd voor nieuwe conflicten over natuurlijke rijkdommen als de klimaatverandering niet beperkt wordt. "Er zullen overal gevechten uitbreken over water en voedsel", zei hij.
 

In een opiniestuk in de Washington Post maakt Kim duidelijk dat hij van de strijd tegen de klimaatverandering een speerpunt wil maken tijdens zijn voorzitterschap. Hij wil meer investeringen in klimaatvriendelijke groei, en daarvoor is een juiste prijs op CO2-uitstoot doorslaggevend.
 

"Een tweede stap is de afschaffing van schadelijke subsidies voor fossiele brandstoffen", schrijft hij. "Wereldwijd spenderen landen jaarlijks meer dan 500 miljard dollar aan rechtstreekse subsidies voor fossiele brandstoffen. Dat geld kan beter gebruikt worden voor groene banen, sociale vangnetten of vaccins."
 

Tot slot wil Kim de honderd grootste steden ter wereld aanpakken, die samen goed zijn voor 67 procent van de CO2-uitstoot, maar tegelijk het meest kwetsbaar zijn voor de klimaatverandering. (
IPS/KS)

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Bron: Psychology Today, 25 jan 2013

 

Happiness Versus Living a Life With Meaning

In our hot pursuit of happiness, are we losing the meaning in our lives?

   

 

Finding balance in life can be difficult.

Finding balance in life can be difficult, but it is essential.

 

“We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their creator with certain unalienable Rights that among these are Life, Liberty, and the Pursuit of Happiness”, so wrote Thomas Jefferson in the Constitution of the United States. Fast-forward 225 years to 2013…In our hot pursuit of happiness, have we lost the “meaning” in our lives? All indications are a resounding “Yes.” Jefferson was likely contrasting a life of happiness rather than one filled with the suffering that our early forbearers had to endure just to survive. But for most of us these days survival is taken for granted.

In Emily Esfahani Smith’s fascinating article, “There is More To Happiness than Being Happy” (http://www.theatlantic.com/health/archive/2013/01/theres-more-to-...), she reports, “While happiness is an emotion felt in the here and now, it ultimately fades away, just as all emotions do; positive affect and feelings of pleasure are fleeting. The amount of time people report feeling good or bad correlates with happiness but not at all with meaning. Meaning, on the other hand, is enduring. It connects the past to the present to the future.” We wholeheartedly agree, and now we are devoting our professional careers to helping to make that a reality shared by as many people as possible.

The Pursuit of Happiness

From a modern perspective, in the days of yore, it didn’t take much to make someone happy: Freedom to worship however they wanted – or not, the right to bear arms in order to protect themselves from the French and the British – especially since there was no real militia, a roof over their head, food to eat, wood for a fire, maybe a little money from selling crafts made on the side. These things that we take for granted today were huge for the people who founded our country. Today, like yesterday, we are happy when our needs, wants and desires mesh. But the pursuit of happiness has become connected to what might be termed “selfish” behavior. In our consumer-driven society, it takes ever more goodies to make us happy. And happiness is, as mentioned above, fleeting. It is present-centered, present hedonism. The pursuit of happiness is, in effect, being a “taker.”

The Search for Meaning

In a new study in the Journal of Positive Psychology (to be published this year) researchers discovered that while negative events may decrease happiness, paradoxically they may increase the meaning in life. Traumaticor emotional experiences can build character and teach us hard lessons that make us more compassionate and give us a deeper understanding of ourselves and others. The study also indicates that people who have a purpose, in other words meaningful goals which have to do with helping others, rated their life satisfaction higher – even when they felt personally down and out – than those who did not have any life purpose. “People who thought more about the present were happier, but people who spent more time thinking about the future or about past struggles and sufferings felt more meaning in their lives, though they were less happy.” Having meaning in our lives, in effect, is being a “giver.” Working through pastgrief, abuse, and failures should not just lead to regret and resignation, but rather resilience, resolve and even post traumatic growth.

Happiness versus Meaning

According to the researchers, "Happiness is not generally found in contemplating the past or future…” We add that it’s about living in the present and doing things that bring us temporary pleasure. In Time Perspective Therapy, these folks are present hedonists; living moment to moment, day to day, seeking pleasures and novel sensations. In their best scenario, they ”make time” for friends, fun and fantasies. Back to the researchers – “Thinking beyond the present moment, into the past or future, was a sign of the relatively meaningful but unhappy life." We beg to differ a bit. In our clinical work, we’ve found that in general, those with past negative orientations are unhappy because they are stuck in the negative experiences or traumas of their past; we call this past negative. Folks who focus mainly on the good old days are past positive. Future-oriented folks are the go-to people who get things done, who are achievement oriented; however, in the extreme, they may become workaholics. While we agree they feel their lives are meaningful, their future-mindedness can cause them to miss out on present hedonistic fun. How can we find balance – happiness and meaning – in our lives?

The Time Cure

http://rsrc.psychologytoday.com/files/imagecache/article-inline-half/blogs/108559/2013/01/116514-114489.jpg

 

Finding balance in our lives – seeking happiness as well as meaningful experiences – is what our book, The Time Cure, is about. If you are stuck in the rut of thinking about all the bad things that happened to you, you’ll discover how to replace those past negatives with past positive experiences and start making plans for a brighter future. If you are present fatalistic and think your life now isn’t worth much and can’t be fixed up better, find out how to have some fun and happiness by practicing selected present hedonism while working towards a future positive. And if you are so future- oriented that you don’t have time to be happy in the moment, learn how to stop your pursuit of endless goals, take time to smell the flowers, to be more self-compassionate, to make someone else feel special, and to share your aloha with others.

For more information on the effects of PTSD, see The Time Cure: Overcoming PTSD with the New Psychology of Time Perspective Therapy (Zimbardo, Sword & Sword, 2012, Wiley Publishing,) and for strategies to reduce stress and improve communication, visit www.timecure.com andwww.lifehut.com.

References:

http://www.theatlantic.com/health/archive/2013/01/theres-more-to-...

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Lost your libido? Try a little neuro-realism!

A study of women's libido raises questions about why brain imaging is used to make mental states 'real' for the public

Ben Goldacre,
The Guardian,

 

MRI of the brain

Photograph: Howard Sochurek/ Corbis

 

It’s a slightly strange world when a scan of blood flow in the brain is taken as vindication of a subjective mental state.

When the BBC tells you, in a headline, that libido problems are in the brain and not in the mind, you might find yourself wondering what the difference between the two is supposed to be, and whether a science article can really be assuming – in 2010 – that its readers buy into a strange Cartesian dualism in which the self is contained by a funny little spirit entity in constant and elaborate pneumatic connection with the corporeal realm. But first let's consider the experiment they're reporting on.

As far as we know (because this experiment has not yet been published, only presented at a conference), some researchers took seven women with a "normal" sex drive, and 19 women diagnosed with "hypoactive sexual desire disorder". Participants watched a series of erotic films in a scanner while an MRI machine took images of blood flow in their brains: the women with a normal sex drive had an increased flow of blood to some parts of their brain associated with emotion, while those with low libido did not.

Dr Michael Diamond, one of the researchers, tells the Mail: "Being able to identify physiological changes, to me provides significant evidence that it's a true disorder as opposed to a societal construct". In the Metro, he goes further: "Researcher Dr Michael Diamond said the findings offer 'significant evidence' that persistent low sex drive – known as hypoactive sexual desire disorder (HSDD) – is a genuine physiological disorder and not made up."

This strikes me as an unusual world view. All mental states have physical correlates, if you believe that the physical activity of the brain is what underlies our sensations, beliefs and experiences. So while different mental states will be associated with different physical states, that doesn't tell you which caused which.

Far stranger is the idea that a subjective experience must be shown to have a measurable physical correlate in the brain before we can agree that the subjective experience is real. If someone is complaining of persistent low sex drive, then they have persistent low sex drive, and even if you could find no physical correlate in the brain whatsoever, that wouldn't matter: they still have low sex drive.

Interestingly, this odd interpretation is far from new: in fact, it's part of a series of recurring themes in popular misinterpretations of neuroscience, first described formally in a paper from Nature Reviews Neuroscience called fMRI in the public eye. To examine how fMRI brain imaging research was depicted in mainstream media, the authors made a systematic search for every news story about it over a 12-year period, and then conducted content analysis to identify any recurring themes.

The first theme they identified was the idea that a brain imaging experiment "can make a phenomenon uncritically real, objective or effective in the eyes of the public". They described this phenomenon as "neuro-realism", and the idea is best explained through their examples, which mirror these new claims about libido perfectly.

So an article in the Washington Post takes a view on pain, and whether the subjective experience of it is enough: "Patients have long reported that acupuncture helps relieve their pain, but scientists don't know why. Could it be an illusion?" They have an answer. "Now brain imaging technology has indicated that the perception of pain relief is accurate."

Another says that brain imaging "provides visual proof that acupuncture alleviates pain". The reality, of course, is much simpler: for your own personal experience of pain, which is all that matters, if you say that your pain is relieved, then your pain is relieved (and I wish good luck to any doctor who tells his patient their pain has gone, when it hasn't, just because some magical scan says it has).

The New York Times takes a similarly strange tack in a brain imaging study on fear: "Now scientists say the feeling is not only real, but they can show what happens in the brain to cause it." Many people find fatty food to be pleasurable, for the taste, the calories and any number of other reasons. When a brain imaging study showed that the reward centres in the brain had increased blood flow after subjects in an experiment ate high-fat foods, the Boston Globe explained: "Fat really does bring pleasure."

They're right, it does. But it's a slightly strange world when a scan of blood flow in the brain is taken as vindication of a subjective mental state, and a way to validate our experience of the world.

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Laughter really is the best medicine as doctors find it can be as healthy as exercise

Laughter can do as much good for your body as a jog around the park, scientists have claimed.

 

By Richard Alleyne, Science Correspondent
Published: 5:00PM BST 26 Apr 2010

Doctors describe "mirthful laughter" as the equivalent of "internal jogging" because it can lower blood pressure, stress and boost the immune system much like moderate exercise. A number of volunteers asked to watch just 20 minutes of comedies and stand up routines saw a dramatic drop in stress hormones, blood pressure and cholesterol.  Like exercise, they also had their appetite stimulated. That means that the "laughercise" could be a way to reduce heart disease and diabetes. It is especially important to the elderly who may find it hard to perform more physical activities.

Dr Lee Berk, from Loma Linda University, California, who led the study, said that emotions and behaviour had a physical impact on the body. He concluded "that the body’s response to repetitive laughter is similar to the effect of repetitive exercise".  "As the old biblical wisdom states, it may indeed be true that laughter is a good medicine,” he said. Dr Berk, who has been studying the effects of laughter for more than two decades, said that the high you get from a giggling fit was similar to the endorphin rush from exercise.  He has shown how it can reduce your risk of a heart attack and diabetes and generally regulate the body's vital functions. It is also an important way to de-stress after a day's work, he believes.

In the mid-1990s, Dr Berk found that laughter increases the number of natural killer cells in cancer patients. Natural killer cells are the body's way of fighting tumours. For the latest study he had 14 volunteers watch either a stressful 20 minute clip of the war film Saving Private Ryan or an extract from a comedy or stand up routine. Blood samples taken afterwards showed the reduction in stress hormones and increase in immune T cells for those who watched the comedy. Blood pressure testing showed it was down too with this group.

In 1997, Dr Berk performed experiments with diabetic heart patients. One group watched a television comedy each day for one year, another did not. The difference in outcomes was stunning. At the end of the year, the comedy-viewing group required less blood-pressure medication. Eight per cent of the comedy viewers had another heart attack, compared with 42 per cent of those who did not regularly view it.

An earlier study also showed that watching just half an hour of comedy a day slashes levels of stress hormones and compounds linked to heart disease. Levels of compounds linked to hardening of the arteries and other cardiac problems had also dropped, while levels of 'good' cholesterol – thought to protect against heart disease – rose.

An earlier study by Dr Berk also showed that the mere anticipation of a good laugh can benefit health. The expectation of watching a comedy video was enough to raise levels of feel-good endorphins and boost amounts of a hormone that helps our immune system fight infection.

The findings were presented at the Experimental Biology conference.

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

 

Bron : Gezondheidsnet, 17 april 2010

Daar is de lente, daar is de seks?

 

DAAR IS DE LENTE, DAAR IS DE SEKS?

 

De bloemetjes en de bijtjes hebben het startsein gegeven. We mogen er weer aan doen, aan de lente. Maar hoe zit dat nu precies? Zijn we sexyer in deze maanden van het jaar? Worden we sneller verliefd? Of is het mensendier immuun voor het lente-effect? En als we het dan toch over dat lentegevoel hebben, wat is dat nu met die libidoblues? Door Lieve Van de Velde, illustratie Ellen Van Engelen

Beeld u zich even een reclamespot voor de lente in. Katten lopen van de ene dag op de andere pront en ronkend met de staart omhoog, duiven kunnen hun kopjes niet van elkaars lijf houden en het geile gekweel van mevrouw de vos houdt meer dan één mens uit zijn slaap. Bouwvakkers spieden onder hun voeten de straten af naar stukjes blote huid op decolleté- en kniehoogte. Terrastafeltjes zijn bevolkt met heren en dames die elkaar punten geven. De lucht staat zwoel van de botsende en zich vermenigvuldigende hormonen.. Onder de eerste bloesems wordt gekust dat het geen naam heeft, en vanuit de openstaande nachtramen klinkt zo veel matrassengepiep dat het gênant wordt. Op het scherm verschijnt de boodschap 'daar is de lente, daar is de seks.'

Wat zou u denken bij het zien van zo'n spot? Zou u blozend, instemmend knikken en uw sofagenoot (m/v) speels in de billen knijpen? Of hoort u zichzelf al zuchten: 'Wat gaan ze een mens nog allemaal wijsmaken?' De kans is klein dat u het tweede doet. Tenzij u die eerste lentemaand in een donker kelderhok doorbrengt, u een van die mensen bent die te kampen hebben met voorjaarsmoeheid of u met de libidoblues zit. Maar in de lente stijgen de sappen, klinkt het in de volksmond, en de volksmond heeft het wel vaker bij het rechte eind.

'Inderdaad', bevestigt Bo Coolsaet, uro-androloog gespecialiseerd in identiteits- en relatieproblemen. 'Intuïtief zou je denken dat het eerder de koude, donkere winternachten zijn waarin mensen dichter bij elkaar kruipen. Niet dus. Het is net in de lente dat er meer gevrijd wordt, en die stijging bereikt haar hoogtepunt in de zomervakantie.'

HET GOESTING-HORMOON

Wat dat dan precies is, dat lente-effect? Vooral een kwestie van chemie en hormonen, blijkbaar. De mens is nog altijd een beetje een voorgeprogrammeerde machine. Na maanden van kille grijzigheid worden onze zintuigen in de eerste lentemaand overdonderd met een hele rist nieuwe prikkels en indrukken. Het gevoel van zonnestralen op de huid, de geur van de buitenlucht, de bloesems en de felle kleuren die ineens de kop opsteken - ze bezorgen lijf en geest een flinke boost. De mix van al die vergeten prikkels doet het lichaam dopamine aanmaken, en daardoor stijgt ook de testosteronspiegel. En testosteron is, dat weten we al langer, niets minder dan het goesting-hormoon, zowel bij mannen als bij vrouwen.

'Je ziet het ook letterlijk bij mannen', zegt Bo Coolsaet. 'De teelballen worden op het eind van de winter echt iets groter. Ook daardoor gaat het testosteronpeil nog wat stijgen. Maar het is niet zo dat je dat echt voelt, want vanaf een bepaald niveau maakt het nog weinig verschil hoeveel testosteron erbij komt. Maar het is in elk geval een van de factoren die meespelen in dat lente-effect. Naast, en dat is heel erg belangrijk, het daglicht.'

Dat extra licht werkt in op de hersenen en doet de seks- en levensmotor iets sneller draaien. Daglicht zorgt ervoor dat ons lichaam minder melatonine aanmaakt, het hormoon dat ons waak-slaapritme regelt. Hoe meer melatonine in ons lichaam, hoe lomer we ons voelen. Maar naarmate de dagen langer worden, daalt de aanmaak van melatonine en tovert het in fleece en sokken gehulde mensenbeest zich om tot een dartel lenteveulen. Eentje dat bovendien ineens ook iets anders in z'n trog wil. De koolhydraatrijke pasta's, aardappelpurees en gehaktbroden waar we in de winter zo naar snakken, worden koelbloedig van de tafel gegooid en vervangen door frisse groene kost. Waardoor we ons nóg lichter voelen, we een paar extra kilo's vet afschudden en meteen ook een pak zelfzekerder de straat op komen. En ach, waarom dan niet die mouwen wat hoger oprollen, die knoopjes iets verder openzetten en de zoom van die rok knippen? En hop, daar verschijnt een nieuwe reeks opwindende prikkels in het straatbeeld. Blote huid. Decolletés. Gekleurde hemden. Bicepsen die zich aftekenen in strakke T-shirts. Opwaaiende jurken.

Het begrip 'lenteschoonmaak' krijgt meteen ook een lichamelijk kantje. Kappers en schoonheidssalons weten het al langer: bij de eerste zonnestralen stromen de afspraken voor ontharingen, peelings, pedicures, nieuwe kapsels en huidverzorgingen binnen. Al wat in de winter onder kous en textiel verborgen zat, moet er nu op z'n best uitzien. Hoewel er weinig onderzoek is gebeurd naar het rechtstreekse psychologische effect van de lente op de menselijke ziel, valt dat effect niet te ontkennen. Dat lezen we ook in The Journal of Psychology. Onderzoekers stelden vast dat we, doordat we liever en vaker buitenshuis komen, niet alleen beter gehumeurd zijn, maar ook dat onze cognitieve stijl een nieuwe schwung krijgt. We zijn alerter voor externe prikkels, reageren er sneller op en staan ook meer open voor nieuwe dingen. Dat alles vergroot de kans om de liefde van ons leven te vinden in de lente.

LENTE = BRONSTTIJD

Of het dan zoiets is als paartijd, de lente? Hallo, dieren- en mensenobservator Midas Dekkers? 'Ja en nee. Dieren hebben het allemaal veel beter voor elkaar. Ze zijn geprogrammeerd om hun kroost op de wereld te zetten op het moment dat de natuur de grootste voedselvoorraad in huis heeft, in de volle lente dus. En dus weten ze dat ze er meteen na de winter aan moeten beginnen. En in tegenstelling tot de mens beschikken dieren daartoe over een fantastisch concept: de bronsttijd. Ze zijn slim genoeg om te beseffen hoe gevaarlijk het is om de hele tijd met seks bezig te zijn, om alleen te denken aan wijfjes of, nog gevaarlijker, om de hele tijd op zo'n vrouwtje te kruipen. Net omdat ze dan superkwetsbaar zijn voor roofdieren en andere vijanden, concentreren ze al dat gedoe in een maand.'

'Dieren hebben het ook gemakkelijker', weet Midas Dekkers. 'Een mannetjesdier kan zien wanneer het wijfje vruchtbaar is en weet dus wanneer het de hoogste tijd is om haar te bespringen. Mensenvrouwtjes maken het ons moeilijker: ze tonen niet wanneer ze ovuleren, en dus gaan mannen en vrouwen het hele jaar door op zoek naar elkaar. Dat is vermoeiend, en ook onverstandig, want net dat systeem is er verantwoordelijk voor dat we elke ochtend een halfuur verliezen met het staren naar onze kleerkast, om te beslissen in welke outfit we die dag de meeste indruk gaan maken op de andere sekse. En om dezelfde reden lopen we 's winters in te dunne onderbroeken rond, waardoor de vrouwtjesmensen zichzelf dan weer opzadelen met blaasontstekingen. En zitten jonge bedienden de hele dag door aan meisjes te denken in plaats van hun werk te doen.'

Dekkers vertelt het allemaal in zijn typische, flegmatieke stijl. 'We hebben de bronsttijd ook niet meer nodig om als soort te overleven, dat zie je ook bij andere tamme dieren. Kijk maar naar huishonden en -katten: die hadden vroeger ook maar een keer per jaar de kriebels, nu is dat veel frequenter. En aangezien de mens het tamste aller dieren is, is dat bij ons helemaal uit de hand gelopen. Een vogel is in juli niet meer bezig met seks. Dan rust hij uit, om op het eind van de zomer weer fit naar Afrika te kunnen vliegen. Terwijl wij mensen ons ook dan nog moe blijven maken met het zoeken naar een paarpartner.'

'Maar onze oerinstincten zijn wel nog altijd afgesteld op het verlengen van de dagen, net zoals bij de dieren dus. Het is een fenomeen dat deel uitmaakt van de natuurlijke ritmes van het leven. En dus voelen ook mensen het effect van de lente op hun paardrang, ook al reageert niet iedereen daar even erg of op dezelfde manier op. Persoonlijk heb ik bijvoorbeeld net het tegenovergestelde, en ga ik in de eerste zachte maanden van het jaar gebukt onder voorjaarsmoeheid. Twee maanden van moedeloosheid, net doordat de lente zo veel energie vraagt. Kijk naar de natuur. Die vindt niets zo vermoeiend als de lente. Alles moet opnieuw worden aangemaakt, al die blaadjes, knoppen en bloemen, al die energie voor dingen die een paar maanden later toch weer verdwijnen en afsterven. Je zou van minder moedeloos worden.'

DE LIBIDOBLUES

Het afschudden van onze dierlijke aard heeft nog een andere implicatie: de libidoblues. In een seizoen waarin bloemen, bijen en boomknoppen schreeuwen dat je door voortplantingsdriften gedreven door het leven moet huppelen, valt het nog eens dubbel op wanneer je daar geen bal voor voelt. Als we afgaan op de spotjes over erectiestoornissen die tv en radio de jongste maanden teisteren, is dat wel degelijk een probleem.

Vooral mannen hebben minder zin in seks, stelt Bo Coolsaet vast in zijn praktijk. 'Het is echt opvallend hoe het aantal libidoklachten de voorbije jaren is toegenomen bij mannen. Van middelbare leeftijd, maar toch ook veel jongeren. Terwijl je bij vrouwen net het omgekeerde ziet: hun libido is er alleen maar op vooruitgegaan. Vermoeidheid, de druk-druk-drukmentaliteit en lichamelijke kwaaltjes spelen altijd een rol.'

'Maar als je naar de langetermijnoorzaken zoekt, kun je vooral niet naast de veranderde seksuele man-vrouwverhoudingen kijken. Eeuwenlang was het de man die de seksuele agenda bepaalde. Als een omnipotent wezen heerste hij over een androcratische wereld. Seks was synoniem met presteren. Vrouwen werden gezien als verleidelijke wezens bij wie de seksuele prestatie - een orgasme, zeg maar - niet aan de orde was. Bij de jongste generaties is dat in snel tempo geëvolueerd. Vrouwen hebben hun seksualiteit ontdekt, en vragen er ook expliciet naar, maar op een andere manier dan mannen altijd gewoon geweest zijn. Vrouwen zijn minder gericht op presteren, meer op intimiteit. Dat leidt tot verwarring, en op langere termijn ook faalangst bij de man.'

'Die faalangst duikt vooral op als er al een lichamelijk probleem is, een erectiestoornis bijvoorbeeld, dat de bedprestaties belemmert. Dan krijgt de man niet alleen minder zin in seks tout court, maar ook in intimiteit, net omdat ze bang zijn om ook op dat vlak te falen. En dus keren ze er zich maar helemaal van af, gooien ze zich op hun werk of proberen ze het bij een of meer andere vrouwen, in de hoop dat het daar wel lukt.'

'Het hele libidoprobleem is eigenlijk een bijproduct van de menselijke evolutie, en van de emancipatie van de vrouw. Extreem uitgedrukt: vrouwen hebben mannen beroofd van hun ornamenten, ze hebben zich geprofileerd als het sterkere geslacht. Op zich is dat zeker niet negatief. Bij mannen die hun vrouwelijke kant ontdekken, die geleerd hebben om open te staan voor de vrouwelijke seksualiteit, zie je geen problemen. Het is gewoon een kwestie van evolutie: mannen moeten even door een dip om dan een beter aangepast seksueel wezen te worden. En een erectiepilletje is dan gewoon maar een lapmiddel.'

Als de lente één ding duidelijk maakt, is het toch wel dit: we zijn nog altijd meer een complexe mens dan een simpel dier. Ook al staat het dier in onszelf te springen om samen met de bijtjes en de bloemetjes buiten te gaan spelen.

 

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Bron : Gezondheidsnet, 16 april 2010

Mannen gaan niet vreemd om de seks

Mannen gaan niet vreemd om de seks

 

Mannen gaan vreemd om de seks. Dat is althans een hardnekkig cliché. Maar een onderzoek lijkt dat tegen te spreken.

Huwelijkstherapeut Gary Neuman vroeg tweehonderd getrouwde mannen waarom ze al dan niet vreemdgaan. Slechts 8 procent van de mannen zei vreemd te gaan omwille van de seks. Een emotionele breuk was voor 48 procent van de mannen de belangrijkste drijfveer om een scheve schaats te rijden. Mannen zijn dus wel degelijk gevoelige wezens. Alleen laten mannen dat niet zo makkelijk merken en worden hun emotionele verlangens op die manier genegeerd. 

Maar liefst 66 procent van de ondervraagde mannen liet ook verstaan schuldgevoelens te hebben tijdens een affaire.

40 procent van de mannen bedriegt zijn partner met een collega, meestal een collega die naar hem opkijkt en hem complimentjes geeft. Ook hier lijkt emotionele ontevredenheid dus een belangrijke drijfveer te zijn.

De stap om vreemd te gaan wordt overigens ook sneller gezet wanneer mannen merken dat een goede vriend ook vreemdgaat. 

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

 

Bron : Science-Based Medicine, 16 april 2010

Homeopathy – Failing Randomized Controlled Trials Since 1835

Published by Joseph Albietz under Homeopathy

I’m sad to say that this is the last day of World Homeopathy Awareness Week.  We’ve tried to give homeopathy its due honor, providing it the attention its practitioners clearly desire, while continuing to cover pertinent news in the world of homeopathy and providing a somewhat more sober, rational discussion of it on our homeopathy reference page.

Of course, most of this has not been news in the literal sense of the word.  There hasn’t been anything truly new in homeopathy since its invention (no, not discovery; discovery implies that something actually exists to be found) by Hahnemann in 1796.

Well, perhaps that’s not quite fair.  As our knowledge of reality (medicine, pharmacology, chemistry, physics, etc) has steadily improved, homeopathy’s plausibility has dwindled to the point of being indistinguishable from the roundest of numbers (0).  And I suppose the recent contortions of logic, abuses of legitimate science, and pure magical thinking put forth to protect homeopathy from the relentless assault of science are far more impressive than that laid out by Hahnemann.  So that’s news of a sort.

There’s also homeopathy’s long and rich tradition of abject failure in randomized controlled trials to consider.  The overwhelming mountain of evidence showing homeopathy to have no effect beyond placebo is impressive and definitive.  That’s data Hahnemann didn’t have, so that’s news too.

Each of these properly conducted studies and analyses demonstrates the scientific method’s utility to help us understand reality and protect us from our own delusions, but frankly, at this point they are about as exciting and useful as proving that the sun will rise in the east tomorrow morning.  News?  Not so much.

Nuremberg’s Less Famous Trial

I found myself wondering how far back this trail of negative trials goes; how long we’ve been having the identical argument.  Pubmed’s earliest mention of homeopathy was in 1906, and the first RCT I found in its database was in 1980.  However, the oldest double-blind RCT of which I found record was conducted in 1835 in Nuremberg, Bavaria, and subsequently described in an editorial in 2006 entitled “Inventing the randomized double-blind trial: The Nuremberg salt test of 1835.” Though the trial has its flaws, it was of sufficient quality to satisfy my historical curiosity with a thoroughly depressing answer: 175 years.

The local physicians and public health officials of Nuremberg held an understandably dim view of homeopathy, and as it gained popularity in Nuremburg they became more vocal, and more public, in their opposition:

Von Hoven accused homeopathy of lacking any scientific foundation. He suggested that homeopathic drugs were not real medicines at all and alleged homeopathic cures were either due to dietetic regimens and the healing powers of nature, or showed the power of belief. He called for an objective, comparative assessment by impartial experts. If, as he expected, homeopathic treatment proved ineffective, the government would need to take drastic measures to protect the lives of deceived patients.”

Sounds familiar, doesn’t it?  Nuremburg’s resident homeopath Karl Prue’s defense should as well:

[Prue] pointed out that even children, lunatics and animals had been successfully cured. Based on Hahnemann’s assertions, he challenged Wahrhold/von Hoven to try the effects of a C30 dilution of salt on himself. The odds were 10 to 1, he claimed, that his opponent would experience some extraordinary sensations as a result – and these were nothing compared to the much stronger effects on the sick.”

Eventually a trial was designed and agreed upon by both parties to test the effect of a 30C dilution of salt.  The trial design was surprisingly good, as it was:

Randomized: participants had an equal chance of being in either the control or experimental group

Controlled: participants not given the experimental therapy were given an indistinguishable and inert placebo

Blinded: participants didn’t know if they received the homeopathic dilution or placebo

Double-blinded: the experimenters didn’t know which participants received the homeopathic dilution or placebo, as the placebo and homeopathic dilution were prepared and the vials containing them randomized and coded by people independent from the experimenters.

Well Powered: the trial contained enough participants so that if, as Prue claimed “the odds were 10 to 1… to experience some extraordinary sensations” that it could detect a difference between the two groups.

Transparent: The design, hypothesis, methods and outcomes were agreed upon beforehand and explained in detail to all participants, conducted publicly (in a literal Pub in fact; these people were full of good ideas), results were published quickly, and any deviation from protocol was acknowledged.

Of the 54 people they managed to enroll, 50 completed the study three weeks later by reporting what, if any, “extraordinary sensations” they had experienced following ingestion of their vial.  5 people reported sensations in the homeopathic group, 3 in the control, which was statistically insignificant.  Homeopathy had failed the first of many RCTs.

I am not putting this trial forward as the final (though perhaps it could be considered one of the first) nail in homeopathy’s coffin.  The trial design had areas of potential bias, most notably that the symptoms which qualified as “extraordinary” are not well defined (though a glance at the homeopathic proving of “Natrum Muriaticum” or “table salt” provides some insight into this particular problem), and the fact that it relied upon participants to honestly report all symptoms; a hostile or imperceptive set of participants could easily confound the study.  Nevertheless, on the whole it was solidly designed and executed, particularly when one considers that this is one of the first double-blind, randomized controlled trials ever documented.

Time To Move On

Here we are in 2010, 175 years after the first of legion negative RCTs of homeopathy, yet it persists with the same tired old arguments.  Is there anything to gain from investing more time, money, resources, and ignoring the highly dubious ethics of subjecting human subjects to a trial that has no hope of benefiting them or humanity, just to prove one more time that homeopathy is an utter failure?  No, and here’s why.

I look at the current debate surrounding homeopathy, and I see three primary groups.  The first accepts the last two centuries of scientific progress and evidence and concludes that homeopathy is a delusion unworthy of further study.  They don’t need another trial.

The second believes in homeopathy in spite of the gargantuan volume of evidence; further evidence will do nothing to change their minds.  They don’t need another trial.

The final group is comprised of people who are unaware of the nature of homeopathy or the evidence that already exists.  This final group requires exposure and education; they require World Homeopathy Awareness Week (SBM edition).  They don’t need another trial.

 

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

 

Bron : deredactie.be

Scheiden doet vooral lijden voor ouders

http://www.deredactie.be/polopoly_fs/1.175020!image/3401096536.jpg

PhotoNews

do 25/03/2010 - Het zijn vooral de mensen die scheiden zélf die lijden bij een echtscheiding, en veel minder hun kinderen. Kinderen voelen opluchting als de beslissing is gevallen en willen vooral duidelijkheid. Dat blijkt uit een onderzoek van de UGent en de KULeuven.

Scheidende ouders klagen over materiële, fysieke en emotionele problemen. Hun kinderen hebben last van de conflicten en zien hun ouders liever apart en rustig dan samen en ruziënd. Dat blijkt ook uit het feit dat kinderen van wie de ouders door onderlinge toestemming scheiden, veel minder verdriet hebben dan kinderen die verwikkeld raken in een vechtscheiding.

Het type van verblijfsregeling zou voor kinderen niet veel uitmaken. Terwijl ouders een duidelijke voorkeur hebben voor co-ouderschap, primeert voor kinderen vooral dat ze een goede relatie behouden met hun beide ouders. Kinderen vragen wel duidelijkheid. Zo willen kinderen weten waarom hun ouders uit elkaar gaan en willen ze ook inspraak bij het afspreken van de verblijfsregeling.

 

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

 

Bron : deredactie.be

Wie meer lacht, leeft langer

http://www.deredactie.be/polopoly_fs/1.744181!image/2066808261.jpg_gen/derivatives/landscape470/2066808261.jpg

Belga

do 25/03/2010 - Hoe meer men lacht, hoe langer men leeft. Dat stellen Amerikaanse wetenschappers die zich bogen over 230 foto's uit 1952 van spelers uit de Amerikaanse baseball-competitie. Hun conclusies verschenen in het blad "Psychological Science".

In functie van de uitdrukking op hun gezicht, deelden de onderzoekers de spelers in drie categorieën in. De onbewogen baseballers behoorden tot de groep "geen enkele lach", diegenen die enkel de spieren rond de mond samentrokken werden bij "gedeeltelijke lach" ondergebracht, terwijl de anderen in de groep "grote glimlach" werden gestopt.

De onderzoekers van de universiteit Wayne State stelden vast dat de spelers uit de eerste categorie gemiddeld overleden toen ze 72,9 jaar oud waren. Die uit de tweede groep werden gemiddeld 75 jaar oud, terwijl hun goedlachse collega's gemiddeld 79,9 jaar oud werden.

"De resultaten van de studie stemmen overeen met andere onderzoeken waaruit blijkt dat emoties in positieve verhouding staan tot de mentale gezondheid, de fysieke conditie en de levensduur", luidt het in het artikel. "Meer en meer onderzoeken tonen aan dat basisemoties, zoals blijheid of droefheid, tot reacties leiden die een invloed uitoefenen op het fysieke of mentale welzijn en de levensduur".

 

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

 

 

 

Bron : Plurielles.fr

Catherine Laborde nous parle de l’infidélité

Dans son essai " La douce joie d'être trompée ", Catherine Laborde évoque l'idée d'un amour capable de passer outre la tromperie de l'être aimé. Interview.

 

http://users.skynet.be/academie.levenskunst/vragen%20en%20antwoorden_bestanden/image015.gif

Copyright © <>  

La douce joie... Vous voulez dire l'atroce souffrance ?
Evidemment atroce souffrance... mais aussi douce joie ! Il m'a fallu tout un livre entier pour en parler, car elle est difficile à expliquer. Elle n'a rien de masochiste. C'est une joie qui vient après la souffrance et qui la dépasse.
L'amour connaît beaucoup d'obstacles, mais l'épreuve du feu, c'est la tromperie. Si l'on parvient à la dépasser, c'est que l'amour est toujours là. Cette joie vient de la prise de conscience que l'on aime encore. Si cette vibration est toujours présente après une telle épreuve, c'est que l'amour est assez fort.

 

Une passade, OK... mais une aventure suivie ?
C'est pareil. Il n'y a pas de différence entre un coup de canif et de poignard. C'est toujours une blessure qui fait mal. Qui peut dire qu'une passade d'un soir ne sera pas une histoire d'amour fulgurante ?

 

Il n'y a donc rien à pardonner ?
Non. Lui pardonner voudrait dire qu'on lui reproche d'être ce qu'il est. En amour, il faut une éthique très forte, mais on ne peut s'en référer qu'à soi-même. Il faut être sacrément libre pour cela.

 

Mais si un homme vous aime, comment peut-il supporter votre souffrance ?
C'est son problème, ce n'est pas le mien. Mais quand il me trompe, ce n'est pas contre moi. Il fait ça pour lui. On trompe parce que l'on est attiré par quelqu'un, pas pour faire mal à son conjoint.
Les accès de rancune sont souvent inévitables dans ces cas-là, mais il est inutile de les entretenir et de culpabiliser l'autre. Mieux vaut s'éloigner et se méfier de toute démonstration de sa souffrance.

 

L'infidélité est-elle inévitable ?
Non, je ne pense pas. Mais je n'ai rencontré que des hommes infidèles. Soit je les ai attiré, soit je les ai fabriqué, je ne sais pas... Mais je peux comprendre pourquoi ils ont été infidèles. Quand ce sont les plus beaux, les plus intelligents que vous aimez... Forcément, ils sont convoités par d'autres femmes.

 

Rêvez-vous d'un homme fidèle ?
Non, je rêve de l'homme que j'aime, mais pas de fidélité. Je rêve que l'amour entre nous deux dure toujours. Je pense que l'on peut rester vigilant sans pour autant construire son couple sur le mode des contraintes et des serments. Je n'y crois pas. Et il me semble que l'on ne peut demander à l'autre d'être fidèle, parce que c'est sa liberté.

 

Et vous, prenez-vous cette liberté ?
Non, moi je ne trompe pas, mais ce n'est pas pour des raisons morales. Simplement, je ne sais pas. Quand je tombe amoureuse, j'y mets toute mon énergie. C'est une question de fonctionnement personnel.

 

Que conseilleriez-vous aux femmes trompées ?
Ce que je trouve le plus dangereux dans cette situation, c'est la perte de l'estime de soi. C'est ça qu'il faut sauver en premier.
Au tout début, c'est surtout le regard des autres qui fait mal, mais il n'a aucune importance. Même si c'est difficile de ne pas y penser.
Je conseillerais aux femmes de ne suivre aucun conseil, de se faire confiance. Leur dire que l'on peut toujours dépasser la douleur, soit pour passer à un nouvel amour, soit pour vivre encore cet amour.

 

La douce joie d'être trompée de Catherine Laborde
Editions Anne Carrière

 

Marie-Lucie VANLERBERGHE - le 09/07/2009 

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Bron: gezondheidsnet 17/06/09

 

Samenblijven voor de kinderen is slecht idee

Als hun relatie niet meer goed werkt, kunnen ouders beter uit elkaar gaan. Samen blijven voor de kinderen is absoluut geen goed idee.

ouderlijkeruzie

 

Samenblijven voor de kinderen is slecht idee

Als hun relatie niet meer goed werkt, kunnen ouders beter uit elkaar gaan. Samen blijven voor de kinderen is absoluut geen goed idee.



Volgens een rapport van de Cornell University uit New York zijn kinderen er helemaal niet bij gebaat als hun ruziënde ouders samenblijven “voor de kinderen”.

Onderzoekster Kelly Musick bestudeerde de gegevens van tweeduizend gezinnen om te zien welke impact het geruzie van ouders heeft op kinderen. Die bleek bijzonder groot. Kinderen van ruziënde ouders blijken het slechter te doen op school dan kinderen van gescheiden ouders die in een stabiele situatie zitten. Ze zijn ook meer vatbaar voor drugs, mentale problemen en gedragsstoornissen. Ook hebben ze meer kans om een drankprobleem te ontwikkelen.

Bovendien ondervinden deze kinderen ook later nog problemen door hun vroegere gezinssituatie. Zo hebben ze vaker last van zelfdestructieve trekjes en hebben ze problemen met relaties.

Volgens Musick hebben kinderen uit ongelukkige gezinnen nooit de zekerheid en warmte gevoeld die ze nodig hebben. Therapeute Christine Northam treedt haar daarin bij. “Ouders die samenblijven voor de kinderen zullen nooit liefdevol met elkaar omgaan, waardoor hun kinderen niet weten wat een goede relatie is, laat staan dat ze weten hoe ze relatieproblemen op een positieve manier kunnen oplossen.”

Hoe maak je ruzie?

 


Als je in je huwelijk niet meer gelukkig bent, is het geen goed idee om toch samen te blijven met je partner omwille van de kinderen. Kinderen van ruziënde ouders die zijn immers ongelukkiger dan kinderen van gescheiden ouders.

 

Volgens een rapport van de Cornell University uit New York zijn kinderen er helemaal niet bij gebaat als hun ruziënde ouders samenblijven “voor de kinderen”. Onderzoek van de University of York bij 7.000 kinderen uit de lagere school heeft uitgewezen dat familieconflicten een veel grotere impact hebben op het geluk van kinderen dan bijvoorbeeld leven met een stiefvader of alleen maar één van de ouders.

Samen blijven voor de kinderen is volgens de studie geen goed idee. Vlak na een scheiding zijn kinderen wel het meest ongelukkig van allemaal, maar een jaar na de scheiding kunnen kinderen al weer net zo gelukkig zijn als kinderen die dit soort familieproblemen nooit hebben gekend.

Onderzoekster Kelly Musick bestudeerde de gegevens van tweeduizend gezinnen om te zien welke impact het geruzie van ouders heeft op kinderen. Die bleek bijzonder groot. Kinderen van ruziënde ouders blijken het slechter te doen op school dan kinderen van gescheiden ouders die in een stabiele situatie zitten. Ze zijn ook meer vatbaar voor drugs, mentale problemen en gedragsstoornissen. Ook hebben ze meer kans om een drankprobleem te ontwikkelen.

Bovendien ondervinden deze kinderen ook later nog problemen door hun vroegere gezinssituatie. Zo hebben ze vaker last van zelfdestructieve trekjes en hebben ze problemen met relaties.

Volgens Musick hebben kinderen uit ongelukkige gezinnen nooit de zekerheid en warmte gevoeld die ze nodig hebben. Therapeute Christine Northam treedt haar daarin bij. “Ouders die samenblijven voor de kinderen zullen nooit liefdevol met elkaar omgaan, waardoor hun kinderen niet weten wat een goede relatie is, laat staan dat ze weten hoe ze relatieproblemen op een positieve manier kunnen oplossen.”

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Bron: De Standaard, zaterdag 30 mei

Dit zijn de geheimen van een gelukkig leven

Auteur: Karel Verhoeven

 

Langste opvolgingsstudie ooit geeft haar resultaten prijs

 

Wat moet een mens doen en laten om een goed en gelukkig leven te leiden? Wetenschappers van Harvard onderzoeken de kwestie al zeventig jaar lang in de langste opvolgingsstudie aller tijden.

 

Tussen 1938 en 1942 is de Harvard Study of Adult Development gestart met het volgen van een groep van 268 jonge mannen, eerstejaarsstudenten van Harvard, jongelui die aan de start van een beloftevol leven stonden. Deze elite zou het land gaan leiden - de laatste exclusief blanke generatie, uitsluitend mannen, doorgaans van uitstekende komaf.

Het was een Grote Generatie: tot de selectie behoorden John Kennedy, de latere president, vier toekomstige senatoren, de schrijver Norman Mailer, en Benjamin Bradlee, later de baas van de krant The Washington Post. Verder zaten in de groep rechters in wording, professoren, ceo's, artsen-specialisten - allen bleven anoniem, namen lekten slechts per toeval uit.

Deze mannen zouden meevechten in de Tweede Wereldoorlog, trouwen en succes boeken, struikelen en soms vallen, als middelbare burgers het protest van de jaren zestig gadeslaan, scheiden en hertrouwen, kleinkinderen krijgen, dierbaren verliezen, rijk of minder rijk worden, met pensioen gaan, en soms hun leven herbeginnen.

Al die tijd keek de Harvard Study of Adult Development toe.

Elke twee jaar was er een vragenlijst, elke vijf jaar een medisch onderzoek, elke vijftien jaar een grondig interview.

Bij onverwachte sterfgevallen worden familie, artsen en sociale diensten gecontacteerd. Ook het levensbegin staat geboekstaafd. Lichaam en geest van de jongemannen zijn bij aanvang van de studie op alle denkbare wijzen gescreend. Een sociaal assistente bezocht hun ouders en ondervroeg hun broers en zussen, noteerde wanneer ze stopten met bedplassen en wat ze aten, ondervroeg de huisdokter, vroeg de schoolrapporten op en beschreef het interieur en de sfeer van het ouderlijke huis.

Artsen maten de elektrische activiteit in hun hersenen, namen de staat op van hun organen, noteerden hoe diep hun scrotum hing. Fysiologen en fysio-antropologen berekenden de verhoudingen van hun lichaam. Psychologen lieten hen rorschach-inktvlekken 'interpreteren' en berekenden hun IQ.

En dan waren er nog acht lange gesprekken met een psychiater over hoe ze in het leven stonden, wie en wat ze liefhadden, wat ze over hun ouders dachten, wat ze ambieerden en hoe ze zichzelf inschatten.

De tests vormden het uitgangspunt voor een extra selectie. Als ze een wankele gezondheid of een onstabiele geest aan het licht brachten, werd de jongeman uitgesloten. Want in Harvard wilden ze blakende gezondheid onderzoeken, niet ziekte of verval. 'We willen de krachten analyseren die normale jonge mannen hebben voortgebracht', meldde het persbericht dat de Grant Study wereldkundig maakte op 30 september 1938.

Alle 268 deelnemers waren hoogintelligent, sociaal behendig, gezond van geest. Toch is het zwakte die ons nu, zeventig jaar later, het meeste boeit. Waaraan ligt het dat de ene jongeman in het midden van zijn leven is gestrand, uitgeteld door tegenslagen, en dat de andere op zijn negentigste intens tevreden kan zeggen dat hij zijn levensgeluk tot de laatste druppel heeft uitgeperst en opgelepeld?

Is er een magische formule voor een gelukkig leven?

Helaas niet, moet ook George Vaillant toegeven, de psychiater die de Grant Study de laatste veertig jaar heeft geleid, en die intussen drie keer Amerika is afgereisd om zijn 'Grant men' te gaan interviewen. De studie begon als een strikt wetenschappelijk programma dat eenvoudige antwoorden zou formuleren, strakke richtlijnen, een lijst van 'do's en don'ts', zo stond in het persbericht bij de lancering.

De jongemannen zijn in de loop van die zeventig jaar proefkonijnen geweest voor nieuwerwetse, maar intussen soms lachwekkend achterhaalde theorieën die persoonlijkheid, karakter, psychologie en geestesziekte probeerden te voorspellen of verklaren. Maar eenvoudige antwoorden zijn er nooit gekomen. Veel levenslopen zijn dramatisch inconsequent en ambigu gebleken. Geluk en ongeluk waren nauw met elkaar verweven. Vaillant zocht gaandeweg almaar minder de mosterd bij Freud of Lacan, en wendde zich tot Dostojevksi en Tolstoj, Dickens en Twain, de grote negentiende-eeuwse romanciers van de kronkelingen van het menselijk lot. Om de grote triomfen en tragedies te helpen begrijpen, zijn er nog Shakespeare en Sofocles.

Op basis van de Harvardstudie heeft Vaillant een aangrijpend boek geschreven over gracieus ouder worden, Aging well (2002). Talloze wetenschappelijke artikelen in vele disciplines zijn uit de studie voortgevloeid. Maar als bron van verhalen over de menselijke aard is de Grant Study onuitputtelijk. Nu de mannen aan het einde van hun leven gekomen zijn (de helft leeft nog, ze zijn krasse tachtigers), heeft voor het eerst een journalist toegang gekregen tot de kasten vol ponskaarten en fichebakken, tot de met kroontjespen ingevulde enquêteformulieren waarop de mannen telkens opnieuw de diepte van hun leven probeerden te peilen. Het recente nummer van The Atlantic Monthly doet kond van wat ze daar vonden - geschiedenissen, decennia oude geheimen en doorbroken stiltes. Eén man slaagde er pas tegen zijn tachtigste in om voor zichzelf toe te geven dat hij homo is.

Levens zijn zo adembenemend individueel

Neem 'nummer 141'. Groeide op in een sprookjesfamilie, groot huis, drie badkamers, vader arts. Liefdevol huisgezin, twee zussen, hechte kerkgemeenschap, aardige buurt. Jongen is sportief en erg sociaal. 'De sfeer in dit gezin is er een van harmonie en geluk', schreef de sociaal assistente. Harvard bracht intellectuele triomf, de onderzoekers dichtten nummer 141 'de kwaliteiten van een superieure persoonlijkheid toe: stabiel, intelligent, goed oordelingsvermogen, gezond, met een hoog doel voor ogen, en idealen.' Hij zocht een job waarin hij mensen kon helpen. Het leven is een waardevol geschenk, schreef 141 bij zijn afstuderen.

Toen huwde hij, ging overzees werken, en blijkbaar knakte er iets. Hij begon te roken en te drinken, en toen hij 31 was, kreeg hij 'een duidelijker besef van mijn eigen vijandigheden', schreef hij aan de onderzoekers. 'Vroeger dacht ik dat ik er geen had, wellicht lagen ze te diep begraven en was ik te bang om ze te zien.' Op zijn 18de had hij zijn vader omschreven als 'bedachtzaam, grappig en geduldig', zijn moeder als 'artistiek' en 'civiek'. Maar nu noemde hij zijn vader 'overweldigend' en 'afstandelijk' en zijn moeder 'dominant'. Zij had hem laten aanvoelen dat hij het zwarte schaap was van een illustere familie.

Nummer 141 verdween van de radar van de studie, stuurde geen enquêtes meer terug. Op zijn 47ste beloofde hij toch iets te laten horen, en toen kwam plotseling het bericht van zijn dood. Een onverwachte ziekte. Vaillant spoorde zijn therapeut en zijn vrienden op. Die schetsten het portret van een dolende man die op een boot leefde, graag drugs nam, wel eens meestapte in een vredesbetoging en dan Griekse en Latijnse poëzie debiteerde, maar niettemin een legendarisch gevoel voor humor behield. 'Een van de verbluffendste en charmantste mensen die ik ooit gekend heb', zei een vriend.

Natuurlijk heeft de studie wat opgeleverd aan algemeen advies over goed en beter leven, over waarom iemand zijn koers houdt of een nieuwe koers vindt, en iemand anders de gracht in rijdt: de gelukkigen ondervinden niet noodzakelijk minder tegenslag, ze kunnen gewoon beter met die tegenslag om. Ze hebben een mature manier om pijn, conflict of onzekerheid te verwerken. Niet hoeveel trauma een mens oploopt, is van belang, maar hoe een mens dat trauma verwerkt. De gelukkigen kunnen de ongelukkigen lessen geven in verduren.

Zijn verder factoren met een groot gewicht in de geluksbalans: niet roken (met stip op één als het op fysieke gezondheid aankomt), geen alcohol misbruiken, opleiding, een stabiel huwelijk, een beetje bewegen, en een gezond gewicht houden. Van de 106 Harvard-mannen die op hun vijftigste vijf of meer van die factoren in hun voordeel hadden, vierde de helft zijn tachtigste verjaardag als 'gelukkig-gezond'. Slechts 7,5 procent was 'droevig-ziek'. Van de mannen die drie of minder van die factoren in hun voordeel hadden, kon geen enkele zijn tachtigste verjaardag vieren als 'gelukkig-gezond'. Ze hadden drie keer meer kans om dood te zijn op hun tachtigste dan wie vier of meer factoren in zijn voordeel had.

Ook depressie weegt zwaar op de fysieke gezondheid. Van de mannen die op hun vijftigste met depressie kampten, was nog voor hun 65ste zeventig procent dood of chronisch ziek. Pessimisten lijden ook fysiek meer dan optimisten.

Speel veel, en drink niet

Bill Loman groeide op in een groot landhuis in Virginia, de familie had ook een huis met twintig kamers in hartje New York, met zestien bedienden en acht auto's. In alles wat hij ondernam was Bill Loman absoluut voorbeeldig. Kapitein van het voetbalteam in zijn privéschool, verkozen bij de meest prestigieuze studentenclub in Harvard, afgestudeerd met de grootste onderscheiding. Zijn professoren omschreven hem als 'niet verdorven door zijn rijkdom', 'evenwichtig en zeer aantrekkelijk'. Werd een oorlogsheld, gedecoreerd voor uitzonderlijke moed toen hij met de eerste troepen de Ruhr en de Rijn overstak. Zijn officier omschreef hem als 'uitzonderlijk loyaal, heeft zichzelf onder controle in de meest uitdagende omstandigheden, verliest nooit zijn gevoel voor humor.' Eindigde daarna als tiende in zijn jaar aan Harvard Law School, werd een zakenadvocaat in New York, sleet zijn weekends in exclusieve golf- en bridgeclubs. 'Het is best mogelijk dat deze jongen het erg ver brengt', noteerde de psychiater die hem interviewde voor de Harvardstudie.

Wat heet 'ver'? Op zijn 53ste woonde Loman nog bij zijn moeder. Hij had ooit wel eens seks met vrouwen, maar daar was verder nooit wat van geworden. Hij had geen vrienden. Zijn grootste persoonlijke genoegdoening vond hij in 'het uitdokteren van een uitzonderlijk moeilijk juridisch vraagstuk.' Op zijn 65ste vond Loman nergens nog plezier in. Op zijn 67ste was zijn zakenadvocatenkantoor gekrompen tot 1 man, Bill Loman.

Bill Loman had twee zwaktes. Hij kon niet spelen, kende geen lichtvoetigheid, ging nooit met vakantie, liet niets of niemand nieuws meer toe tot zijn leven. En hij dronk. Alleen in de weekends, zodat zijn carrière er niet onder zou lijden, maar dan dronk hij zich lazarus. Het jaagde iedereen en alles weg. De drank hield zijn wereld klein en zorgde ervoor dat hij sinds zijn dertigste eigenlijk niets opzienbarends meer meemaakte en mislukt stierf. Zijn tijd in het leger was de gelukkigste periode van zijn leven, zei hij in zijn laatste interview.

De bonussen van een goede kindertijd

Wat goed gaat in de kindertijd voorspelt de toekomst veel beter dan wat verkeerd gaat. Het zal niet verwonderen dat een ongelukkige kindertijd vaker tot mentale ziekte leidt en dat een warme kindertijd beschermt tegen mentale ziekte. Van de 56 Harvardmannen met de gelukkigste kindertijd, kregen er slechts 4 een depressie, 6 stierven voor de gemiddelde leeftijd. Zij die een liefdeloze kindertijd doormaakten, hadden drie keer meer kans om te vroeg te sterven (aan zelfmoord, ongeval, longkanker, levercirrose).

Maar hoe ouder, hoe minder sporen de trauma's van de kindertijd nalaten. Een angstig kind wordt een teruggetrokken jongeman, maar op zijn zeventigste is er van die angst niets meer merkbaar. Bij de 75-jarigen is er geen enkel meetbaar effect meer tussen de kwaliteit van de kindertijd en de fysieke gezondheid.

En toch gaan de effecten van een gelukkige kindertijd niet zelden generaties mee: liefdevolle ouders maken gelukkige kinderen en kleinkinderen die liefde kennen. Gelukkige families zijn als bankrekeningen waar de intrest nooit wordt afgehaald: ze worden slapend rijker.

Een kwestie van veerkracht

Artsen op de ziekenboeg van Harvard dachten dat ze met Ted Merton een psychoneuroticus in huis hadden, zo vaak kwam hij klagen over onbestemde symptomen. Merton was een poëtische en gekwelde jongeman. Beleefde een van de meest kille kindertijden van alle Harvardmannen. Tot hij zes was, at hij elke maaltijd alleen in zijn speelkamer. Moeder was neurotisch en vader schoot in alles tekort. Rijk genoeg nochtans: chauffeurs reden hem heen en weer, kindermeisjes volgden elkaar op. Merton werd verpletterd door diepe eenzaamheid. Een therapeut sprak hem moed in: 'Wanneer je aan het einde van je touw komt, leg er een knoop in en hou vast.' 'Maar ik hou me daar al zoveel jaar aan vast!', zei Merton. Toen hij afstudeerde als arts, probeerde hij zelfmoord te plegen.

Tegen zijn dertig aan, begon het tij te keren. Psychotherapie verzachtte zijn zwaarmoedigheid, hij raakte minder snel de put in. De echte opstanding kwam er op zijn 33ste. Hij liep tuberculose op, en werd 14 maanden lang opgenomen in het ziekenhuis. In zijn ziekbed begon zijn 'spirituele ontwaking'. Hij vond sterkte in de herinnering aan een kindermeisje dat toch warmte tegenover hem had getoond en aan de leraren die hem genegen waren. Hij werd een psychiater, genoot van het contact met zijn patiënten, hij vervulde zijn kinderdroom.

In de droesem van zijn rottige ervaringen vond Merton blijkbaar toch iets wat hem van waarde kon zijn, interpreteert Vaillant. Hij voert Merton in verschillende boeken en studies over de Harvardmannen op als voorbeeld van veerkracht. Merton is voor hem een emotionele alchemist, die pijn en crisis weet om te smeden tot mature gouden emoties. 'Die mechanismen zijn analoog aan de gratie waarmee een oester een zandkorrel die hem irriteert, omzet in een parel', schrijft Vaillant.

Al is die oester fragiel. Ondanks twee decennia van psychoanalyse kreeg Merton op zijn 55ste opnieuw te kampen met een zware depressie. Negen maanden opname in een ziekenhuis. Op zijn 60ste volgde een tweede depressie, zijn tweede vrouw verliet hem, hij verloor zijn job, zijn spaargeld, zijn netwerk van collega's. Maar weer kwam hij erdoor. Hij werd een diepgelovig en actief lid van de evangelische kerk. Op zijn 77 was hij opnieuw verliefd, hij speelde nog altijd squash, had een uitgebreid sociaal leven en beleefde 'de gelukkigste jaren van mijn leven'.

Het leven is nooit klaar

De angst waar twintigers durven onder te lijden, dat het leven zou stoppen bij dertig, of ten laatste ergens halverwege de veertig, omdat de kinderen, het huis en het huwelijk keurig geregeld zijn, is volslagen ongegrond. Een mens heeft nooit gedaan met evolueren. Zelfs bij deze Harvard-generatie, die opgroeide in een sociaal en cultureel veel stabielere wereld dan de onze, sloot geen enkele leeftijd dramatische wendingen uit. Andere relaties, nieuwe sociale netwerken, zelfs een volslagen andere houding tegenover de wereld: het is ook nog mogelijk op je zeventigste. Mannen die in hun midlife niet boven het maaiveld uitstaken, kunnen op hoge leeftijd nog uitgroeien tot krachtige charismatische figuren. Bij mannen bij wie het leven wel stopt - zoals bij een man wiens carrière zo hoog groeide tot hij ze niet meer aankon, zodat hij werd ontslagen, waarna hij er nooit meer in slaagde om de draad op te pikken - betekent stilstand smadelijk falen.

Ouder worden is geen synoniem voor bergaf gaan - hoezeer onze op jeugd gefixeerde cultuur ons dat ook inprent. Integendeel. Veel Harvard-mannen voelen zich op hoge leeftijd het gelukkigst. Goede huwelijken groeien bij zeventigjarigen soms nog uit tot erg gelukkige huwelijken. Allerlei kwesties zijn toch niet zo levensbelangrijk gebleken. Er is een leeftijd om op je cholesterol te letten en er is een leeftijd om dat niet meer te doen. Cholesterolniveaus op je vijftigste voorspellen niets over de gezondheid op je 80ste.

Voor zij die maturiteit weten te bereiken, brengt het ouder worden meer tolerantie, grotere toewijding en een grotere lichtheid. Dat helpt het geluk al een heel eind op weg. Een grotere generositeit en openheid, vooral tegenover kleinkinderen en andere jongeren, ... : ouderdom brengt een zekere mentale rigiditeit. Maar veel mannen zien dat niet als verstarring, maar als het vasthouden aan beproefde recepten die voldoening schenken. Waarom veranderen wat goed is om met een niet te lessen dorst het nieuwe achterna te blijven hollen?

Een van de gelukkigste mannen uit de studie, een rechter, gaf in zijn laatste interview zijn formule voor het gelukkig ouder worden: 'Deel met Socrates de zoektocht naar wijsheid, en onthou intussen dat nooit een antwoord gevonden zal worden. Oefen je hersencellen (Hercule Poirot), werk en heb lief (Freud). Toon respect voor de planeet. En blijf niet hangen bij het verleden, tenzij bij herinneringen waarin de zon scheen. Herinner je vooral dat al die problemen die je nooit te boven leek te kunnen komen, intussen bedwongen zijn. Probeer je geen zorgen te maken over de toekomst. It's not over till it's over.'

Geluk maakt geld

Ook de Grant Study levert geen bewijs dat geld gelukkig maakt. Omgekeerd zijn er wel aanwijzingen dat geluk, liefde en affectie wel vaker geld genereren. Niet alleen bij de sociaal goedgeplaatste Harvard-mannen, ook bij controlestudies. Maar eigenlijk blijkt geld weinig relevant. Als puntje bij paaltje komt, maken op de lange termijn vooral menselijke relaties het leven gelukkiger, geholpen door een gezonde dosis zelfrelativering, veel energie en de nodige zelfbeschikking.

Wat heet 'normaal'? 'Bij welke normen bestempelen jullie mensen dezer dagen als 'aangepast' 'gelukkig', 'tevreden' of 'hoopvol', vroeg geval nummer 47 zich af in 1946. 'Als mensen zich hebben aangepast aan een maatschappij die behept lijkt om zichzelf in de volgende decennia te vernietigen, wat toont dat dan over mensen?'

H et was met frisse tegenzin, maar 'Nummer 47' probeerde zich eerst toch in te schrijven in het heersende model. Trouwde jong, kreeg drie kinderen, werkte in public relations. Wilde eigenlijk schrijver worden, maar dat leek een verre droom te blijven. Begon met een glas sherry, dronk zich al snel twee avonden per week lazarus. 'Wel, ik eet te veel, rook te veel, drink te veel alcohol en koffie, beweeg te weinig, eigenlijk moet ik daar dringend iets aan doen', gaf hij in 1964 toe. 'Maar aan de andere kant was ik nog nooit zo productief, en ik ben bang om de grond vanonder mijn voeten te halen door clean te gaan. Ik ben zo aangepast en effectief als de gemiddelde rechtopstaande neuroot kan hopen te zijn.'

Nadat hij ook zijn tweede vrouw had verlaten voor een maîtresse, en dan door zijn maîtresse was gedumpt, kwam hij eindelijk uit de kast. Hij begon ook fulltime te schrijven en te publiceren. 'Het is belangrijk om te zorgen en om te proberen, zelfs al zijn de gevolgen van al dat zorgen en proberen futiel, absurd, of zo toekomstig dat je er nooit wat van zal merken.' Toen Vaillant Nummer 47 in het begin van de jaren zeventig ging opzoeken, woonde hij in een klein appartementje, met een oude sofa, een oude typemachine en een berg afwas in de keuken. Hij raadde Vaillant aan om Joseph Heller te lezen, omdat die de bodemloze tragedie van het conventionele succes van zakenlui zo aangrijpend weet te beschrijven.

Nummer 47 was duidelijk depressief, maar tegelijkertijd vol vreugde en vitaliteit. 'Hij leek wel de leider van een verzetsbeweging', noteerde Vaillant. 'Hij leek echt vrij te zijn van zichzelf.' Nummer 47 ging almaar productiever schrijven, en groeide uit tot een voortrekker van de homobeweging. Hij zocht toenadering tot zijn kinderen en zijn ouders, legde het bij met zijn tweede vrouw, wandelde vaak, en bleef drinken. 'Na een dag met de nekband aan, moet ik de hond loslaten'. Hulp sloeg hij af. 'Ik ben van mening dat hulp doorgaans zinloos en destructief is.' Vaillant vroeg zich af of deze man de uitzondering zou worden die alle regels over psychiatrische gezondheid en alcohol zou breken, dan wel of het noodlot hem alsnog zou bijhalen. Nummer 47 stierf op zijn 64ste. Hij lag onderaan de trap in zijn appartementsgebouw. Volgens de autopsie had hij veel te veel alcohol in het bloed.


 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Bron: De Standaard Online, zondag 03 mei 2009

De bloedige wraak van de braafste burger

Auteur: Tom Le Bacq

Waarom Karst Tates met zijn auto door het publiek raasde, recht naar koningin Beatrix toe 

Hij was zijn werk kwijt, hij zat zonder geld, en vrienden had hij ook niet meer. En toen richtte de doodbrave Karst Tates zijn pijlen op een stel 'perfect gelukkige' mensen: de koninklijke familie.
 

'In naam der koningin'. De vermelding stond boven de bevelen die de 38-jarige Karst Tates kreeg om de achterstallige huur van zijn gelijkvloerse appartement in de Burchtgracht in Huissen te betalen.

'Meneer Bosman, ik heb het al uitgelegd. Ik kan het gewoon niet meer betalen. Heel spijtig allemaal', had hij al gezegd aan zijn huisbaas Sim Bosman. 'Karst had me keurig meegedeeld dat hij zou vertrekken uit het appartement', zegt Bosman daarover. 'Hij deed dat heel correct, ik heb eigenlijk nog nooit zo'n voorbeeldige man gezien. Hij zou nog geen vlieg kwaaddoen.'

Maar die brave borst bleek uiteindelijk in staat tot een monsterlijke daad. De dag voor hij de sleutel van zijn appartement definitief zou moeten afgeven aan de nieuwe bewoners, begon Tates in Apeldoorn aan de moordende tocht in zijn zwarte Suzuki Swift. Zijn uiteindelijke doel: de koninklijke familie. De balans achteraf: zes doden, en acht mensen die nog in het ziekenhuis liggen. Ook Tates zelf overleed donderdagnacht iets voor drie uur. Wat hem bezielde, zal niemand ooit weten.

'Hij was de meest typische man die ik al ooit heb meegemaakt', zegt Tates' huisbaas. 'Dat verbaast me nog het meest: dat hij zo vriendelijk en correct was.'

Harry de Vries, de burgemeester van de gemeente Lingewaard waar Huissen deel van uitmaakt, bevestigt. 'Het was geen einzelgänger , niet iemand die de hele tijd met de gordijnen dicht leefde. Met de buurtbewoners had hij een normaal contact.'

'Er is een verschil tussen hoe je je aan de buitenwereld presenteert, en hoe het innerlijk met je gaat', zegt gerechtspsychiater Lieve Dams. 'Iemand kan perfect normaal voor de dag komen, maar toch met een ernstige pathologie te kampen hebben.'

Een reeks tegenslagen moet Tates in de hoek gedreven hebben. Vorig jaar was hij zijn job kwijtgeraakt als heftruckchauffeur bij Interlanden, een bedrijf dat drukwerk verspreidt. Dit jaar verloor hij zijn job als beveiliger.

'Door die tegenslagen kan iemand steeds verder afgezonderd geraken', zegt Dams. 'De frustratie moet zo groot geweest zijn, dat ze hem over de grens heeft geduwd om een bloedbad aan te richten in de massa.'

Tates had al eens gezegd dat hij 'wraak zou nemen', zegt een vriend van de dader in de Nederlandse krant de Telegraaf . Het speelde zich anderhalf jaar geleden af, toen hij problemen kreeg in zijn vorige woning, een piepklein appartementje in de Kastanjelaan in Velp. 'Als ik mijn huis uit moet, dan hoeft het voor mij niet meer. Dan maak ik er een einde aan. En als mij wat overkomt, pak ik ze allemaal terug', zou Tates toen gezegd hebben.

Dat hij net de koninklijke familie uitkoos als zijn uiteindelijke doelwit, valt perfect te verklaren, zegt Dams. 'Terwijl hij zelf net in de put zit, geïsoleerd is, de ene tegenslag na de andere te verwerken krijgt, ziet hij op Koninginnedag de koninklijke familie gloriëren in een praalwagen. Hij zit aan de grond, zij lijken perfect gelukkig en rijden in een dure stoet. Daar kan hij zich zo op gefixeerd hebben dat het hem tot deze extreme daad heeft aangezet.'

In die moordende raid sleurde Tates wel zes onschuldige burgers mee. 'De frustratie kan zó gegroeid zijn dat hij een ongelooflijke vernietigingsdrang voelde, ook tegenover de mensen die stonden te juichen voor de royals die hij zelf zo verachtte. Dat hij wou afrekenen met dat hele systeem.'

Het 'hele systeem' om een goede burger te zijn. 'De maatschappij van vandaag legt een enorme druk op mensen', zegt Dams. 'Je moét al van kleins af goed presteren op school, later moét je een goedbetaalde job hebben, een mooi huis, je moét het goed doen in je sportclub. Overal moet je de beste zijn, maar in een mensenleven kan dat gewoon niet allemaal. De lat om een goede burger te zijn, ligt vandaag gewoon te hoog. En Tates heeft zich gericht op mensen voor wie dat wel allemaal perfect lijkt te lukken, op zij die een voorbeeld zijn voor het hele land. Politici vormen zo vaak ook een doelwit, denk maar aan Pim Fortuyn.'

Een sluitende methode om dit soort drama's in de toekomst te vermijden, is er niet. 'Je kunt politici of koningen niet in een glazen kastje stoppen', zegt Dams. 'De stoet op Koninginnedag was echt wel goed beveiligd. De grote massa toeschouwers kun je sowieso niet helemaal beschermen. En iedereen controleren die depressief is of in de put zit, is ook onmogelijk. Dit soort tragedies zul je nooit helemaal kunnen voorkomen.'

 

Bedenking

Deze en andere dergelijke tragedies zullen inderdaad nooit voorkomen kunnen worden zolang de modale begoede burger alleen oog heeft voor het eigen comfort en de eigen veiligheid en onverschillig blijft voor de schrijnende ongelijkheid en de economische wanhoop, zowel in onze eigen rijke landen als elders in de wereld. Dat is de voedingsbodem.

De mensen die deze wanhoopsdaden verrichten als criminelen of terroristen bestempelen en er nog meer dure beveiliging, nog meer dure gevangenissen en nog meer politie en lijfwachten tegen aan gooien, zal het probleem niet oplossen.

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

           

 

 

Bron: Elsevier.nl, 26 maart 2009

Draai geldkraan voor 'gekke' kinderen dicht

In Nederland krijgen te veel kinderen een psychiatrisch etiket opgeplakt. Psychiaters, leerkrachten en ouders denken kinderen hiermee te helpen, maar schrijven ze in feite af. Overheid moet ingrijpen en geldkraan dichtdraaien

 

 

Kinderen met ADHD protesteerden in 2006 omdat ze een betere vergoeding wilden voor hun medicijnen


Kinderen met het label ADHD, autisme of een andere stoornis lopen een grote kans om via het speciaal onderwijs in een levenslange uitkering terecht te komen.

Dat lastige of enigszins vreemde kinderen niet per se een stoornis hoeven te hebben, dat een aandoening als ADHD in de loop der jaren kan veranderen of zelfs verdwijnen, dergelijke overwegingen spelen binnen de zwaar gesubsidieerde probleemindustrie niet of nauwelijks een rol.

Inmiddels gaan in Nederland veel meer kinderen naar het speciaal onderwijs dan kinderen in  ons omringende landen. In Nederland groeit het speciaal onderwijs, hoewel bekend is dat probleemkinderen die op gewone scholen blijven betere prestaties behalen.

Vernieuwingen
Een wrange constatering is dat veel kinderen die nu naar het speciaal onderwijs verdwijnen, waarschijnlijk in staat waren geweest om normaal onderwijs te volgen indien de ‘onderwijsvernieuwingen’ – zoals de oprichting van het vmbo, de invoering van de basisvorming en de schaalvergrotingen – in de jaren ’90 achterwege waren gebleven.

Voor minder getalenteerde kinderen zijn de eisen die het huidige reguliere onderwijs stelt te ingewikkeld. Maar dit wil niet zeggen dat bij hen een steekje los zit.

Ingrijpen
Het is tijd dat de overheid ingrijpt door de toegang tot het speciaal onderwijs te bemoeilijken en de geldkraan deels dicht te draaien. Ook zouden psychiaters, leerkrachten, gedragsdeskundigen én ouders vraagtekens moeten stellen bij het functioneren van een probleemindustrie, die kinderen die enigszins afwijkend gedrag vertonen ‘abnormaal’ verklaart en massaal afschrijft.

Als ouders minder onzeker zouden zijn in de opvoeding, leraren meer gezag toonden en psychiaters de waarde van modieuze diagnoses als ‘PDD-NOS’ ter discussie durfden te stellen, zouden zij veel kinderen die nu met een stigma rondlopen een grote dienst bewijzen.

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Het dieet doet er niet toe

Auteur: Wim Köhler, © NRC Handelsblad

Welk dieet je volgt, Atkins of Ornish, maakt geen verschil voor hoeveel je afvalt, blijkt uit onderzoek.

Er is veel onenigheid over welk dieet het beste is: wel eiwit, geen eiwit, enzovoorts. Het blijkt allemaal niks uit te maken. Het gaat echt om gedrag.

Diëten met veel of weinig vet, met veel of weinig koolhydraten, met hoog of laag eiwitgehalte: in hun effect verschillen ze niks van elkaar. Na een half jaar is iedereen gemiddeld zes kilo kwijt. En bij de doorzetters is daar na twee jaar nog gemiddeld vier kilo van over.

Die conclusie trekken Amerikaanse onderzoekers uit het grootste en langdurigste onderzoek dat ooit werd gedaan naar het onderwerp, waar de afgelopen decennia veel dieethypes op werden gebouwd. In het onderzoek lieten ruim achthonderd te dikke mensen - goed gemotiveerd om af te vallen - door het lot bepalen welk van vier diëten ze twee jaar lang zouden volgen. Vet, koolhydraat (dat zijn suikers en zetmeel) en eiwit zijn de drie voedingsbestanddelen die samen alle calorieën leveren. Het onderzoek is gepubliceerd in The New England Journal of Medicine.

Bij afvallen gaat het erom minder calorieën binnen te krijgen, concluderen de onderzoekers.

In een begeleidend commentaar gaat de Nederlandse voedingshoogleraar Martijn Katan nog een stapje verder: 'We hebben geen nieuwe dieetonderzoeken meer nodig, we zijn toe aan een paradigmaverandering. Net als cholera is obesitas geen ziekte die door individuen kan worden opgelost; er is een aanpak vanuit de gemeenschap nodig.'

Het inzicht dat diëten meer een kwestie van gedragsverandering dan van voedingsamenstelling is, dringt langzaam door.

Maar de afgelopen decennia was dat inzicht ver te zoeken. De modes wisselden. Het Atkins-dieet - met weinig koolhydraten (low-carb) en veel vet was in de jaren zeventig van de vorige eeuw favoriet en een paar jaar geleden weer. In de tussentijd beleefde bijvoorbeeld het Ornish-dieet zijn hoogtepunt, dat juist weinig vet (low-fat) en veel koolhydraten bevat. De diëten werden semiwetenschappelijk onderbouwd: dat vet beter verzadigt, dat eiwit meer energie kost om te verteren.

Atkins en Ornish bereikten de status van dieetgoeroe in de Verenigde Staten, zoals dat Montignac in Europa lukte. Bij hem mochten vetten en koolhydraten niet in één maaltijd worden gecombineerd. De discussies liepen hoog op: er zijn tegenstanders van Ornish die de enorme zwaarlijvigheidsepidemie in de Verenigde Staten toeschrijven aan de door Ornish gepropageerde hoge koolhydraatinname.

Het nu gepubliceerde onderzoek had voldoende deelnemers om na twee jaar een verschil van 1,7 kilo lichaamsgewicht, veroorzaakt door verschillen in de inname van vet, koolhydraten en eiwit, te kunnen meten. Maar dat verschil was er niet.

'De kritiek van de high- of juist low carb-aanhangers zal zich wel richten op de dieetontrouw van de deelnemers,' zegt Katan in een telefonische toelichting. De deelnemers hielden zich gemiddeld maar een half jaar goed aan het opgelegde dieet. In die tijd verloren ze ook het meeste gewicht, met welk dieet maakte niet uit. Metingen aan gewicht, urine en bloed van de deelnemers wezen uit dat ze uiteindelijk gemiddeld over de twee jaar dat het onderzoek duurde maar 250 kilocalorieën per dag minder aten dan de hoeveelheid die nodig was om op gewicht te blijven. Doel was 750 kilocalorieën minder.

'Maar meer van dit soort dieetonderzoek hoef ik niet te zien', zegt Katan. 'Wat we moeten weten is of het helpt om frisdrankautomaten uit scholen weg te halen, of het helpt om schoolkinderen meer gymles te geven. Het experiment waarbij je twintig wijken ruim van fietspaden voorziet en twintig andere wijken niet, en daarna het effect op obesitas meet, dat moet ook nodig gedaan worden. En ontbijten. Dat je moet ontbijten om niet dik te worden, die boodschap heeft langzamerhand de status van natuurwet bereikt. Maar er is geen bewijs voor. Al die briljante voor de hand liggende oplossingen die iedereen nu bedenkt, daar moet nodig van bewezen worden of ze werken.'

'Te lang', vervolgt Katan, 'hebben vetzuchtonderzoekers gedacht dat ze fysiologie bedrijven. Zolang je de werking van vitaminen op bepaalde ziekten, of de invloed van kalium op hoge bloeddruk onderzoekt, dan klopt dat, maar als je wil weten wat iemand moet eten om minder te eten, dan bedrijf je gedragswetenschap. Dat heeft met moleculen in de voeding niets te maken.'

In het commentaar wijst Katan naar een mooie maatschappelijke aanpak. In de Noord-Franse dorpen Fleurbaix en Laventie is halverwege de jaren negentig de hele gemeenschap succesvol gemobiliseerd - van burgemeester tot bakker, van onderwijzer tot fietsenmaker - om kinderen meer te laten bewegen en minder te eten.

Dat project bestaat inmiddels op Europese schaal, als Epode. Dat is een acroniem voor ensemble, prévenons l'obésité des enfants.

De Britse premier Gordon Brown en de Duitse bondskanselier Angela Merkel hebben zich inmiddels persoonlijk achter die aanpak geschaard, vertelt Tommy Visscher, obesitasonderzoeker aan VU-Windesheim in Zwolle. Er zijn projecten gestart in ruim tweehonderd Europese steden en dorpen.

Katan: 'Als je dit soort projecten opzet, staan de burgemeesters in de rij. Maar er is wetenschappelijk bewijs nodig. Want als je echt gaat snijden, zoals het vervangen van parkeerplaatsen door speelveldjes, zodat iedereen zijn auto een stukje verderop moet parkeren, dan heb je bewijs nodig dat zo'n maatregel zin heeft. Anders laten mensen zich niet overtuigen.'

© NRC Handelsblad

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Uit Knack.be  25/03/2009 10:00

De mentale macht van de mens

Zelfs evolutiebiologen hebben het er soms moeilijk mee te aanvaarden dat de menselijke hersenen onderhevig zijn aan hetzelfde proces van natuurlijke selectie dat andere aspecten van ons functioneren stuurt.

Charles Darwin was wat dat betreft consistent: ook de menselijke hersenen zijn het resultaat van graduele kleine veranderingen (verbeteringen) die finaal tot bewustzijn en moraliteit geleid hebben.

Maar tijdgenoten als Alfred Russel Wallace, nochtans een vurige verdediger van het Darwinisme, maakten een uitzondering voor de menselijke hersenen. Daar moest een vorm van sturing achter gezeten hebben.

Natuurlijke selectie overboord

Vandaag gelooft geen enkele ernstige wetenschapper in het bestaan van sturing achter de ontwikkeling van onze hersenen, maar er duiken wel aanwijzingen op dat zij (en dus wij) niet noodzakelijk volledig door natuurlijke selectie worden gevormd. Door onze culturele ontwikkelingen (zoals technologie en geneeskunde) krijgen wij een steeds grotere greep op onze omgeving, waardoor wij natuurlijke selectie steeds meer overboord gooien.

Wij halen er veel door wat de natuur zou wegselecteren, en houden dat vervolgens zo lang mogelijk in leven.

Zo is de noodzaak tot het opruimen van genetische fouten minder dwingend geworden. De mens stapelt steeds meer mutaties in zijn lichaam op, waarvan sommige ons leven moeilijker zouden kunnen maken. Onze techniek maakt dat een eventueel lichamelijk falen niet per definitie een probleem wordt.

Capaciteit tot leren

Anderzijds worden vele moderne gedragingen waarschijnlijk niet in de genen vastgelegd. Daarvoor evolueert onze cultuur te snel. Onze biologie kan niet volgen.

Maar omdat wij de capaciteit tot leren hebben meegekregen, is dat evenmin een probleem: door leergedrag bewaren wij voldoende flexibiliteit om ons aan te passen aan steeds wisselende omgevingsomstandigheden.

Sommige gedragingen hebben duidelijk een universeel karakter. Andere zijn sterk cultuurgebonden, maar zelden zo strikt dat aanpassing aan een andere cultuur onmogelijk is.

Zoveel mogelijk opties openhouden is de beste strategie om het als mens goed te doen.

Dirk Draulans

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Bron: De Morgen 28 februari 2009

 

De noodkreet van kinderpsychiater Peter Adriaenssens

 

door Bart Eeckhout


'De kloof van winners en losers bij onze jeugd groeit'
Wijd en zijd staat de Leuvense kinderpsychiater Peter Adriaenssens (54) bekend als de man van de genuanceerde boodschap en de zachte waarden. Tot vandaag. 'We dreigen dertig procent van onze jongeren te verliezen in probleemgedrag. En dat is onze collectieve verantwoordelijkheid.' Een monoloog als alarmkreet.

 

Elk interview heeft zijn aanleiding. Voor dit interview volstaat het om lukraak de krant open te slaan om een aanleiding te vinden. Er is de veroordeling van Kenny Bolle, de jongeman die in Oostende Bart Bonroy doodstak voor een sigaret. Er zijn de naweeën van de moordpartij in de kindercrèche in Dendermonde. Of neem de recente aanval van een jongerenbende op een school in Alleur. Een andere jongerenbende stak een zestienjarige in Anderlecht neer om zijn gsm. En er kan eens gelachen worden met Alfie uit Eastbourne, dertien jaar en al papa, maar eigenlijk is ook dat een diepdroevig verhaal vol tienerellende.
Zijn we collectief geobsedeerd door probleemgedrag van jongeren, of is er echt wat aan de hand met onze jeugd? Het tweede helaas, vreest Peter Adriaenssens. Van deze autoriteit in de kinderpsychiatrie, die naam maakte door met zachte stem de nuance te prediken, komt dit antwoord als een verrassing. Adriaenssens zit op een wier, zoals dat in schoon Vlaams heet. Ook hij ziet de probleemgevallen toenemen, en hij wil daar niet langer over zwijgen.
Peter Adriaenssens: "De opeenvolging van incidenten heeft de normale grenzen overschreden. We kunnen ons allemaal wel iets voorstellen bij baldadig tienergedrag, maar vandaar is het een erg lange weg naar Hans Van Themsche of Kim De Gelder. Tot nu toe hebben wij, de experts, er vooral op gewezen dat je dergelijk uitzonderlijk moorddadig gedrag nooit helemaal kunt uitsluiten en dat er geen reden is om aan te nemen dat geweldpleging in het algemeen bij jongeren ook effectief toeneemt. Ik stel me, eerlijk gezegd, vragen bij die sussende boodschap. Ze klopt simpelweg niet meer."

Geweld als identiteit

"Eigenlijk baart de aanval op de school in Alleur me meer zorgen dan de moordpartij in Dendermonde, hoe verschrikkelijk die feiten ook mogen zijn. Kim De Gelder kun je nog in de logische context plaatsen van een individuele psychose, met Alleur lukt dat niet langer. Voor dergelijke gevallen heb ik geen geruststellende argumenten meer. Dat soort gewelddaden doet denken aan gelijkaardige fenomenen in de VS en in Groot-Brittannië. Dit gaat niet om geïsoleerde, gevaarlijke doders, maar om een grote groep jongeren die zich uitgesloten voelen. Om zich toch een profiel te kunnen aanmeten in de samenleving kiezen zij voor vandalisme. Het geweld is hun identiteit.
"Tien jaar geleden werd 20 procent van de jongeren als zeer problematisch beschouwd. Vandaag spreken we al over 30 procent. Daarvan vertoont 4 procent werkelijk crimineel gedrag. Tel daarbij de jongeren met emotionele en gedragsstoornissen - 12 tot 20 procent - en de jongeren met fasegebonden gedragsmoeilijkheden en je komt aan 30 procent. Kunnen we er ons als samenleving bij neerleggen dat we het talent van 30 procent van onze jeugd overboord gooien? Is dat de tol die we moeten betalen voor ons samenlevingsmodel?
"In de VS wordt de helft van de jeugd problematisch genoemd. Uit de VS en Groot-Brittannië leren we ook dat dat cijfer elke tien jaar toeneemt. We weten niet of dat bij ons ook zo is, maar we hebben reden om ongerust te zijn. Let op, je zou kunnen zeggen dat het nog meevalt. Er is per slot van rekening een grote groep gelukzakken van 70 procent waarover we ons niet te veel zorgen moeten maken. In vergelijking met alle commerciële verleidingen en problemen in de opvoeding mag je blij zijn dat er nog zo'n grote meerderheid is die weerstand biedt.
"De kloof tussen die twee groepen jongeren wordt verontrustend groot. De afvallers bieden tegen elkaar op in hun conflict met de samenleving. Dat is de groeiende groep lastpakken. Het gevolg is dat het grote publiek maar twee groepen jongeren ziet: de goeden en de criminelen. De waarheid is genuanceerder. Achter een relatief kleine bende criminelen gaat een veel grotere groep schuil van probleemjongeren schijnbaar ongenaakbare lastpakken waar niemand nog iets aan te zeggen lijkt te hebben. Dat zijn de ettertjes die iedereen wel kent: ze duwen en trekken op de bus, halen hun voeten niet van de bank in de trein, krassen op auto's, spijbelen op school en experimenteren met drugs.
"Het grote publiek scheert hen allemaal over de kam van de criminelen. Allemaal naar Everberg! Je mag nog zoveel gesloten instellingen bouwen als je wilt, dat verandert niets aan de grond van het probleem. Op die manier ontslaan we onszelf van onze collectieve verantwoordelijkheid. Ik kan hier voor de tachtigste keer vertellen dat dat te maken heeft met een verlies van verbondenheid, maar dat verandert niets aan het probleem. Je krijgt een aai over je bol, maar er wordt niets aan gedaan. Terwijl de boodschap erg simpel is: als het fout loopt met jongeren is dat de verantwoordelijkheid van ons allemaal."

De tol van consumptiepsychiatrie

"Die kloof zit zelfs in de werking van de kinderpsychiatrie. Er is de 'gelukkige groep', die misschien zelfs te veel zorg krijgt, terwijl de echte probleemgevalllen niet eens bijtijds opgemerkt worden. Dat is de tol van de consumptiepsychiatrie, waarbij sommige bezorgde ouders pas rust vinden als ze een diagnose voor hun kind krijgen. De psychische kwaal wordt voor hen een soort modeverschijnsel. Tegelijk zie je dus dat kinderen die begeleiding nodig hebben compleet aan hun lot overgelaten worden. In de instelling in Everberg ontmoet ik gastjes die hun mentale problemen bijna als een zwaailicht meedragen, maar die hebben nog nooit van hun leven een hulpverlener gezien. Of neem dat proces in Brugge over dat jongetje dat door zijn vader doodgefolterd is. Dat jongetje was twee jaar lang niet naar school gegaan. En niemand heeft zich daar ooit een vraag over gesteld.
"Hoe komt het toch dat zulke kinderen tussen de mazen van het net blijven glippen? Dat moet ons hulpverleners tot introspectie dwingen. Bereiken wij wel voldoende de mensen die we moeten bereiken? Er zijn ouders die twintig keer op spoedgevallen hebben gestaan met hun kind omdat het psychotisch gedrag vertoont. Telkens weer worden ze naar huis gestuurd door de psychiater omdat er voor hen geen spoedopname voorhanden is. En er zijn kinderen die wel opgenomen worden maar in de psychiatrische instelling een opvoeder in elkaar slaan en weer aan de deur gezet moeten worden. Om hen te helpen, hebben we blijkbaar geen middelen. Maar elk kind dat wat te veel op zijn stoel wiebelt als ADHD'er diagnosticeren, dat lukt dan weer wel. Daar wringt iets.
"Ook als er een psychische aandoening meespeelt, blijft de rol van ouders cruciaal. We weten dat bijvoorbeeld bij schizofrenie de kans op recidive niet zo groot is, als de betrokkene in een hecht verband opgenomen kan blijven. Terwijl je net dan vaak ziet dat bij kinderen met ernstige delicten op de kerfstok de ouders er de handen vanaf trekken. Dat is een vorm van kindermoord. Je geneest niet zonder liefde. Elk kind heeft een doel nodig dat het waard is om voor te herstellen. In Everberg krijgt driekwart van de jongens nooit bezoek van de ouders. Vaak is die verstoting een extra sanctie. Waarom zouden ze dan hun gedrag veranderen? Die verwerping bevestigt hen in hun oordeel dat ze het alleen tegen de samenleving moeten opnemen. Meer nog, in plaats van schuldbesef nemen ze een slachtofferrol aan.
"Ik stoor me aan de vrijblijvendheid waarmee met de alarmerende cijfers wordt omgegaan. Daarom wil ik niet langer zwijgen. Het gaat echt de foute kant op, maar ik voel nergens een sense of urgency, tenzij om meer jeugdcellen te bouwen. Repressie is de keuze van de gemakzucht, niet van de overtuiging. Het is perfect te budgetteren wat een jeugdgevangenis kost. Dat sust het geweten, en het publiek is ook tevreden. Iedereen denkt dat het probleem aangepakt wordt, maar het haalt in werkelijkheid geen zier uit.
"Het welzijn van onze samenleving hangt echt niet af van de vraag hoeveel sloten er op de deur staan. Maar je ziet dat elke poging tot debat over probleemjongeren toch daar weer op uitdraait. Meer straffen, meer jeugdgevangenissen, nu zelfs bewaking voor de kindercrèches. Allemaal goed bedoeld wellicht, maar het blijft schrijnend om te zien hoeveel geld er wordt gestopt in de illusie van dergelijke fastfoodoplossingen. Natuurlijk is een samenleving geschokt als een jonge moordenaar in een crèche binnendringt. Het is een zegen dat die oprechte gevoelens hier tenminste nog geuit kunnen worden. In de VS worden zelfs geen vragen meer gesteld bij een zoveelste school killing. In die reactie tonen we ons plots wel weer in staat tot verbondenheid in stille betogingen en treurmarsen. Alleen moeten wij de eerlijkheid hebben om te zeggen dat meer repressie niet het antwoord is.
"Overal neemt de roep toe om een onderwijs met strenge normen. De oplossing is niet dat alle verworvenheden van de laatste jaren op de schop gaan. Dat zou de definitieve splitsing zijn van de jeugd in winners en losers. Maar tegelijk moeten jongeren wel een duidelijk kader krijgen waarbinnen ze zichzelf kunnen ontplooien. Dat betekent dus dat een kerel die het uithangt de klas uit moet, punt. Desnoods moet hij van school. En als een politieagent optreedt op straat moet dat gevolgen hebben. Anders stimuleer je de straffeloosheid. Maar blijf ook het positieve appel aan jongeren doen. Schakel jongeren in om zelf het verkeer te superviseren in hun schoolbuurt. Laat ze zelf als steward een oogje in het zeil houden op de bus of tram. Onderzoek leert dat werken met buddy's efficiënt is. Jongeren worden te weinig aangesproken op hun verantwoordelijkheid. Het gaat altijd over mogen en kunnen, zelden over verantwoordelijkheid nemen."

Minister van 70 procent van de jeugd

"Wij hebben ontelbaar veel ministers die bevoegd zijn voor wat jongeren aangaat. Die versnippering van middelen is contraproductief. In Nederland hebben ze een tijdje een minister van het Kind gehad, die de coördinatie over al die bevoegdheden en problemen op zich nam. Hier lopen we elkaar voortdurend voor de voeten. Wat ik mis, is een beetje eenheid in het beleid. Laten we over alle bevoegdheden heen een top 10 opstellen van de dringendste behoeften.
"Onze minister van Jeugd (Bert Anciaux, sp.a, BE) blijft, alle goede bedoelingen ten spijt, vooral een minister van 70 procent van de jeugd. Hij heeft het over jeugdhuizen en scouts, over stemrecht en kinderrechten. De jongeren die uitvallen, die andere 30 procent dus, zijn vooral een zaak van onderwijs, arbeid, maar ook welzijn en justitie. Zo kan het dat sommige kinderen nooit op de radar verschijnen, terwijl we elkaar in andere gezinnen voor de voeten lopen met wel zes verschillende experts, allemaal vanuit een andere bevoegdheid.
"Wij hebben alleen hulpverlening onder de vorm van een klaagcultuur. Pas als je komt zeggen dat je een probleem hebt, kunnen we beginnen te zoeken naar een oplossing. Dan ben je wel erg afhankelijk van de timing van de klager zelf en van de wachtlijst bij de hulpverlening. Als je al dat geld dat vandaag al in jeugd wordt geïnvesteerd nu eens in een pot zou steken, zou je een veel gerichter beleid kunnen voeren. Ik pleit voor een uitbreiding van de begeleiding van Kind & Gezin. Elk gezin met een baby zou opvoedingsondersteuning moeten krijgen, en die steun zou moeten doorlopen tot zes, zeven jaar. Op die manier ontstaat er een positieve relatie tussen ouders en ondersteuning, kunnen problemen snel gedetecteerd worden en zullen de ouders ook sneller aanvaarden van de expert dat hun kind een aparte aanpak moet krijgen.
"In Vlaanderen leeft het debat over probleemjongeren zo fel omdat we, eigenlijk puur toevallig, getroffen zijn door extreem gewelddadige jongeren die niet uit probleemgezinnen komen. Als Kim De Gelder een allochtoon was geweest, dan was dat verhaal meteen geclassificeerd als de overtreffende trap van de Marokkaanse hangjongeren. Dat lukt nu niet. Wat schokt ons? Het had ook mijn kind kunnen zijn. Dat is, los van het verschrikkelijke drama, een kans voor de samenleving. Het toont de gaten in ons systeem."

Grote mond, eenzaam hartje

"Het fundamentele probleem van jongeren vandaag is eenzaamheid. Volwassenen schrikken zich rot als je daarover begint. Hoezo eenzaam? Tieners praten niet anders dan over hun vriendjes. Achter al dat lawaai, gechat en ge-sms zit evenwel vaak een klein en eenzaam hart verscholen. Op tienerleeftijd moet je het complexe evenwicht leren te vinden tussen op jezelf zijn en samenleven met anderen. Tieners trekken zich terug achter een muurtje en hangen uren zwijgend voor de tv. Dat is belangrijk want in die eigen wereld leer je jezelf kennen, maar je schuurt daar wel tegen de gevaarlijke grens van de eenzaamheid. Als je je op jezelf terugtrekt, kun je namelijk snel het idee krijgen dat daarbuiten niemand op je zit te wachten. En dus stellen ze extreem gedrag om toch nog iemand te kunnen zijn.
"Het is voor jongeren erg moeilijk geworden om zich nog te onderscheiden. Vele volwassenen delen bijvoorbeeld hun alternatieve muziekkeuze of hun modetrends. Vroeger was je al een rebel als je naar The Beatles luisterde, nu staan er op de weide van Werchter evenveel dertigers en veertigers als tieners. Hetzelfde geldt voor alle cultuuruitingen: schandaalliteratuur die door ouderen verketterd wordt? Bestaat niet meer. Erger nog, de volwassenen hebben de jongerenwereld ontdekt en bouwen daar een industrie rond. Je telt vandaag alleen mee als je een gsm met een video hebt. Dan experimenteren jongeren daar maar mee. Vandaar de seksvideo's van minderjarigen op internet of de filmpjes van jongeren die in groep schoolgenoten in elkaar slaan.
"Ik geloof niet dat zoveel jongeren een mes dragen om zich te kunnen verdedigen op de speelplaats. Ze doen dat om zichzelf een stijl te geven, omdat de industrie hen zegt dat het cool is om met zo'n gevaarlijk gekarteld of gebogen ding rond te lopen. En er is niemand meer die tegen hen zegt dat ze geen mes nodig hebben. Toen de moordpartij in Dendermonde plaatsvond, was ik toevallig voor een congres in de VS. Mijn collega's hebben eens meewarig gelachen toen ze het nieuws hoorden. Daar had je dan het gidsland België met zijn strenge wapenwet. Blijkbaar zijn we niet in staat om messen uit onze winkelvitrines te bannen.
"Ook de vorming van jongerenbendes vertrekt vanuit het verlangen om ergens bij te horen, de eigen eenzaamheid te doorbreken en een identiteit aan te nemen. De volgende stap is dan dat je in groep een school binnenloopt om met baseballknuppels de boel kort en klein te slaan. Je ziet er zo de filmische opzet door. Die jongeren vinden het niet eens meer nodig om hun identiteit te verbergen, integendeel, ze willen net in de kijker lopen, iemand worden. Ze vinden het ook helemaal niet erg om dan opgesloten te worden in Everberg. Daar ontlenen ze net hun identiteit aan. De grens die jongeren moeten overschrijden om iets te betekenen komt steeds verder te liggen. Bij het comazuipen, bij tienerzwangerschappen, bij extreem geweld."

Niet-volgroeide hersenen

"Er is een verschil tussen iemand loslaten en iemand aan zijn lot overlaten. Je laat iemand het best los door hem goed vast te houden. Dat doe je niet door 85 regeltjes voor uitgaan op te leggen, wel door oprecht geïnteresseerd te zijn in de leefwereld van jongeren. Daar loopt het vandaag goed fout. Uit een recente jongerenenquête is gebleken dat 60 procent van de ouders meende dat je een zestienplusser geen regels meer moet opleggen. Uit de neurobiologie leren we nochtans dat de hersenen van een zestienjarige nog niet volgroeid zijn. Er is dus nog sturing nodig op die leeftijd. Ouders geloven evenwel dat hun rol op die leeftijd uitgespeeld is. Net als de ouders de rol lossen, gaan jongeren het gevoel krijgen dat het niemand wat kan schelen wat ze uitvreten. Dat jongeren zelf wat afstand nemen en zich wat egoïstisch gedragen om hun territorium af te bakenen, is perfect normaal. Het probleem is dat wij als ouders en als samenleving die jongeren aan hun lot overlaten en ze daardoor op een gevaarlijk spoor sturen.
"Eigenlijk komt het ons allemaal goed uit om problemen met jongeren zoveel mogelijk te pathologiseren. Dan ontsla je jezelf van elke verantwoordelijkheid. Het zit in zijn koppeke, niet in ons gezin. De boodschap die we het minst graag horen is dat we een collectieve verantwoordelijkheid dragen bij het mislopen van gedrag van jongeren. We horen niet liever dan dat het weer een miskende schizofrenie is. De problemen die jongeren stellen, zijn een spiegel van onze samenleving. Als je daar niet in durft kijken, dan vereng je de aanpak tot remediëring en repressie.
"Dit is natuurlijk de schrik van alle ouders: je maakt je zorgen over je kind en het verhaal eindigt bij je eigen tekort. Opvoeding maakt een verschil, maar is niet zomaar de allesverklarende oorzaak van probleemgedrag. In een gezin waar alle kinderen verwaarloosd worden, zie je dat er toch kinderen zijn die zich redden en zelfs hun verantwoordelijkheid nemen om hun broertjes en zusjes te helpen. Niemand wordt blanco geboren. Probleemgedrag spruit voort uit de combinatie van eigen aanleg en opvoeding.
"Een problematische opvoeding verhoogt wel het risico op de ontwikkeling van probleemgedrag bij de groep met een kwetsbare aanleg. Kinderen uit een vechtscheiding zijn zwaar oververtegenwoordigd in de probleemgroep. Omgekeerd komen er ook heel wat problemen voort uit de plotse renaissance van het kroostrijke gezin. Theoretisch telt een Vlaams gezin nog altijd gemiddeld twee kinderen, maar in nieuw samengestelde gezinnen heb je twee kinderen van de ene ouder en twee van de andere en dan nog eentje van hen beiden. Niet iedereen is erop voorzien om een groep kinderen op te voeden. Dat zorgt voor complexe opvoedingssituaties met kinderen met verschillende statuten: de enen komen slechts om de veertien dagen langs, de anderen zijn er altijd. Soms wordt het daardoor gewoon praktisch moeilijk om samen te zitten en te praten met elkaar. Waar het nest uit elkaar valt, groeit het risico op problemen.
"Tot mijn grote verbazing wordt er nauwelijks aandacht besteed aan de groeiende armoedekloof in ons land. Alsof we dat zomaar te accepteren hebben dat intussen al 13 à 14 procent van de bevolking onder armoedegrens gezakt is. Wat we zeker weten uit de kinderpsychiatrie dat leidt tot ontsporing van jeugd is ten eerste de armoede en ten tweede sociale uitsluiting. Laat dat nu net twee oorzaken zijn die je als samenleving behoorlijk kunt aanpakken: zorg voor voldoende en divers onderwijsaanbod, opvang voor wie in de knoei zit, en voer een sociaal beleid waarbij je de top voldoende afroomt om de bodem omhoog te kunnen trekken.

Samenleven moet je leren

"Ergens onderweg zijn we de vaardigheid verloren om in groep te leven. Daarom zou het niet slecht zijn als we dat ook weer aanleren. Zoals we vroeger communicatietrainingen gaven om mensen te leren zichzelf te uiten, zo hebben we misschien vandaag oefening in gemeenschapsdenken nodig. We moeten onze jongeren verplichten vrijwilligerswerk te gaan doen. Maak in een onderwijscurriculum, ja zelfs aan de universiteit, tijd vrij voor vrijwilligerswerk, waarbij iedereen zelf mag kiezen welke dienst hij de gemeenschap wil bewijzen. Keuze zat, want zowat alle vrijwilligersorganisaties kampen met tekort aan mankracht.
"We doen graag meewarig over de Wetstraat, maar veel gezinnen zouden een voorbeeld kunnen nemen aan onze politici. Ze praten tenminste nog met elkaar. Goed, we hebben nog geen oplossing voor B-H-V, maar we hebben ook nog altijd niet elkaars schedel ingeslagen. Intussen groeit er wel een nostalgisch verlangen naar vroeger: in plaats van de huidige dialoog vanuit gelijkwaardigheid wil men terug naar de tijd van respect en autoriteit. En dus komt de koning in beeld, of Wilfried Martens, in de hoop dat dat oude mechaniekje van respect nog zou werken. Grote consternatie als de huidige generatie politici zich daar niet te veel van aantrekt en gewoon doordoet. Zo zouden we ook over ons gezinsleven moeten denken. Het is niet de terugkeer naar de lijfstraffen die ons zal redden. Ouders moeten dialogeren met hun kinderen, niet dreigen met de broekriem.
"Ik besef dat mijn alarmkreet misbruikt kan worden om de roep om meer repressie nog te versterken. Het is een nostalgie naar simpele oplossingen voor complexe problemen. Bijna op een lacherige manier wordt vandaag weer geaccepteerd dat je een kind mag slaan. Want in onze tijd gebeurde dat ook en wij gehoorzaamden wel, meneer. Of neem de boot camps van de Dedecker. De nuance is dat opvoedingskampen, wat nog wat anders is dan militaristische boot camps, voor een zeer beperkt deel van de probleemjongeren ook echt zouden kunnen werken, maar dat krijg je nooit uitgelegd. Het probleem is dat er politici rondlopen die de bevolking wijsmaken dat die heel specifieke remedie voor een zeer kleine doelgroep toegepast kan worden op alle lastpakken. Zo criminaliseer je straks wel 30 procent van de jeugd."
Ouders trekken vaak hun handen af van kinderen met zware psychische problemen. Dat is een vorm van kindermoord
Het gaat de foute kant op, maar ik voel nergens een sense of urgency, tenzij om jeugdgevangenissen te bouwen
Hét probleem van jongeren vandaag is eenzaamheid. Achter al hun gechat en ge-sms zit een klein en eenzaam hart verscholen

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Blog van Kris van Camp van 02.02.2009 (http://camp.klara.be)

 

Perverse recuperatie

 

Hoe moet dat nu vanavond met de Cultuurprijzen, Bert Anciaux is zijn moreel gezag kwijt. Hij is door zijn broeders politici en de staat Israël officieus doch openbaar ontzet uit zijn recht tot spreken. Hij ging een brug te ver en maakte een vergelijking tussen de Dendermondse kinderslachtoffertjes en de net zo onschuldige kinderen uit Gaza. Dat is dom van Bert. Hij zou moeten weten dat je geen onderscheid kan maken tussen de Joodse Gemeenschap en de Staat Israël.  Beseft hij niet dat de Joodse Gemeenschap de rol van kolonisten op zich hebben genomen en vanuit hun nederzetting aan het Antwerpse stadspark het morele gezag voeren over zijn potgrond. Loodzwaar zodat zelfs politiediensten en de stadsreiniging er onder gebukt gaan, en een paar straten verderop, achter de nadarhekken ter beveiliging, gescheiden afvalophaling iets voor na de apocalyps zal zijn.  Is Bert dan zo’n ketter dat hij niet weet dat alleen god te oordelen heeft over zijn uitverkoren volk? Waar was de staat Israël als het over participatie ging, over elitarisme en de grenzen van assimilatie denk ik dan? Want nu moeten ze zwijgen, echt wel. Helaas heeft Bert het mank geformuleerd maar voor de vergelijking valt wel wat te zeggen. Over de perverse recuperatie van het totaal geïsoleerde Dendermonde drama net zo goed.

 

Wat er in dat kinderdagverblijf gebeurde, heeft geen enkel causaal verband met welke maatschappelijke tendens dan ook. Behalve dat zijn ouders misschien de overheid mogen aanklagen dat er geen accuraat valnet bestaat voor mensen met duidelijk psychische stoornissen en ze eerder bot vingen om Kim te laten interneren. Wat er gebeurde  is een gevolg van de mentale kortsluiting van een individu. Je zal maar op het verkeerde moment op de verkeerde plaats zijn. Waar Gaza wel in het verhaal komt… Zelfs een gestoord iemand is ontvankelijk voor prikkels van buitenaf en ontwikkelt zo zijn eigen waarden, normen en vergeldingssysteem. Hoe moet zo iemand omgaan met het blijkbaar soms legitiem zijn van geweld en soms niet? Waarom kijkt heel de wereld er machteloos op toe wat er in Gaza gebeurt en wordt inderdaad Israël niet gestopt? Waarom vallen gestructureerde misdaden op grote schaal onder verdediging en politiek ? En inderdaad, mijnheer Anciaux, waarom roepen we niet ‘blijf van onze kinderen’  als we ontstellende berichten over fosforbommen krijgen uit Gaza?

 

Maar er zijn wel meer vragen die we ons moeten stellen. Waarom wordt onze geest – alle beschaving ten spijt - nog steeds aangedreven door zulke primitieve reflexen? Welke logica anders dan de krisis overlevingsdrang van beveiligingsbedrijven, maakt dat kinderdagverblijven overspoeld worden met offertes om hun vriendelijke omgeving om te bouwen tot een bunker?

Wat ik ook zo frappant vind, is de symbolische waarde die we kinderen opleggen. Alsof ze de foedralen zijn van onze eigen onschuld, de dragers van onze enige hoop. En toch zijn de Dutroux en De Gelders van morgen onder hen. Er is ook een 73-jarige vrouw neergestoken in haar eigen huis. Waarom roepen we niet ‘blijf van onze bejaarden’? Het totale gebrek aan aandacht voor dat slachtoffer is schrijnend en respectloos. Waarom sturen die klote bedrijven geen folders naar bejaarden om zich in te kapselen tegen lunatics? Waarom slepen we onze grootjes niet tot in de vrouw haar achtertuin om er massaal te rouwen, zoals we dat met de baby op arm rond het kinderdagverblijf in Dendermonde doen? Waarom moeten kinderen, die onbezorgd zouden moeten zijn, op school ‘leren’ over wat er gebeurde. De kans dat het zich repeteert is te verwaarlozen tegenover de kans dat ze kanker krijgen of in een ongeval omkomen. Wat valt er te leren? Het verschil tussen de oorlog in Gaza en de daad van een geschifte enkeling? Het verschil tussen ‘ver van mijn bed’ en ‘beangstigend dicht bij’?

 

En dan die holbewoners die een paar beschavingstreden hebben gemist en plots ijveren voor de herinvoering van de doodstraf. Weer eens het legitieme van geïnstitutionaliseerde moord. Hoe dicht zijn we bij oog om oog, tand om tand?

 

Bloeddorst onder een laag nepsentiment ingegeven door projectie. Stel dat het mijn kind was, zo ver kunnen we nog empathisch zijn. Die grootmoeder… tja die was al even niet meer de belichaming van onze hoop. Emotionele imbecielen zijn we soms.

 

 En de politiek is blij met beheersbare, onschadelijke massarouw, zo’n woekerende emotiegolf lijkt verrassend op eensgezindheid. Prioriteiten drijven boven: onze kinderen. En die hebben we allemaal en blijkbaar samen. Wel, wat is er dan verkeerd met de uitspraak van Anciaux over Gaza? Ah ja, de wild card voor schuld van Israël. Foutje.

 

Nog een nevenwerking, de claim of fame van de Dendermondse burgemeester Piet Buysse, die in De Standaard zijn grootste angst uitdrukt. “Ik weet niet of dit ooit overgaat’. Als het aan hem ligt zal hij niet snel overgaan tot de orde van de dag, er moeten nog talkshows in binnen-en buitenland zijn waar hij trots zijn stigmata kan tonen. Hij is geen burgemeester maar een burgervader, naar eigen zeggen. Zijn ego krijgt inderdaad proporties waardoor er een hele stad onder zijn oksel kan schuilen.

Je kan je tot in den treuren afvragen waarom er zulke dingen moeten gebeuren, dat is waar. Je kan het draaglijker maken door het trucje van de verpersoonlijking van het kwaad toe te passen. Je kan zo een incident aangrijpen om in de spiegel te kijken die het ons voorhoudt. Maar dat beeld is niet fraai. Dus laat ons het verstoppen op zolder als ons eigenste portret van Dorian Gray en ons focussen op die ene gestoorde kerel en de talloze onzichtbare boemannen waarvoor beveiligingsfirma’s ons zullen behoeden… tot er weer wat belangrijkers is, een nieuw seizoen van Witse of zo.

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Uittreksel uit een interview met ethicus Peter Singer voor het magazine EVA

 

Hoe moet ik leven?

 

Wanneer ik in een Amsterdams hotel voor het eerst oog in oog sta met professor Peter Singer (55), ben ik even een beetje geïntimideerd. Deze slanke Australiër wordt regelmatig bestempeld als de meest invloedrijke hedendaagse filosoof. Hij doceert al een paar jaar aan Princeton (New York), een van de meest prestigieuze universiteiten ter wereld, en met de publicatie van Animal Liberation in 1975 staat hij ook aan de wieg van de moderne beweging voor dierenbevrijding.

 

http://www.vegetarisme.be/php/admin/uploads/Image/interviews/singergroot.jpgSommige omschrijvingen van Singer zijn minder flatterend: de “gevaarlijkste man ter wereld” is bijvoorbeeld een titel die hem al meermaals werd toegedicht. Volgens de auteur zelf is een groot deel van de heisa rond zijn werk te wijten aan gebrekkige interpretaties en weergaven van zijn standpunten, zowel door collega-wetenschappers als door de pers. Om het publiek meer rechtstreeks duidelijk te maken wat hij werkelijk wil overbrengen, vatte hij zijn belangrijkste bijdragen aan de moraalfilosofie niet zo lang geleden samen in de bundel “Een Ethisch Leven”.

 

V: De rode draad doorheen je werk in de moraalfilosofie is wellicht de vraag “hoe moet een mens leven?” Welke zijn volgens Peter Singer de mogelijke antwoorden?
PS: De meeste mensen in mijn en jouw land streven naar zoveel mogelijk persoonlijke rijkdom, een groot huis, een mooie wagen, dure vakanties of een hoge status. Dat is hun antwoord op de vraag “hoe moet ik leven”. Het is het antwoord dat ook de media geven en dat ondersteund wordt door commerciële belangen, in die mate zelfs dat de meesten dit antwoord aannemen zonder er veel over na te denken. Ik denk niet dat zo’n manier van leven noodzakelijk het meeste voldoening schenkt of het meeste geluk brengt. Het alternatief dat ik bespreek, is dat je je leven leidt volgens een ethische visie, met name een levenswijze die je toelaat de wereld een beetje beter te maken, een visie die rekening houdt met de gevolgen van de keuzes die je maakt en van de daden die je stelt. Centraal in zo’n levenswijze staat de vraag hoe je onnodig lijden en pijn in de wereld kan verminderen, hoe je ervoor kan zorgen dat mensen en welzijnsgevoelige wezens in het algemeen het beter kunnen hebben. De kern is gebaseerd op de zogenaamde “gouden regel”, die je zowat in alle filosofische en religieuze tradities terugvindt: breng de belangen van hen die door je acties en keuzes beïnvloed worden in rekening alsof het je eigen belangen zijn.

 

V: Een andere eeuwenoude vraag waarover je je jarenlang hebt gebogen is “waarom zou ik ethisch handelen”. Wat is het beste antwoord dat je tot op heden gevonden hebt?

PS: Als je een leven wil leiden dat zinvol is en voldoening geeft, en als je op je sterfbed tevreden wil terugkijken op wat je verwezenlijkt hebt, dan denk ik dat je beter af bent met een ethisch leven dan met een leven dat gedicteerd wordt door de ethos van de consumptiemaatschappij. Een ethisch leven gaat niet over zelfopoffering, maar over zelfvoldoening.

 

V: Nochtans kiezen weinig mensen voor een dergelijke manier van leven en volgt het gros het algemene westerse consumptiepatroon. Hangt het dan af van persoon tot persoon? Krijgt de ene mens er een kick van wanneer hij of zij in de derde wereld voedsel uitdeelt, terwijl de andere de hoogste high krijgt na het beklimmen van een bergtop? Of moeten we deze laatsten als onwetend beschouwen?
PS: Sommige mensen hebben een ethisch leven misschien nooit als een optie gezien, of hebben het nooit ontdekt als een alternatief. Of ze hebben er wel over nagedacht maar ze zijn teveel beïnvloed door hun omgeving, die het niet serieus neemt. En dan zijn er wellicht anderen die zichzelf uitdagende doelen stellen die het inzetten van al hun vaardigheden en fysieke kracht vereisen, en die dat zeer bevredigend vinden. Ik kan wel begrijpen dat mensen het beklimmen van bergen of een triathlon afleggen bevredigend vinden. Maar toch heb ik bij dergelijke prestaties altijd ergens de gedachte van... so what?

 

V: Wanneer we er als mens voor kiezen om ons in te zetten voor een betere wereld, wat zijn dan de gebieden waarop we het grootste verschil kunnen maken?
PS: Waar iemand zelf het meeste kan doen, hangt af van zijn of haar eigen kwaliteiten. De ene persoon functioneert goed in de administratie van een organisatie, terwijl iemand anders zich beter voelt wanneer hij direct met de getroffen mensen werkt. We kunnen natuurlijk ook kijken naar waar er in de wereld het meeste lijden is dat vermeden kan worden, en zien wat we eraan kunnen doen. Ikzelf ben met het schrijven van Animal Liberation begonnen met de kwestie van dieren, omdat de pijn en het lijden op dat gebied natuurlijk immens zijn, én omdat het eigenlijk niet zo moeilijk is om te zien hoe daaraan grotendeels een halt kan worden toegeroepen. Dat zou natuurlijk grote veranderingen vereisen, maar die situatie is niet onvermijdbaar. Je kan moeilijk verhinderen dat dieren bijvoorbeeld omkomen van de droogte in de woestijn, maar dieren die wegkwijnen in dierenfabrieken vormen een probleem dat je wel daadwerkelijk kan aanpakken. Er zijn daar mogelijkheden om een verschil te maken. Ik ben er destijds ook mee begonnen omdat er op dat moment niet zoveel mensen actief waren op dat gebied. Er was niet zo’n groot bewustzijn, er waren niet zoveel organisaties en de organisaties die er waren, bestonden vaak uit nogal oudere mensen. Dus ik had het gevoel dat ik daar iets kon doen. Maar in een andere tijd en op een andere plaats was ik misschien efficiënter geweest op een ander terrein.

 

(…)

 

EVA: Je hebt je ook erg beziggehouden met de vraag naar onze plichten tegenover de derde wereld. In een artikel in New York Times Magazine haal je een denkexperiment aan van je collega-filosoof Peter Unger. Hij doet ons even nadenken over het volgende: een man, Bob, heeft een zeldzame antieke auto, die zijn leven en zijn trots is, en waarvoor hij jarenlang gespaard heeft. Op een dag ziet Bob een kind spelen op een spoorweg. Er nadert een trein en Bob heeft geen tijd meer om het kind weg te halen van het spoor. Wat hij wel kan doen is een spoorwissel overhalen, zodat de trein op een ander spoor zal rijden. Daarop staat echter Bobs auto geparkeerd. Bob denkt na en doet uiteindelijk niets. Zijn auto is intact, het kind is dood. Je gebruikt dit gedachte-experiment om westerse lezers iets duidelijk te maken over moraal...
PS: Inderdaad. Voor ongeveer iedereen van ons is Bobs handelen (of beter: niet-handelen) immoreel en ronduit wraakroepend. Maar wie hem veroordeelt, vergeet dat wij zelf ook dagelijks de kans krijgen om het leven van kinderen te redden, en dat niet doen. Om een ziek kind van twee jaar groot te brengen tot een gezond zesjarig kind, is in de derde wereld niet meer nodig dan 200 euro - inclusief administratiekosten van een organisatie, de kost om het geld ter plaatse te brengen, enzovoort. Waar zit het verschil met Bobs situatie? Als we die 200 euro uitgeven aan een diner in een duur restaurant, of een nieuwe gsm die we eigenlijk niet nodig hebben, doen we dan niet net hetzelfde? We kiezen ervoor onszelf een plezier te doen, terwijl we met datzelfde geld letterlijk een mensenleven kunnen redden.
Wanneer er vandaag miljoenen mensen in grote nood verkeren, dan is overgave aan luxe niet langer moreel neutraal. Het loutere feit dat we nog nooit iemand vermoord hebben is niet voldoende om onszelf te kunnen bestempelen als moreel goed handelende personen.

 

V: Maar waar eindigt zoiets? Je schreef dat een Amerikaan alles zou moeten weggeven van wat hij verdient boven de 30.000 dollar. Zelf ga je volgens wat ik lees blijkbaar niet zover, maar geef je 20% van je inkomen af. Het valt je dus moeilijk om je eigen morele ideeën in de praktijk om te zetten. Wat houdt je tegen om meer te geven?
PS: Tja, ik geef toe dat het een soort egoïsme is
, te midden van een cultuur die dat gedrag aanmoedigt. Wat betreft het in de praktijk zetten van principes, er is altijd een verschil tussen wat ethiek van ons vraagt en wat we in werkelijkheid van mensen kunnen verwachten. Bovendien is het makkelijker meer te geven wanneer er nog veel andere mensen zijn die geven. Dit is niet rationeel, maar eerder psychologisch. Maar ik vermoed dat ik op termijn wel meer dan 20% zal schenken...

 

V: Wat zou dan werkelijk haalbaar moeten zijn voor de meeste mensen?
PS: Een van de zogenaamde “Millenniumdoelstellingen” van de Verenigde Naties is het aantal mensen dat in armoede leeft, halveren tegen 2015. Volgens de Wereldbank is hiervoor zo’n 40 à 60 miljard dollar nodig. Dat geld komt blijkbaar niet. Nochtans kan het verzameld worden als de 900 miljoen mensen in de rijke wereld elk 0,4 procent van hun inkomen zouden afstaan. We kunnen dus de armoede in de wereld doen verdwijnen wanneer we allemaal één procent van ons inkomen afstaan. Ik denk dat dit een aanvaardbaar minimum is, en dat we van mensen die zelfs dat niet halen, mogen zeggen dat ze iets doen dat moreel verkeerd is.

 

V: Denk je dat het kan opgelegd worden om die één procent te geven?
PS: Dat zou er een soort tax van maken. Ja, ik denk dat zoiets moet kunnen. Het zou wel weer wat verantwoordelijkheid van het individu wegnemen, maar de last zou meer gedeeld worden, dus ik denk dat het positief zou zijn.

 

V: Een tegenargument dat je natuurlijk hoort is dat er weinig of niets van dat geld in de juiste handen arriveert...
PS: Als je de organisatie goed kiest, komt het grootste deel van het geld terecht, en zelfs al gaat er een aanzienlijk stuk verloren, de koopkracht van je geld is veel groter in de derde wereld, dus het zal in elk geval een verschil maken.

 

V: ... of dat geld geven niets opbrengt, maar dat de mensen ter plaatse opgevoed en onderricht moeten worden.
PS: Dan geef je je geld gewoon aan een organisatie die dat soort van werk doet. Je vindt er altijd wel een waarmee je akkoord gaat.

 

V: ... of dat het slechts een druppel op een hete plaat is.
PS: Ja, wat de oplossing van het probleem in het algemeen betreft wel, maar je gift kan een groot verschil maken voor één kind of één familie. Dus het is een druppel die op zichzelf wel degelijk een verschil maakt.

 

Tobias Leenaert

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Uit: Het Laatste Nieuws 19/09/2008

Moeder bezoekt doodrijder in cel

Annick Grobben en Herman Meersseman

De Roemeen (21) die in maart 2008 in Heverlee onder invloed een mama en drie jonge kinderen doodreed, is gisteren in Leuven in beroep veroordeeld tot vijf jaar cel en een levenslang rijverbod.
Markant: de moeder van de verongelukte 11-jarige tweeling Madeline en Tosca Dufloo heeft de doodrijder inmiddels vergeven.
Nog opmerkelijker: ze zoekt hem geregeld op in de gevangenis en is van plan dat te blijven doen. “Ik vind troost bij hem”, zegt ze.

De ravage was enorm, afgelopen 8 maart aan de Waversebaan in Oud-Heverlee. Aurel Ablajoaei en zijn 18-jarige Roemeense vriend reden met een zware Dodge Magnum in op de kleine VW Polo van Ann De Ruyck (49) die met haar dochter Camilla (11) en de tweelingzusjes Madeline en Tosca Dufloo (11) van de manège kwam. De vier waren op slag dood.

Aurel Ablajoaei had 86 km/u gereden waar maar 30 mocht en was, net als zijn vriend, zwaar onder invloed van xtc. De correctionele rechtbank van Leuven veroordeelde hem gisteren tot vijf jaar cel en bevestigde daarmee het eerdere vonnis van de politierechtbank. Volgens de rechter had hij op een onaangepaste en ronduit roekeloze manier gereden. Het drama zou overigens nog een ander drama met zich brengen: Alexander Soares (42), de ex van Ann De Ruyck en papa van Camilla pleegde uit verdriet zelfmoord.

Veel begrip

Catherine Paulus, mama van Tosca en Madeline, zegt zich te kunnen vinden in de straf. “Dat Aurel allicht al over 20 maanden vrijkomt, daar zit ik niet mee”, zegt de huisvrouw, gelukkig gehuwd en moeder van zoon Arno (13). “Ik geloof namelijk niet dat hij na een jarenlange celstraf als een beter mens zou vrijkomen.”

Catherine toont opvallend veel begrip voor de doodrijder die haar haar dochters ontnam en wat zelden gezien is: ze bezoekt hem geregeld in de gevangenis. “Drie dagen na het ongeval wist ik al dat ik Aurel wilde zien”, zegt ze. “Ik had iets van: Ook voor hem moet dat verschrikkelijk zijn. En ook: ik wilde weten wie hij is, hoe het ongeval gebeurde, wat hij voelt en denkt.”

“Ik heb Aurel nu zes keer bezocht”, zegt ze. De eerste drie keer met mensen van de bemiddeling, de laatste drie keer alleen. Wat voor mij zo zeker is als wat: die jongen gaat kapot van schuldgevoelens, heeft héél veel spijt. En ja, hij had zo hard niet moeten rijden en van de drugs moeten afblijven, maar: hij heeft die mensenlevens nooit op zijn geweten willen hebben. Het was een door en door tragisch ongeluk.”

“Ik klamp mij vast aan de toekomst van Aurel”, zegt ze. “Ik heb hem dat ook letterlijk gezegd: Jouw toekomst is voor mij even belangrijk als die van mijn zoon.” Ik wil dat hij ooit opnieuw gelukkig wordt, want iedereen verdient geluk, maar dan wel met een gezond en eerlijk leven. Een leven zonder drugs dus en zonder prostitutie (Catherine doelt op de betrokkenheid van de dager bij een prostitutienetwerk, red.) En op die toekomst van hem wil ik persoonlijk toezien.”

Zelfmoord

“Zodat er iets positiefs uit de dood van Ann en de kinderen komt”, legt ze dat standpunt uit. “Aurel is van ellende om wat hij heeft aangericht, soms zo depressief dat hij zelfmoord wil plegen. Ik zeg hem dan: ‘Doe dat niet, vecht voor een goeie toekomst om het weer goed te maken!’ Hij zegt dat hij nooit nog drugs zal gebruiken. Wel ik ga daar op toezien. Daarom wil ik hem volgen.”

“Hem bezoeken geeft mij troost en helpt mij bij de verwerking van mijn verdriet”, zegt ze. “Mijn troost zit in zijn spijt. En ik zie dat die jongen lijdt. Hij huilt vaak, zegt dat hij dood had willen zijn in plaats van de slachtoffers die hij heeft gemaakt. Hij koestert in de gevangenis de foto’s van de kinderen en dat raakt mij, dat hij zo bezig is met de slachtoffers. Zijn vriend gaat naar het kerkhof: ook dat doet mij heel veel.”

“Kijk, ik héb geprobeerd om afstand te nemen, zoals veel mensen vragen”, besluit Catherine. “Want het blijft wel een heel verwrongen situatie. Maar als ik hem lange tijd niet zie, zoals onlangs toen ik met mijn gezin op vakantie was, dan schieten de nachtmerrie’s om mijn kinderen los. Dan voel ik zoveel pijn. Toezien op een toekomst die beter wordt, leidt me af van die pijn.

 

 

Uit "Verhalen van de Ziel" van Gary Zukav (met dank aan Catherine Paulus):

 

“Dood hem!”, zei de broer. Zijn gezicht was als uit steen gehouwen. “Dood hem!”, riep de moeder door haar tranen heen. “Dood hem!” zei ook de zuster, met trillende stem.

 

Bij het kampvuur waar de vergadering plaatsvond, kreeg ieder familielid de kans zich uit te spreken. Er moest een oordeel geveld worden over het leven van een jongeman die buiten, geboeid en met een angstige blik in zijn ogen, wachtte op de dingen die komen gingen. Moord is een verschrikkelijke daad. De moord op een vriend is een nog verschrikkelijker daad. Daar zat hij, met het bloed van zijn vriend nog aan zijn handen, in afwachting van zijn lot.

 

“Laten we dit goed overdenken”, zei de grootvader zacht. De tragedie waar zijn familie in was gedompeld, maakte de rimpels op zijn toch al doorgroefde gezicht nog dieper. Hij sprak met de stem van vele generaties. 

"Zal onze jongen terugkomen als we deze man hebben omgebracht ?” 

“Nee, nee, nee.”  Dit woord bewoog zich langzaam door de kring van gepijnigden. Soms werd het gefluisterd, soms gemompeld, een enkele keer vol rancune uitgesproken.

“Als we deze man ombrengen, zal er dan meer voedsel zijn voor onze gemeenschap?”, vroeg de oude man, strak voor zich uitstarend.

Weer klonk het: “Nee, nee, nee.”

 

“Mijn broer spreekt ware woorden”, nam de oudoom het woord.  Iedereen wendde zich tot hem. Een traan biggelde langs zijn wang.

“Laten we deze zaak heel zorgvuldig bekijken.”

En dat deden ze. Ze discussieerden de hele nacht, en brachten toen de man naar het kampvuur om het oordeel  uit te spreken.

 

“Zie je die tipi?”, vroegen ze hem, wijzend naar de tent van de man die hij had vermoord.  De moordenaar knikte.  “Die is nu van jou”.

“En zie je die paarden?”  Ze wezen naar de dieren die van de vermoorde man waren geweest.  De dader knikte opnieuw.

“Ook die zijn nu van jou. Je bent van nu af aan een bloedverwant, je bent onze zoon. Je zult de plaats innemen van degene die je hebt gedood.”

De man zat op zijn knieën en keek omhoog, naar de gezichten van de aanwezigen. Zijn nieuwe leven was begonnen. En ook de stam begon aan een nieuwe episode.

 

Bruine Beer zat tegenover me aan tafel.

“Dit gebeurde aan het eind van de achttiende eeuw”, zei hij. “Ze hadden hem kunnen doden. Het stamrecht bood hen die mogelijkheid.”

Het verhaal maakte diepe indruk op me. Ik liet de woorden van Bruine Beer op me inwerken. Een moordenaar die wordt opgenomen door de familie van het slachtoffer, was zoiets mogelijk?

“Deze jongeman werd een zeer toegewijde zoon”, vervolgde Bruine Beer. “Toen hij stierf, was hij voor alle stammen in Noord-Amerika het schoolvoorbeeld van een liefhebbende, toegewijde zoon.”

 

 

 

Uit: Weekend Knack, nr. 50, 12-18/12/2007:

 

Suzanne VAN WELL, de oma van Luna, het tweejarig meisje dat in mei 2006 samen met haar Malinese oppas door Hans Van Themsche werd doodgeschoten, verwees in haar afscheid van haar kleindochter Luna naar een Joodse dame die bijna heel haar familie in de Holocaust verloor en die zei: "Als men zoveel haat van zo dichtbij gezien heeft, begrijpt men dat heel veel liefde nodig is om het evenwicht te herstellen!"

 

 

 

Uit: Phara  26/01/2009:

 

Dirk De Schutter over de gebeurtenissen in Dendermonde “Bij deze gebeurtenissen is iedereen slachtoffer: niet alleen de kinderen die gedood werden, hun ouders en hun familie, maar ook de ouders van Kim de Gelder, en ook Kim de Gelder zelf. Ook Kim de Gelder is een medemens die onze medemenselijkheid moet oproepen."

 

  

Open brief van Catherine Paulus, de mama van Tosca en Madeline
(gepubliceerd in alle kranten op 17/07/08, de dag na het proces)

 

'Ik vind het erg dat An en onze kinderen doodgereden werden door een jonge vreemdeling onder invloed van drugs. Te vaak werd de aandacht verlegd naar zijn afkomst en zijn randmarginaliteit in plaats van naar de overtredingen zelf. Ik heb op vele fora op het internet moeten vaststellen dat daardoor de hele zaak als ’een ver-van-mijn-bed-show’ voorkwam voor vele mensen die van zichzelf zeggen dat ze ’sportief’ rijden, al dan niet onder invloed van alcohol.

Ik heb met verbijstering moeten vaststellen dat men de overtredingen ’te snel rijden’ en/of ’onder invloed rijden’ op een heel andere manier gaat beoordelen naar gelang de situatie en de gevolgen:

- Overtredingen zijn helemaal ’niet erg’ zolang er niets gebeurt. 'Ik voel me zelfzeker, ik ben jong, ik heb snelle reflexen, dus mag ik best ’sportief’ rijden.'

- Overtredingen zijn gewoon ’dom’ wanneer iemand zichzelf doodrijdt. Bekende mensen die zichzelf doodrijden, worden soms zelfs als een held gevierd.

- Overtredingen zijn pas ’heel erg’ wanneer er onschuldige slachtoffers vallen. Men zou zelfs overgaan tot het lynchen van de dader, indien het mogelijk was.

Ik vind het fout dat er in de media nooit vermeld wordt wanneer iemand in dronken toestand zichzelf doodrijdt. Daardoor gaat men zo iemand als een slachtoffer van een ongeluk beschouwen, terwijl die persoon in feite even goed een doodrijder is, al is het ’alleen maar’ van zichzelf.

Het is dus op die manier dat er bij mensen een gevoel ontstaat dat te snel rijden (al dan niet onder invloed) ’niet zo erg’ is: 'Als ik mezelf doodrijd, dan is dat toch mijn eigen zaak, zeker?' Helaas wordt vaak niet 'mezelf' gedood, maar wel iemand anders.

Ik heb ergens gelezen dat de dronken toestand van iemand die zichzelf doodrijdt, verzwegen wordt om de nabestaanden ’te sparen’. Nabestaanden van slachtoffers van dronken doodrijders worden helaas niet gespaard. Eigenlijk zou ik het maar normaal vinden dat mensen die zichzelf roekeloos doodrijden, postuum geoordeeld worden voor het doodrijden van iemand. Of is hun eigen leven minder waard dan dat van een ander slachtoffer?

Ik hoor en lees maar al te vaak: 'Ik rijd alleen maar snel wanneer ik niemand in gevaar breng, hoor!' Ik wil aan die mensen zeggen dat ook de dader op 8 maart dacht dat hij niemand in gevaar zou brengen, dat hij alleen maar wat stoer en ’sportief’ aan het rijden was.

En als we er nu eens allemaal een sport van maakten om veilig te rijden? Want veilig rijden is - inderdaad - een hele sport, en niet iets voor ’mietjes’!

Veilig rijden vereist nog veel meer sportieve vaardigheden dan het zogezegd ’sportief’ rijden van de ’te snel’-rijders. Naast scherpe aandacht, het vermogen tot anticiperen en snelle reflexen, vraagt het ook een serieuze zelfbeheersing. Want zélfbeheersing blijkt een nog veel grotere uitdaging te zijn dan de beheersing van een aantal paardenkracht onder de motorkap.

Surf alstublieft naar de website van de ’Ouders van Verongelukte Kinderen’ en teken de SAVE-charte (Samen voor een veilig verkeer). Bedankt.'

Catherine Paulus, mama van Tosca en Madeline.

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Bron: Het Belang van Limburg - 20-06-2008

Foute mannen strikken meer vrouwen

Amerikaanse psychologen beweren dat ze het recept gevonden hebben voor een vruchtbaar mannelijk seksleven: een geut narcisme, een snuifje harteloosheid en een stevige portie uitbuiting doen vrouwenharten gegarandeerd sneller slaan.

Foute mannen strikken meer vrouwen

Amerikaanse psychologen beweren dat ze het recept gevonden hebben voor een vruchtbaar mannelijk seksleven: een geut narcisme, een snuifje harteloosheid en een stevige portie uitbuiting doen vrouwenharten gegarandeerd sneller slaan.

 

Zachtaardige types wisten het waarschijnlijk al, maar nu is het ook bewezen: stoute jongens krijgen de meeste meisjes. Psycholoog Peter Jonason van de New Mexico State University vroeg tweehonderd studenten met hoeveel vrouwen ze al hadden geslapen en hoe ze stonden tegenover een avontuurtje. Daarnaast nam hij een persoonlijkheidstest af.

Beetje slecht is goed
Bedoeling was de mannen te catalogeren aan de hand van een reeks karaktertrekken, omschreven als the dark triad of de duistere driehoek. Het gaat om de eigenliefde van de narcist, de harteloosheid en de honger naar kicks van de psychopaat en de op uitbuiting terende natuur van de machiavellist.

In hun extreemste vorm zijn deze trekken natuurlijk nefast voor de samenleving. "Maar mannen die er in een mildere vorm aan lijden, en dus een béétje slecht zijn, doen er blijkbaar hun voordeel mee", zegt Jonason in The New Scientist.

Zijn studie wees uit dat kerels die hoog scoren op elk van deze trekjes meer sekspartners hebben gehad dan de anderen. Ze stonden ook positief tegenover kortstondige affaires. "De karaktertrekken overleven omdat ze evolutionair gezien blijkbaar interessant zijn."

James Bond
Jonason, die z'n werk voorstelde op een congres in Kyoto, zei dat vrouwenmagneet James Bond zowat de belichaming is van het type man uit z'n onderzoek. "Hij is humeurig, extravert en vindt het fantastisch om nieuwe dingen te proberen: het doden van tegenstanders en het versieren van een zoveelste nieuwe vriendin."

In plaats van te investeren in één lange relatie, is de kans groot dat een zogenaamde hufter meer nakomelingen verwekt door relaties aan te knopen met verschillende vrouwen.

Een tweede Amerikaans onderzoek bij 35.000 mensen uit 57 landen lijkt deze theorie te bevestigen. David Schmitt: "We vonden dezelfde link tussen de slechte trekjes en de hogere kans op voortplanting."

Zachtaardige types wisten het waarschijnlijk al, maar nu is het ook bewezen: stoute jongens krijgen de meeste meisjes. Psycholoog Peter Jonason van de New Mexico State University vroeg tweehonderd studenten met hoeveel vrouwen ze al hadden geslapen en hoe ze stonden tegenover een avontuurtje. Daarnaast nam hij een persoonlijkheidstest af.

Beetje slecht is goed
Bedoeling was de mannen te catalogeren aan de hand van een reeks karaktertrekken, omschreven als the dark triad of de duistere driehoek. Het gaat om de eigenliefde van de narcist, de harteloosheid en de honger naar kicks van de psychopaat en de op uitbuiting terende natuur van de machiavellist.

In hun extreemste vorm zijn deze trekken natuurlijk nefast voor de samenleving. "Maar mannen die er in een mildere vorm aan lijden, en dus een béétje slecht zijn, doen er blijkbaar hun voordeel mee", zegt Jonason in The New Scientist.

Zijn studie wees uit dat kerels die hoog scoren op elk van deze trekjes meer sekspartners hebben gehad dan de anderen. Ze stonden ook positief tegenover kortstondige affaires. "De karaktertrekken overleven omdat ze evolutionair gezien blijkbaar interessant zijn."

James Bond
Jonason, die z'n werk voorstelde op een congres in Kyoto, zei dat vrouwenmagneet James Bond zowat de belichaming is van het type man uit z'n onderzoek. "Hij is humeurig, extravert en vindt het fantastisch om nieuwe dingen te proberen: het doden van tegenstanders en het versieren van een zoveelste nieuwe vriendin."

In plaats van te investeren in één lange relatie, is de kans groot dat een zogenaamde hufter meer nakomelingen verwekt door relaties aan te knopen met verschillende vrouwen.

Een tweede Amerikaans onderzoek bij 35.000 mensen uit 57 landen lijkt deze theorie te bevestigen. David Schmitt: "We vonden dezelfde link tussen de slechte trekjes en de hogere kans op voortplanting."

Door: Liselotte Ampe

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Uit: De Standaard, zaterdag 13 december 2008

Seks verkoopt niet

95 procent van alle reclame is geldverspilling

 

BRUSSEL - Seks in reclame verkoopt niet, gezondheidswaarschuwingen op sigarettenpakjes doen ons meer roken, sluikreclame is geldverspilling en wereldreligies beïnvloeden sterk wat we kopen. Opmerkelijke vaststellingen van de marketeer Martin Lindstrom, die gisteren hoofdspreker was op het Youth watching congres. De waarheid vond hij in onze hersenen, en ze werpt een heel nieuw licht op de reclamewereld en ons koopgedrag.

 

Van onze redacteur

'Bedrijven pompen miljoenen in reclameboodschappen, en bevragen duizenden consumenten om te weten of hun product zal aanslaan. Toch zijn meer dan acht op de tien nieuwe producten gedoemd om te floppen. Hoe komt dat? Die vraag intrigeerde mij', zegt Martin Lindstrom. Hij is marketeer, of 'global branding expert', en adviseert al jaren grote bedrijven over de manier waarop ze hun product succesvoller kunnen maken.

Lindstrom ging ervan uit dat wat mensen zeggen, niet altijd overeenkomt met wat ze echt denken en doen. 'Reclamemensen laten zich door hun enquêtes misleiden. 95 procent van de reclame is daardoor zelfs pure geldverspilling.' Om dat ook te bewijzen, moest Lindstrom doordringen tot ons brein. 'Ik moest onze hersenen interviewen, omdat zij de enige zijn die niet liegen'.

In het grootste en duurste onderzoek op het vlak van 'neuromarketing' legde Lindstrom meer dan 2.000 vrijwilligers uit verschillende landen onder de fMRI-scanner, terwijl hij hen aan een hele reeks reclamebeelden blootstelde. Het resultaat schreef hij neer in 'Buy-ology', dat niet alleen een revolutie betekent in reclameland, maar ook de consument bewust maakt over zijn koopgedrag: te beginnen met wie rookt.

1. Waarschuwingen op sigaretten doen ons meer roken

'Roken veroorzaakt longkanker' of 'Roken tijdens de zwangerschap is slecht voor uw baby'. De gezondheidswaarschuwingen op sigarettenpakjes, vaak in combinatie met gruwelijke foto's van doorrookte longen en zwarte tanden, zijn bekend. Je zou denken dat ze er ons van weerhouden om nog te roken. Maar hoe komt het dan dat het aantal rokers in Europa en de wereld nog steeds stijgt? Lindstrom vond het antwoord in onze hersenen.

'En het resultaat is schokkend', zegt hij. 'De waarschuwingslabels op sigarettenpakjes helpen ons helemaal niet om minder te roken. Meer zelfs, ze stimuleren de nucleus accumbens in de hersenen, het genotscentrum, dat oplicht als ons lichaam hunkert naar seks, drugs, alcohol, gokken of sigaretten. Toen we onze testpersonen zulke boodschappen lieten zien, maten we een uitzonderlijk verhoogde activiteit in de nucleus accumbens. Ze hunkerden dus naar een sigaret.'

Maar hoe valt dat te verklaren? 'In het begin kan een gruwelijke boodschap misschien afschrikwekkend werken. Maar na een tijdje vergeten we die boodschap. Als we een pakje sigaretten zien, denken we maar aan één ding: nicotine. Nicotine geeft ons een goed gevoel, waardoor we ons defensiemechanisme uitschakelen en waardoor de boodschappen geen enkel effect meer hebben.'

'Het is een moorddadig goed marketingmiddel, en de tabaksindustrie weet dat', zegt Lindstrom. 'Ze zijn griezelig slim, slimmer dan de Europese Unie, die de gezondheidsboodschappen verplicht. 'Toen ik vier jaar geleden aan mijn boek begon te schrijven, ben ik door de belangrijkste veertien tabaksproducten benaderd - soms bedreigd - om ermee te stoppen. Dat zegt genoeg.'

Lindstrom hoopt dat de Europese Unie luistert, en de EU-richtlijn die de gezondheidswaarschuwingen verplicht, terugschroeft. 'Groot-Brittannië heeft naar mijn advies geluisterd en haalt de boodschappen nu van de pakjes. Ook de VS denken erover na. Het beste is dat een sigarettenpakje gewoon wit is, en achter de toonbank wordt verstopt. Dat is de enige manier om het aantal rokers terug te dringen.'

2. Seks in reclame verkoopt niet

'Als mannen een wulpse vrouw in een reclamespot zien, zijn ze zo geobsedeerd door haar lichaam, dat ze vergeten voor welk merk ze reclame maakt', zegt Lindstrom.

Hoe komt het dan dat merken die reclame met weinig verhullende modellen gebruiken, vaak toch scoren? 'Omdat het niet de seks is die verkoopt, maar de controverse eromheen. In de jaren vijftig en zestig had je niet veel nodig om controverse te veroorzaken, omdat de seksuele moraal toen nog minder vrij was. Maar vandaag zijn we zoveel gewend - met één muisklik zitten we zo op een pornowebsite - dat het voor merken nog moeilijk is om ons te choqueren.'

'Alleen de merken die erin slagen om uit te dagen, vallen op. Onlangs maakte de kledinglijn Dolce & Gabbana reclame met een levensgrote affiche die bij veel mensen de indruk van een groepsverkrachting wekte. Onder druk van vrouwengroeperingen werd de campagne in verschillende landen teruggetrokken. Dat was eerst een grote tegenslag voor Dolce & Gabbana, maar op lange termijn blijft dat beeld wel in onze hersenen gegrift.'

Volgens Lindstrom zal naakt niet snel uit de reclame verdwijnen, 'omdat bedrijven niet beter weten', zegt hij. 'Meer zelfs, naakt en seks zullen nog explicieter worden. En als we ook daar eenmaal aan gewend zijn geraakt, zullen adverteerders teruggrijpen naar subtiele seksueel getinte reclames, die veel suggereren, maar niets laten zien.'

3. Product placement werkt (meestal) niet

Merkreclame duikt tegenwoordig om de haverklap op in films en televisieseries, product placement heet dat. Maar zet zulke reclame ons aan tot meer kopen? Meestal niet. 'In de Bond-film Casino Royale verschenen 103 merken in beeld. Hebt u daarvan één onthouden, zoals Louis Vuitton of FedExpress? Ik denk het niet. Dat komt doordat ze niet in het verhaal pasten. Het is overbodige informatie die de hersenen wissen.'

Om het naar eigen bodem te vertalen: inspecteur Van In die een Duvel drinkt, dat werkt, omdat Duvel bij zijn karakter past. Maar Witse die met een Lexus rondrijdt, dat zal geen enkele Lexus meer verkopen, zegt Lindstrom.

Zijn hersenonderzoek bewijst dat ook. Hij liet zijn testpubliek het Amerikaanse muziekprogramma American Idols - bij ons bekend als Idool - bekijken. Dat wordt gesponsord door drie merken: Coca-Cola, Ford en Cingular Wireless. Zouden de personen die aan het hersenonderzoek deelnamen, zich die merken beter herinneren dan andere merken, die niet in het programma voorkwamen, maar die Lindstrom ervoor en erna liet projecteren?

Coca-Cola wel, zo bleek, maar Ford absoluut niet. 'Dat heeft alles te maken met de manier waarop de producten in beeld zijn gekomen. De juryleden dronken niet alleen uit een Coca-Colabeker, de artiesten konden ook uitrusten in een red room, volledig in de kleuren en stijl van Coca-Cola, zonder dat daar het logo te zien was. Ford liet alleen af en toe een wagen door het scherm rijden, zonder verdere betekenis. Dat bewijst dat succesvolle sluikreclame een stuk slimmer moet zijn dan alleen maar wat producten in beeld brengen', zegt Lindstrom.

'Product placement dat ons onderbewustzijn aanspreekt, zonder dat we beseffen dat we naar reclame kijken, heeft zelfs nog een veel grotere impact.'

De film Wall-E is zo'n voorbeeld. Het robotje Eve lijkt in alles (ontwerp en geluid) op een Apple. Niet toevallig, want de baas van Pixar - de filmstudio die Wall-E maakte - is Steve Jobs, de baas van Apple. 'Op dat filmrobotje stond het logo van Apple niet. Maar het beeld zet zich wel in ons geheugen vast.' Waarmee Lindstrom meteen het belang van een merklogo onderuit haalt. 'Logo's zullen aan belang inboeten. Geluid en geur zijn veel krachtiger, en hebben een veel grotere invloed op ons koopgedrag.'

4. Religie bepaalt ons koopgedrag

Lindstrom legde diepgelovigen onder de fMRI-scanner en liet hen een hele reeks van religieuze beelden (een bijbel, een rozenkrans, een kruis...) zien, gevolgd door logo's van sterke merken zoals Apple, Guinness en Harley-Davidson. Wat bleek? Hun hersenen vertoonden in beide gevallen precies dezelfde activiteit. Sterke merken riepen dezelfde emoties op als religieuze beelden.

'Ik wil niet zeggen dat religie een merk is, maar ze is wel een inspiratiebron voor veel merken. Als we naar de meest succesvolle merken kijken, dan verenigen zij allemaal elementen die we ook bij de grote religies zien, zoals: een visie, een verhaal, een mysterie, een vijandbeeld.

Martin Lindstrom, 'Koop mij'
('Buy-ology'), A.W. Bruna Uitgevers

Yves Delepeleire

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Bron: www.gezondheidsnet.be  16/12/2008 17:00

Lachen is echt gezond

Gieren van het lachen maakt je niet alleen vrolijker, het helpt je gezondheid effectief vooruit.

Japans onderzoek toonde onlangs het levensbelang van komische films aan. Nadat twee groepen kersverse moeders respectievelijk een film van Charlie Chaplin en een weerbericht te zien kregen, bleek dat de komediekijkers meer melatonine in hun moedermelk hadden dan de weerberichtgroep. Baby'tjes met eczeem die een grotere hoeveelheid van die stof binnenkregen, vertoonden een pak minder allergische reacties dan de anderen.

Deze nieuwe studie is lang niet de enige die gelach, humor en geluk aanwijst als de sleutelelementen van een goede gezondheid en een lang leven. Eerder werd al bewezen dat lachworkshops weldadige effecten hebben op kwaaltjes als een hoge bloeddruk, verkoudheid en artritis. Therapieën spelen steeds vaker in op die lacheffecten. In de VS is humortherapie alvast zeer succesvol. Patiënten worden daar opgevrolijkt met hilarische films, geluidsopnames, boeken of workshops.

Maar heeft lachen nu daadwerkelijk invloed op het immuunsysteem en het verloop van ziekten? Zeker. Geluk en gelach zouden onder andere de speciale neurotransmitter endorfine vrijgeven in de hersenen en zo pijn mee controleren.

Aan de Universiteit van Californië zagen onderzoekers bijvoorbeeld dat kinderen die hun handen in heel koud water moesten steken meer koude konden verdragen wanneer ze keken naar een grappige tekenfilm.

Met uitgebreide kerstdiners en nieuwjaarsmenu's in het vooruitzicht is er ook nog goed nieuws voor de lijners onder ons. Wetenschappers berekenden dat 15 minuten hilariteit per dag, ofwel een halve aflevering van F.C. De Kampioenen, genoeg kan zijn om de energie van een kleine chocoladereep weg te lachen.


 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Uit: The Economist - 7 november 2008

Placebo`s werken

Hoewel de American Medical Association in 2006 al uit ethische overwegingen voorschreef dat artsen hun patiënten geen placebo`s mochten voorschrijven zonder hun toestemming of medeweten, gebeurt dit nog steeds op grote schaal.

Dit blijkt uit een studie van de Mayo Clinic in het Amerikaanse Minnesota. Er zijn verschillende redenen waarom het voorschrijven van placebo`s populair blijft onder artsen. In de eerste plaats blijkt uit klinische trials dat ze gewoon werken en wordt ook steeds duidelijker op welke manier ze werken. Volgens neurologen van het Centre Hospitalier de Luxembourg ligt het succes in het feit dat patiënten positieve verwachtingen hebben van een `beloning`. Aangetoond is namelijk dat placebo`s bij Parkinsonpatiënten dopamine aanmaken (een gebrek aan dopamine veroorzaakt Parkinson) en dat het lichaam van mensen met chronische pijnen natuurlijke pijnstillers erdoor aanmaakt. De werking van placebo`s wordt aangetoond met een methode die `hidden dosing` heet. Het tegen een patiënt zeggen dat hij pijnstillers krijgt terwijl een zoutoplossing wordt toegediend, heeft hetzelfde effect als het toedienen van 8 mg morfine. Een andere reden dat placebo`s populair zijn is dat artsen ze gebruiken om van lastige patiënten met psychosomatische klachten af te komen.

 

Lees ook het oorspronkelijke artikel:

Why the placebo effect is rewriting the medical rulebook

Magazine issue 2670, 20 August 2008

THE placebo effect has been known about since the beginnings of medicine. Indeed, it used to be just about the only medicine doctors could offer their patients - reassurance that a treatment will work, with the result that it often did. What nobody realised until recently is just how powerful and complex the effect is.

It turns out that a patient's state of mind, awareness of their condition and expectations of the care they are about to receive can influence pretty much every facet of medicine, from consultations with a doctor to clinical trials of a new drug. For example, one set of researchers has found that the anxiety-relieving drug diazepam doesn't work unless patients know they are taking it. Similarly, morphine is significantly more effective when people are told they are being given it. In both cases the placebo effect is critical to the drug's effectiveness (see "One ...

The Power of the Placebo Effect

IT SEEMED like a good idea until I saw the electrodes. Dr Luana Colloca's white coat offered scant reassurance. "Do you mind receiving a series of electric shocks?" she asked.

I could hardly say no - after all, this was why I was here. Colloca's colleague, Fabrizio Benedetti of the University of Turin in Italy, had invited me to come and experience their placebo research first hand. Colloca strapped an electrode to my forearm and sat me in a reclining chair in front of a computer screen. "Try to relax," she said.

First, we established my pain scale by determining the mildest current I could feel, and the maximum amount I could bear. Then Colloca told me that, before I got another shock, a red or a green light would appear on the computer screen.

A green light meant I would receive a mild shock. A red light meant the shock would be more severe, like the jolt you get from an electric fence. All I had to do was rate the pain on a scale of 1 to 10, mild to severe.

 

Conditioned

After 15 minutes - and what seemed like hundreds of shocks - the experiment ended with a series of mild shocks. Or so I thought, until Colloca told me that the last series of shocks were all severe.

I had felt the electric fence jolts as a series of gentle taps on the arm because my brain had been conditioned to anticipate low pain whenever it saw a green light - an example of the placebo effect.

Benedetti watched the procedure with a smile on his face. He was not sure his team could induce a placebo response in me if I knew I was about to be deceived. As it turns out, I succumbed, hook, line and sinker.

Such is the power of placebo. This was once thought to be a simple affair, involving little more than the power of positive thinking. Make people believe they are receiving good medical care - with anything from a sugar pill to a kindly manner - and in many cases they begin to feel better without any further medical intervention.

However, Benedetti and others are now claiming that the true nature of placebo is far more complex. The placebo effect, it turns out, can lead us on a merry dance. Drug trials, Benedetti says, are particularly problematic. "An ineffective drug can be better than a placebo in a standard trial," says Benedetti.

 

Taken aback

The opposite can also be true, as Ted Kaptchuk of Harvard Medical School in Boston points out. "Often, an active drug is not better than placebo in a standard trial, even when we can be confident that the active drug does work," he says.

Some researchers are so taken aback by the results of their studies that they are calling for the very term "placebo" to be scrapped. Others suggest the latest findings undermine the very foundations of evidence-based medicine. "Placebo is ruining the credibility of medicine," Benedetti says.

“The findings threaten the very credibility of modern medicine”

How did it come to this? After all, the foundation of evidence-based medicine, the clinical trial, is meant to rule out the placebo effect.

If you're testing a drug such as a new painkiller, it's supposed to work like this. First, you recruit the test subjects. Then you randomly assign each person to one of two groups to ensure both groups are alike. One group gets the painkiller, the other gets a dummy treatment. Then, you might think, all you have to do is compare the two groups.

 

Trials on trial

It's not that simple, though, because this is where the placebo problem kicks in. If people getting an experimental painkiller expect it to work, it will work to some extent - just as seeing a green light reduced the pain I felt when shocked. If the control group know they're getting a dummy pill whereas the other group know they're getting the "real" drug, the experimental painkiller might appear to work better than the dummy when in fact the difference between the groups is entirely due to the placebo effect.

So it's crucial not to tell the subjects what they are getting. Those running the trial should not know either, so they cannot give anything away, creating the gold standard of clinical trials, the double-blind randomised controlled trial. This does not eliminate the placebo effect, but should make it equal in both groups. According to conventional wisdom, in a double-blind trial any "extra" effect in the group given the real drug must be entirely down to the drug's physical effect.

Benedetti, however, has shown this is not necessarily true. His early work in this area involved an existing painkiller called a CCK-antagonist. First, he performed a standard double-blind randomised controlled trial. As you would expect, the CCK-antagonist performed better than the placebo. Standard interpretation: the CCK-antagonist is an effective painkiller.

 

Mind boggling

Now comes the mind-boggling part. When Benedetti gave the same drug to volunteers without telling them what he was doing, it had no effect. "If it were a real painkiller, we should expect no difference compared to the routine overt administration," he says. "What we found is that the covert CCK-antagonist was completely ineffective in relieving pain."

“If you don't know you have been given the painkiller, it has no effect”

Benedetti's team has since shown that the combination of a patient's expectation and the administration of the CCK-antagonist stimulates the production of natural painkilling endorphins. It has been known since 1978 that the placebo effect alone can relieve pain in this way. What Benedetti has uncovered, however, is a far more complex interaction between a drug and the placebo effect. His work suggests the CCK-antagonist is not actually a painkiller in the conventional sense, more of a "placebo amplifier" - and the same might be true of many other drugs.

"We can never be sure about the real action of a drug," says Benedetti. "The very act of administering a drug activates a complex cascade of biochemical events in the patient's brain." A drug may interact with these expectation-activated molecules, confounding the interpretation of results.

This could be true of some rather famous - and profitable - substances. Benedetti has found that diazepam, for instance, doesn't reduce anxiety in patients after an operation unless they know they are taking it. The placebo effect is required in order for it to be effective. It's not yet clear if this is also true of diazepam's other effects.

 

Great expectations

Even with drugs that do have direct effects independently of patients' expectations, the strength of these effects can be influenced by expectation. If you don't tell people that they are getting an injection of morphine, you have to inject at least 12 milligrams to get a painkilling effect, whereas if you tell them, far lower doses can make a difference.

Such findings prove that we need to change the way trials are done, Benedetti says. He thinks this is true of all placebo-controlled trials, not just those involving conditions in which placebos can have a strong effect, such as on pain.

The alternatives include Benedetti's hidden treatment approach, where participants are not always told when they are getting a drug, and the "balanced placebo design", in which you tell some people they got the drug when they actually got the placebo and vice versa.

These approaches are a great way of teasing apart true drug effects from placebo, says Franklin Miller of the US National Institutes of Health. The problem is the degree of deception involved. "There is no way we're going to be able to do clinical trials that involve deceiving patients about what they are getting. I don't see that as a useable method," he says.

 

Informed consent

Colloca disagrees. With hidden treatments, a patient might not know when the drug infusion starts and ends, but they know that a drug will be given. Therefore, she argues, there is full informed consent.

For Kaptchuk, the issue is not just teasing apart drug effects from placebo; it's the very notion that only treatments that are better than placebo have any value. "It's never enough to just test against placebo," he says.

In a study published in April, his team compared three "treatments" for irritable bowel syndrome. One group got sham acupuncture and lots of attention. The second group also got sham acupuncture, but no attention. A third group of patients just got left on a "waiting list".

Patients in both sham acupuncture groups did better than those kept on the fake waiting list. However, the group who had felt listened to and consulted about their symptoms, feelings and treatments reported an improvement that was equivalent to the "positive" trial results for drugs commonly used to treat irritable bowel syndrome - drugs that are supposed to have been proved better than placebo. Does this finding mean the drugs should not have been approved, even though patients are better off with either drugs or placebo than no treatment at all?

 

Word of mouth

This study shows how a placebo can be boosted by combining factors that contribute to its effect. And all sorts of factors can be involved. Even word of mouth can help, Colloca says, such as learning that a treatment has worked for others.

Conditioning through repetition, as in the process I went through, is another important factor. "Many trials use the repeated administration of drugs, thus triggering learning mechanisms that lead to increased placebo responsiveness," Benedetti says.

This is yet another reason to change clinical trials, he argues. It could explain, for instance, why the placebo effect appears to be growing stronger in clinical trials, causing problems for drug companies attempting to prove their products are better than placebo.

 

Harnessing the power

The issue isn't just about disentangling the effect of a placebo from that of a drug. It's also about harnessing its power. For instance, Colloca thinks the conditioning effect could be exploited to reduce doses of painkilling drugs with potentially dangerous side effects.

The problem with trying to exploit the placebo effect, says Miller, is that the term means very different things to different people. Many doctors don't believe placebo has any effect other than to placate those demanding some kind of treatment. "People say it's noise, or nothing, or something just to please the patient," Miller says.

Those involved with clinical trials, by contrast, tend to overestimate the power of placebo. Consider the way trials are carried out. If the people in the control group - the ones who get the placebo - get better, it's almost always attributed to the placebo effect. But in fact, there are many other reasons why those in the control group can improve. Many conditions get better all by themselves given enough time, for instance. To distinguish between the apparent effect of a placebo and its actual effect, you have to compare a placebo treatment with no treatment at all, as in the irritable bowel study.

 

Contextual healing

In an article published earlier this year, Miller and Kaptchuk argue that the very notion of placebo has became so laden with baggage that it should be ditched. Instead, they suggest that doctors and researchers should think in terms of "contextual healing" - the aspect of healing that is produced, activated or enhanced by the context of the clinical encounter, rather than by the specific treatment given.

Whatever you call it, trying to harness the placebo effect raises tricky ethical issues: can doctors exploit it without lying to patients? Maybe. If my shocking experience is anything to go by, knowing you are getting a placebo does not necessarily stop it working.

"It's a complicated issue, but one that deserves a lot more attention," Miller says. "Finding ethically appropriate ways to tap the use of placebo in clinical practice is where the field needs to be moving."

Doctors, however, are not hanging around waiting for the results of rigorous studies that show whether or not placebos can be used effectively and ethically for specific conditions. Surveys suggest around half of doctors regularly prescribe a placebo and that a substantial minority do so not just to get patients out of the consulting room but because they believe placebos produce objective benefits.

 

Disservice

Are they doing their patients a disservice? In 2001 Asbjorn Hróbjartsson of the Nordic Cochrane Institute in Stockholm, Sweden, did a meta-analysis of 130 clinical trials that compared the placebo group with a no-treatment group, to reveal the "true" placebo effect. The studies involved around 7500 patients suffering from about 40 different conditions ranging from alcohol dependence to Parkinson's disease. The meta-analysis concluded that, overall, placebos have no significant effects. Two years later the team published a follow-up study with data from 11,737 patients, and Hróbjartsson will publish another in the next few months. "The results are similar again," he says. Placebos are overrated and largely ineffective, Hróbjartsson concludes, and doctors should stop using them.

However, if you consider only studies whose outcomes are measured by patients' reports, such as how much pain they feel, placebos do appear to have a small but significant effect, he says. In other words, the placebo effect can make you feel better - even if you aren't actually better.

Does this mean it's not a real effect? Was I deluded when I reported feeling severe shocks as mild ones? "What does 'real' mean in this situation?" responds Hróbjartsson. "My concern is not so much whether effects of placebo are real or not, but whether there is evidence for clinically relevant effects."

Giving patients plenty of TLC is where placebo intervention should end, he thinks. "Most of us working in the field think that's just another way of saying 'be a good doctor'."

 

Measurable effects

Colloca and Benedetti think there is scope for doing much better than that. "We already know that placebos don't work everywhere, therefore the small magnitude of the placebo effect in that meta-analysis is not surprising at all," Benedetti says. "It is as if you wanted to test the effects of morphine in gut disorders, pain, heart diseases, marital discord, depression and such like. If you average the effects of morphine across all these conditions, the outcome would be that overall morphine is ineffective."

The other reason not to take the meta-analyses too seriously is the evidence that placebo can have measurable biochemical effects. The release of painkilling endorphins, for instance, has been confirmed by showing that drugs which block endorphins also block the placebo effect on pain, and by brain scans that "light up" endorphins. Placebos have also been shown to trigger the release of dopamine in people with Parkinson's disease. In 2004, Benedetti demonstrated that, after conditioning, individual neurons in the brains of Parkinson's patients respond to a salt solution in the same way as they do to a genuine drug designed to relieve tremors.

When it comes to the placebo effect, it seems, nothing is simple. We still have a lot to learn about this elusive phenomenon.

 

Michael Brooks’s latest book is “13 Things That Don’t Make Sense” (Doubleday)

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Bron: Belga - 28 oktober 2008

Honderden geneesmiddelen in België werken niet

Honderden geneesmiddelen in België werken nietHonderden geneesmiddelen die in België vrij of op voorschrift worden verkocht, werken niet.

Dat schrijft Le Soir Magazine woensdag op basis van het Gecommentarieerd Geneesmiddelenrepertorium van het Belgisch Centrum voor Farmacotherapeutische Informatie (BCFI).

 

Het BCFI is een onafhankelijk orgaan dat regelmatig de kwaliteiten van de geneesmiddelen op de Belgische markt onderzoekt. Op basis daarvan geeft het advies aan de artsen. In het repertorium van oktober 2008 worden honderden geneesmiddelen bestempeld als niet efficiënt, ofwel omdat de werking niet kan worden aangetoond, ofwel omdat de bijwerkingen te ernstig zijn. "Dat betekent niet dat ze in het geheel niet werken, voor sommige patiënten en in bepaalde omstandigheden kunnen ze toch bijdragen aan de genezing", schrijft Le Soir Magazine. "Bovendien moet men rekening houden met het psychologische effect", zegt Marie-Louise Bouffioux van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten. "Sommige patiënten gebruiken deze geneesmiddelen al jaren en zijn er tevreden over. Waarom zouden we die dan plots van de markt halen? " Tussen januari en oktober van dit jaar werden 109 geneesmiddelen vrijwillig uit de rekken gehaald door de producenten, dat zijn er 17 meer dan in dezelfde periode vorig jaar. (TIP)

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Uit: Knack.be 11 september 2008

9/11: zwijgen is goud

10/09/2008 15:00

Personen die het minst over een trauma praten, vertonen een betere psychische en lichamelijke gezondheidstoestand. Een opmerkelijke vaststelling in het medische weekblad “De Huisarts”.

Doorgaans gaat men ervan uit dat je na een psychisch trauma zo snel mogelijk je hart moet luchten zodat hulp en eventueel medicatie kunnen voorkomen dat het erger wordt of dat zelfs chronische aandoeningen ontstaan.

Amerikaanse onderzoekers gingen na of dit wel klopt. Ze selecteerden 3.000 mensen die bij de aanslagen op de WTC-torens op 11 september 2001 een vriend of familielid verloren. Gedurende twee jaar werd hen - indien ze dat wilden - gevraagd hun gevoelens uit te drukken. Daarbij werd hun psychische en lichamelijke gezondheidstoestand bestudeerd. Wat blijkt? Personen die er het minst over praatten, vertoonden aan het einde van de studie een betere psychische en lichamelijke gezondheidstoestand.

De onderzoekers vonden niet echt een verklaring hiervoor. Hoewel ze hoegenaamd niet in twijfel willen trekken dat communiceren na hevige stress nuttig kan zijn, denken ze toch dat men mensen die er liever het zwijgen toe doen, beter niet overhaalt om te spreken. Misschien nemen deze personen voor zichzelf de gezondst mogelijke beslissing.

Zijn deze individuen gewoon 'sterk' of zijn er misschien specifieke neuropsychologische mechanismen aan het werk?

Posttraumatische stress

Wellicht kunnen recente studies over posttraumatische stress duidelijkheid brengen. Bij deze aandoening komen onaangename en traumatiserende herinneringen steeds opnieuw aan de oppervlakte wat de stress onderhoudt. Stress activeert het adrenerge systeem, dat door bètablokkers kan worden geremd.

Onderzoekers spoten bij personen die een traumatische ervaring hadden gehad propranolol in (een bètablokker die de bloeddruk verlaagt en de hartslag regelt), en één week later praatten ze opnieuw over de onaangename gebeurtenis. Maar nu stelden de onderzoekers vast dat de fysiologische verschijnselen die normaal gezien met dit soort oprakelen gepaard gaan, zoals een versnelling van de hartslag, milder waren dan gewoonlijk.

Men kreeg hierbij de indruk dat herinneringen die in de neuronen 'vastgelegd' waren, door het relaas in een 'vluchtige' vorm worden omgezet, en dan opnieuw werden 'vastgelegd'. Propranolol blijkt de laatste stap te remmen. Belangrijk is dat de algemene geheugenfuncties van de deelnemers aan de studie door deze behandeling niet werden verstoord.

Mogelijk blokkeren mensen die weinig over hun tegenslagen praten, de hierboven beschreven diepe fixatie van gebeurtenissen in het geheugen.

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Uit: Mo* magazine 21/08/08

 

Modderkoeken tegen honger

21 augustus 2008 (MO) - In de sloppenwijken van Haïti zijn modderkoeken booming business: het zijn droge, gele, ronde koeken, gemaakt van klei, zout, olie en water. Als je er een eet, kun je de honger een paar uur onderdrukken.

'Haïti ondervindt de ergste gevolgen van de voedselcrisis die zich over de wereld verspreidt', schrijft Raj Patel, onderzoeker en auteur van Buy This! Alles wat je niet wilt weten over eten, in een opiniestuk. 'Doordat de voedselprijzen enorm zijn gestegen en de lonen gelijk gebleven of omlaag gegaan zijn, kunnen de armen geen kant meer op.'

Om de honger uit te roeien moet de armoede bestreden worden. 'De beste manier om daarmee te beginnen is investeren in scholing voor jongere meisjes. De grootste ongelijkheid zouden we dan aanpakken en het is tevens de beste manier om de bevolkingsgroei af te remmen.'

 

image002

 

Als je een modderkoek eet, kun je de honger een paar uur onderdrukken.

 

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Uit: De Standaard, 27 februari 2008

 

Antidepressiva nauwelijks beter dan placebo

BRUSSEL - Veelgebruikte antidepressiva werken alleen een klein beetje bij de zwaarste depressies, blijkt uit een analyse.

 

Veel voorgeschreven antidepressiva zoals het bekende Prozac, werken niet of nauwelijks beter dan een placebo (neppil), schrijven Britse en Amerikaanse wetenschappers in het medische vakblad PLoS Medicine. Dat werd al vermoed, en het wordt nu bevestigd door een 'meta-analyse' van de resultaten van eerder uitgevoerde studies bij patiënten, onder leiding van Irving Kirsch van de universiteit van Hull.

Prozac en andere zogeheten 'selectieve serotonine-heropname inhibitoren' doen het in vergelijkende studies alleen een beetje beter dan een placebo bij de patiënten met de zwaarste soort depressie, heeft Kirsch' team vastgesteld. En dat ligt dan nog vooral aan het feit dat die zwaar depressieve patiënten blijkbaar minder goed op placebo's reageren.

Kirsch en zijn medewerkers analyseerden niet alleen de resultaten van gepubliceerde studies, maar ook van studies die wel zijn uitgevoerd, maar waarvan de resultaten door de fabrikanten nooit zijn gepubliceerd. Om aan die (vaak ongunstig uitvallende) resultaten te komen deden de onderzoekers een beroep op de Amerikaanse 'Freedom of Information Act' (wet op de openbaarheid van bestuur).

Pharma.be, de belangenvereniging van de farma-industrie in België, reageert dat de Britse studie niet naar alle beschikbare gegevens kijkt, en dat de doeltreffendheid van antidepressiva wél bewezen is. Pharma.be waarschuwt dat het gevaarlijk kan zijn als patiënten nu op eigen houtje zouden stoppen met hun medicijnen.
(sts)

 

Lees ook het oorspronkelijke artikel:

Antidepressants are ineffective for most patients, study finds

26th February 2008

There is little reason to prescribe antidepressants to the majority of depressed patients, according to a group of experts, led by Professor Kirsch at the University of Hull.

In a study analysing data from clinical trials of antidepressants, leading psychologists found that antidepressants have no clinically significant effects in all cases apart from a small group of the most severely depressed patients. The paper, Initial Severity and Antidepressant Benefits: A Meta-Analysis of Data Submitted to the FDA, is being published today in the journal PLoS Medicine.

Before antidepressants are approved for licensing, they must undergo clinical trials that measure their ability to alleviate depression in comparison to the effects that patients experience when taking a placebo (a dummy tablet that contains no drug). The psychologists carried out an extensive analysis of clinical trial data submitted to obtain licensing for the most commonly-prescribed antidepressants.

Their analysis showed that in comparison to placebo effects, antidepressants do not have clinically significant effects in mildly depressed patients or in most patients who suffer from very severe depression. Furthermore, the apparent clinical effectiveness of antidepressants in the small group of extremely depressed patients is somewhat distorted. The seemingly good result came from fact that these patients’ response to the placebo decreased, rather than any notable increase in their response to antidepressants.

This is one of the most thorough investigations into the efficacy of new generation antidepressants, Selective Serotonin Re-uptake Inhibitors (SSRIs). Licensing authorities have approved the use of SSRIs, yet there are many doubts surrounding their clinical significance.

The team conducted a meta-analysis of all clinical trials, published and unpublished, of four of the most commonly prescribed SSRIs submitted to the US Food and Drug Administration for licensing approval. Conventional meta-analyses tend to use only published data which can, in the case of antidepressant medication, lead to reporting bias caused by multiple publication and selective reporting in sponsored studies.

Professor Irving Kirsch, from the Psychology department at the University of Hull, and lead researcher on the paper said, “The difference in improvement between patients taking placebos and patients taking antidepressants is not very great. This means that depressed people can improve without chemical treatments. Given these results, there seems little reason to prescribe antidepressant medication to any but the most severely depressed patients, unless alternative treatments have failed to provide a benefit. This study raises serious issues that need to be addressed surrounding drug licensing and how drug trial data is reported.”

Source: The University of Hull

http://www.hull.ac.uk/news/feb08/antidepressants.html

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Uit: Knack.be 17 juni 2008

Belgen slikken meer psychofarmaca dan ooit tevoren

Vijftig jaar geleden werd Haldol uitgevonden, een medicijn waarmee Janssen Pharmaceutica voor een revolutie in de psychiatrie zou zorgen en de wereld zou veroveren. Een halve eeuw later worden er meer psychofarmaca geslikt dan ooit tevoren. België is koploper.

Volgens interne Riziv-cijfers is het verbruik van psychofarmaca in 2007 fors gegroeid. De uitgaven voor antidepressiva in apotheken stegen met 6,3 procent en voor antipsychotica met 9,7 procent.

In 2007 werden al 226 miljoen doses antidepressiva verbruikt, een verdubbeling in tien jaar. Er werden 35 miljoen doses antipsychotica genomen, ruim de helft meer dan tien jaar eerder. Maar de Riziv-uitgaven voor antipsychotica werden zelfs vijfmaal duurder in die periode. Daar moet dan nog de derde grote groep psychofarmaca bijgeteld worden: de niet-terugbetaalde tranquillizers, die in 2006 al goed waren voor 588 miljoen doses. Alles samen dus ongeveer 850 miljoen doses per jaar.

Het Riziv waarschuwt ervoor dat zowel antidepressiva als antipsychotica steeds meer voor diagnoses worden verbruikt die niet binnen de oorspronkelijke indicatie vallen. Volgens de Riziv-analyse van antidepressiva zijn alvast vrouwen, bejaarden en Walen de grootste slikkers.

Per vrouw zijn er 26 doses per jaar en per man 11 doses. Het gebruik begint al te stijgen op 15 jaar, bereikt een eerste plateau tussen 45 en 60 jaar en stijgt dan vanaf 70 jaar naar zijn plafond. De regionale verschillen zijn enorm: in het arrondissement Waremme ligt het bijna 2,5 maal hoger dan in Maaseik. De Waalse arrondissementen scoren zowat de helft meer dan de Vlaamse.

De Leuvense hoogleraar psychiatrie Walter Vandereycken zegt in Knack: 'De Belgen zijn enorme consumenten van psychiatrie. Het aantal opnames ligt vijfmaal hoger dan het Europese gemiddelde, en we zijn koploper in het gebruik van psychofarmaca, met wel een kwart meer dan de andere Europese landen. Nooit eerder werden zoveel pillen geslikt. Ik denk dat het ten eerste aan de burger ligt: we willen een pil voor elk probleem. Ten tweede ligt het aan de artsen die meteen naar hun voorschrijfboekje grijpen. En ten derde probeert de farmaceutische industrie beide groepen te beïnvloeden.'

Professor Vandereycken pleit ervoor om de banden met de industrie te verbreken of op zijn minst publiek bekend te maken: 'Zeker 90 procent van de psychiaters heeft op een of andere manier banden met de industrie. Het ergste vind ik nog dat ook de meeste hoogleraars ermee verstrengeld zijn. In Leuven zijn meer dan dertig leerstoelen geneeskunde betaald door de industrie. Dan kun je hun onafhankelijkheid toch in twijfel trekken.'

Chris De Stoop

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Uit: Bodytalk, 30 april 2008

Kinderen van de rekening

Hoe meer welvaart, hoe ongelukkiger de samenleving en hoe meer jongeren over kop gaan. Everberg herbergt jongeren die delicten plegen waarvoor volwassenen tenminste vijf jaar achter de tralies zouden vliegen. Plaatstekort in Everberg in één jaar tijd verviervoudigd.
Eén op drie Vlaamse jongeren kampt met psychische problemen: ADHD, autisme, dyslectie, dyscalculie en depressies komen steeds vaker voor. Ouders verwachten professionele begeleiding op school. 'Leerkrachten kunnen dat niet bieden!' Roept een vakbondsman uit het onderwijs. In dezelfde week slaat de Gezinsbond alarm: België is de trieste koploper in zelfmoord bij jongeren.
Wie treft schuld? De kinderen? Het onderwijs? De overheid? De ouders? Aan Leterme kan het deze keer niet liggen, want dezelfde tendenzen worden waargenomen in andere zogenaamde welvaartsstaten. Overigens ook bij volwassenen: de incidentie van depressie en burn-out rijst de pan uit. Om nog maar te zwijgen van geweld in vertrouwensrelaties en daarbuiten, op de bus bijvoorbeeld. Hoeveel kinderen zitten er op dit moment opgesloten in kelders waar we vandaag nog geen weet van hebben?

Voorbij de gelukspiek

De Amerikaanse politicoloog Robert Lane schrijft de teloorgang van het onbekommerde geluk toe aan de welvaart: hoe welvarender de economie, hoe ongelukkiger het volk, jongeren in de eerste plaats. Die stelling onderbouwt hij stevig in zijn boek The loss of happiness in Market Democracies , uitgegeven bij Yale University Press (september 2000). Een dikke turf waarin hij beschrijft dat welvaart ons niks oplevert en dat we verkeerd bezig zijn. De gelukspiek moet ergens in de jaren zestig gelegen hebben. Sindsdien gaat het stilletjes aan bergaf, zo leren enquêtes. Van zodra je voldoende geld hebt om je materiële basisbehoeften in te vullen, maakt méér geld niet gelukkiger. Een buitenverblijf, drie vakanties op een jaar en een dikke auto, doen het dus niet. Nederlandse onderzoekers stelden vast dat hoe meer een vader verdient, des te minder tijd heeft hij voor zijn kinderen. Geestelijke verwaarlozing in materiële overvloed creëert veeleisende en ongelukkige kinderen.

Bond zonder Naam

De Nijmeegse sociaal-psychologe Roos Vonk vroeg aan 3.500 volwassenen wat hen gelukkig maakt. Uit de antwoorden destilleerde ze volgende top vijf.
1. Het gevoel dat iemand van me houdt
2. Het gevoel dat ik van iemand houd
3. Een goed gesprek met een vriend of een vriendin
4. Het gevoel echt contact te hebben met iemand
5. Een compliment en/of een blijk van waardering.
Als een socioloog tot zo'n conclusie komt, dan klinkt dat 'bond-zonder-naamachtig'. Als economen tot ongeveer dezelfde conclusie komen, denken we 'oei'. Inderdaad, inkomen draagt maar in zeer beperkte mate bij tot het geluksgevoel, weer op voorwaarde dat aan de basisbehoeften is voldaan. Vanuit economisch standpunt ontwikkelt de samenhang tussen geld en geluk zich volgens de wet van de afnemende meeropbrengst. In arme landen brengt extra inkomen extra geluk. In rijke landen niet.

Actief is best

Als we aanvoelen dat nog meer geld niet gelukkiger maakt, waarom blijven we dan zo hard werken? Uit kortzichtigheid? Of uit een soort hebzucht? Helemaal niet, zeggen sociologen. Er bestaat een samenhang tussen geluk en actief zijn. Actieve mensen zijn gelukkiger dan luieriken. Als ze niet overdrijven, zijn de actieven meestal ook gezonder en leven ze zelfs langer. Dat actieve mensen meestal meer geld verdienen, is eigenlijk niet meer dan een nevenverschijnsel. Ze hebben vooral plezier in het actief bezig zijn. Probleem is dat hun energie meestal opgaat in carrière en hobby's. En vaak ten koste van het gezin. Kinderen hebben nog steeds behoefte aan een nest, aan zorg en aandacht. Computers geven geen knuffels.

Marleen Finoulst 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Uit: De Standaard, 23/04/08

Totale Biologie is gevaarlijke 'alternatieve geneeswijze'

In Brussel en Wallonië heeft de “alternatieve geneeswijze” Totale Biologie het gemunt op doodzieke, kwetsbare mensen.

 

Aanhangers van de Totale Biologie geloven dat ziekte en lijden positieve zaken zijn en de mogelijkheid bieden om conflicten en stress te overwinnen. Borstkanker wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door zogeheten 'nestconflicten' met partners, kinderen of zelfs voorouders. Eczeem wordt dan weer veroorzaakt door scheidingsconflicten.

 

Ann de Schutter uit Antwerpen werkt voor de Franse dokter Claude Sabbah, een van de stichters van de beweging. Ze organiseert cursussen in ons land. In Frankrijk en in Wallonië lokken die cursussen volle zalen. Toegangsprijs: 250 euro per dag. In België zouden al 1.200 mensen de cursussen gevolgd hebben. De Brusselse dokter Charles Berliner bracht de zaak aan het rollen. “Totale Biologie heeft minstens 20 doden in België veroorzaakt”, zegt hij. “Ik heb getuigenissen verzameld van patiënten die zich doodziek in mijn artsenpraktijk meldden. Ze waren overhaald om hun "klassieke" therapie stop te zetten.” Nog voor de zomer begint in Luik het proces tegen therapeut Louis V. Hij wordt ervan beschuldigd in 2004 de dood te hebben veroorzaakt van een dame met borstkanker. “Vijf maanden lang bleef ze thuis zonder de minste therapie, behalve die van Vincent V. Die beweerde dat haar gezwellen een teken waren van een naderende "bevalling" die haar zou verlossen van de kanker”, zegt haar dochter. In vijf maanden tijd was de kanker onomkeerbaar. Tot ze totaal uitgeput naar het ziekenhuis ging. Daar stierf ze een week later.

 

Volgens de vroegere senator en voorzitter van de Onderzoekscommissie Sekten, Luc Willems (Open VLD), vertoont Totale Biologie alle kenmerken van een sekte. “Typisch is dat ze mensen afsluiten van de buitenwereld. Alle referentiekaders worden via allerlei rituelen zorgvuldig binnen de sekte gehouden. De aanhangers zijn kwetsbare mensen die zich in een noodsituatie bevinden. Ze worden gemanipuleerd en uitgebuit. Want alles draait natuurlijk rond geld”, zegt Willems. “Ik wil het bewust manipuleren van mensen in plaats van hen te helpen, strafbaar maken.” (jlo)

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Van de website DocCheck® Newsletter, 24 april 2008

Cheap is just not working

Just the industry profits from expensive drugs? Nonsense! A study made by US placebo researchers now shows that patients are judging the efficiency of pills by its price as well. Unnoticed, unknowingly and whether they want it or not...

The behavioral economist Dan Ariely at the US-American
Duke University has lost his illusions about medicine long time ago: "Physicians like to think that it's the ingredients making a drug effective", says Ariely.
The latest example for the complex processes at this interpersonal interface Ariely delivered himself in a study researching the placebo-effect of painkillers on a total of 82 test persons. He reported in the
Journal of the American Medical Association.

 

Stinginess is not hot at all

The test had the classical design of placebo-studies: The participants were exposed to pain stimulation, in this particular case to a minor electric shock applied at the wrist. They quantified the intensity of pain by standard gamut. Afterwards they received a placebo-pill and a brochure describing the alleged drug in greater detail. A part of the test persons received a brochure praising the drug as a brand-new, just registered medicament containing a modern ingredient and costing two and a half Dollars per pill. The rest of the test persons received a brochure explaining that the drug is older and just costs 10 Cents per pill.
The result: 85 percent of those test persons persuaded of the drug being new and expensive reported lower pain intensity "after pill". On the other hand, only 61 percent of the test persons convinced that they had swallowed a 10-Cent-Oldtimer, reported of pain reduction. "This result fits well into the existing data how people apprehend quality and how they anticipate therapeutic effects" emphases Ariely.
The scientist himself contributed to this datapool effectually with own studies at the Massachusetts Institute of Technology. About two years ago in the "Journal of Marketing Research", he reported on several experiments showing beyond medicine that the judgment of the customer regarding the quality of the products can be influenced within certain limits by the price. For that he invented a drink named "SoBe Adrenaline Rush", similar to Red Bull, supposedly increasing the brain performance. Afterwards the probands - in this case students - were supposed to tackle various logical puzzles: "It showed that a fictive price reduction on a product supposedly increasing the mental performance affects the number of correctly put puzzles negatively", says Ariely.

 

When it comes to drugs - never play it cheap!

It is obvious that such results are quite interesting for physicians as well as for the pharmaceutical industry. In randomized-controlled studies the placebo-effect is supposed to "bowdlerize itself" - in the ideal case. But at least in the field of post-marketing, the felt efficiency could be enhanced by adequate pricing and according marketing as a modern innovative product.
By the same token, physicians now have a tool at hand: An honest soul trying to convince his patients about a time-tested and more cost-effective drug just like that, might do a disservice to his potential therapy success.
Another study published in the Journal of General Internal Medicine shows that physicians are quite prepared to utilize the placebo-effect not just in a suggestive area, which proved a poll with 466 internists in the larger Chicago area of which 231 replied. After all, 45 percent of the physicians reported that they deliberately prescribe placebo occasionally. It is interesting what those physicians tell their patients. One third "sells" the pseudo-pill by saying: "Here's a drug that might help and for sure won't do any harm". Another third tells them: "Here's a pill that will help, but I am not sure how it works." At least, four percent choose the frontal attack and tell their patients that they are getting a placebo.
If that possibly helped?

 

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Uit: Mo* nr. 46, september 2007

 

De infantiele consument

29 augustus 2007 (MO) - ‘Als je wilt dat het consumentenkapitalisme zegeviert, moet je van kinderen consumenten maken of van consumenten kinderen.’ Benjamin Barber presenteert in zijn jongste boek De infantiele consument een verschroeiende kritiek op het hedendaagse kapitalisme en zijn maatschappelijke consequenties. Een voorpublicatie uit een boek dat een krachtige andersmondialistische visie koppelt aan een geloof in de oorspronkelijke waarden van het kapitalisme.

Benjamin Barber is de auteur van o.a. Jihad versus McWorld, gepubliceerd begin jaren negentig, maar vooral na 11 september 2001 een wereldwijde bestseller. Hij publiceerde al bijna twintig boeken over het belang van democratie en over de diverse krachten die haar bedreigen, zoals apathie, economische globalisering, tribalisering, terrorisme en de War on Terror. In MO*16 (september 2004) verscheen een uitgebreid interview met hem. 

‘Infantilisering’ is een krachtige metafoor. Ze verwijst naar het verkleuteren van producten en klanten in een postmoderne mondiale economie die meer  lijkt te produceren dan wat mensen nodig hebben en tegelijk naar het feit dat op kinderen gemikt wordt als consumenten in een markt waar nooit genoeg klanten zijn. Het is een tendens die leidt tot een nieuwe hang bij consumenten naar leeftijd zonder waardigheid, kleding zonder vormelijkheid, seks zonder voortplanting, werk zonder discipline, spel zonder spontaniteit, aankopen zonder nut, zekerheid zonder twijfels, leven zonder verantwoordelijkheid, en narcisme tot op hoge leeftijd, tot de laatste snik, zonder een spoor van wijsheid of nederigheid. In het tijdperk waarin wij nu leven is beschaving niet een ideaal of een streven, het is een videogame.

Wie niet wordt als kinderen...

Infantilisering –niet een tweede kindertijd maar een blijvende kinderlijkheid– is veel meer dan alleen maar een metafoor. Er is een nieuw cultureel ethos in de maak, dat hecht verbonden is met een wereldwijd consumentisme. De mensen die verantwoordelijk zijn voor het fabriceren en op de markt brengen van goederen voor de mondiale markt, de mensen die zich vandaag de dag daadwerkelijk bezighouden met onderzoek en onderricht op het gebied van marketing en reclame, en de uitvoering ervan, mikken voor de verkoop van hun producten op een jongere bevolkingsgroep, en tegelijkertijd proberen ze ook oudere consumenten te doordrenken met de smaak van jongeren.

Marketeers en merchandisers maken doelbewust jacht op een commerciële achterban met een portemonnee die dik genoeg is om een bijzonder aantrekkelijke markt te vormen, maar die tegelijkertijd qua smaak nog onvoldoende gevormd is zodat hij gevoelig blijft voor bewuste manipulaties van de kant van grote ondernemingen via reclame, marketing en branding.

Tegelijkertijd proberen de reclamemakers  bij volwassenen een vorm van regressie te stimuleren die bij hen de voorkeuren en gewoontes van kinderen moet doen herleven, zodat ze wereldwijd de betrekkelijk nutteloze overvloed aan games, gadgets en talloze andere consumptieartikelen aan hen kunnen slijten, waarvoor geen andere waarneembare ‘behoeftemarkt’ bestaat dan de markt die gecreëerd wordt door de onontkoombare verkoopdwang die eigen is aan het kapitalisme.

De perverse logica

In dit nieuwe tijdperk, waarin behoeftige mensen geen inkomsten hebben en welgestelden geen behoeften, wordt verregaande ongelijkheid gewoon als een vaststaand gegeven geaccepteerd. Die heersende ongelijkheid stelt het kapitalisme voor een dilemma: met zijn overproductie moet de kapitalistische markt wel groeien, want anders gaat ze te gronde. Als de armen niet rijk genoeg gemaakt kunnen worden om consument te worden, dan zullen de volwassenen in de eerste wereld, die op dit moment goed zijn voor zestig procent van de mondiale consumptie en die een enorm besteedbaar inkomen maar weinig behoeften hebben, verlokt moeten worden om te gaan shoppen.

Als ze overhaald kunnen worden om kinderlijk te blijven en onbezonnen in hun voorkeuren, zal dat ertoe bijdragen dat ze kopers worden van de door de mondiale markt geleverde goederen, die bestemd zijn voor een lusteloze en welvarende jeugd. Omgezet in cijfers voor uitgaven aan reclame en ontwikkelingshulp, leveren deze barre ongelijkheden een opmerkelijk contrast op: terwijl de Verenigde Staten in 2003 circa 16 miljard dollar aan ontwikkelingshulp uitgaven, bedroegen de Amerikaanse uitgaven voor reclame in 2005 naar schatting 276 miljard dollar, ongeveer de helft van de geschatte wereldwijde reclame-uitgaven voor 2005. Maar als het fabriceren van behoeften in plaats van goederen de voornaamste taak van het consumentenkapitalisme is, dan zijn deze gigantische reclame- en marketingbudgetten natuurlijk volkomen begrijpelijk.

Peter Pan op zijn kop

Door stil te staan in de tijd blijven ouder wordende volwassenen hun hele leven jeugdige consumenten, terwijl kinderen, van peuters tot en met jonge tieners, worden omgevormd tot “volwassen” consumenten, nu ze op steeds jeugdiger leeftijd “online gaan”. Zo weet het kapitalisme in zijn huidige consumptiegerichte fase de confrontatie met het noodlot uit te stellen en overleeft het minstens nog een generatie of twee. De financieel-economische bottomline blijft van kracht, zelfs als andere waarden die mensen koesteren daarmee terzijde worden geschoven.

Wij zaaien als individu dingen die we als gemeenschap niet direct zouden willen oogsten. We zitten verstrikt in een individualistische consumentencultuur, waarin geen rekening wordt gehouden met de publieke goederen die ons als burger toebehoren. Het lot van het kapitalisme en het lot van burgers vallen niet langer samen. Het probleem waarmee de democratische samenleving wordt geconfronteerd is niet louter dat ze het moet stellen zonder de verantwoordelijke volwassen burgers die haar enige wettige beheerders zijn, maar dat de ethiek van infantilisering ook de jeugd bederft en ons ertoe aanzet kinderen instrumenteel te behandelen: niet als wezentjes die bediend horen te worden door het grootkapitaal, maar als wezentjes die zelf de kleine dienaren van het grootkapitaal zijn. J.M. Barries Peter Pan-fantasie wordt hier keurig omgedraaid.

Het was Barries droom dat kinderen nooit groot hoefden te worden, zodat hun de last van volwassen verantwoordelijkheden kon worden bespaard: banen, gezinnen, hypotheken en politieke of morele verplichtingen. ‘Ik wil niet groot worden,’ riep Peter, en hij vluchtte naar Neverland. ‘Ik wil geen man zijn, ik wil altijd een kleine jongen blijven en plezier maken.’ Moderne merchandisers willen ook niet dat Peter groot wordt: niet om zijn onschuld te behoeden, niet om hem af te schermen voor een harde commerciële wereld, maar om hem tot hun loyale klant te maken, om zijn scheiding van moeder en gezin te benutten om hem tot hun eigendom te maken, hem te dwingen het plezier te kopen waar hij in zijn jeugd ooit gratis toegang toe had.

Een eindeloze puberteit

Steeds meer volwassenen zitten volgens de conservatieve criticus Joseph Epstein ‘koude cornflakes etend, enorm veel televisie kijkend en hopend seksueel te kunnen scoren, opgesloten in een mentale middelbare school’ en genieten doorgaans van een ‘eeuwige adolescentie, ongebonden, vrij van verantwoordelijkheden, zonder de feitelijke druk die het leven, dat rommelige zootje, altijd op je uitoefent’. 

Juliet Schor, een progressieve sociologe, bevestigt dat ‘we een natie zijn geworden die minder prioriteit geeft aan het aan kinderen bijbrengen hoe ze sociaal, intellectueel en zelfs spiritueel kunnen opbloeien, dan aan het trainen van kinderen in consumeren’. Communicatiedeskundige Norma Pecora stelt dat ‘de vorming van het kind tot consument tevens de ideologische vorming van de volwassene behelst. Dat wil niet zeggen dat we als volwassenen allemaal hevig zullen verlangen naar onze Lion King, ofschoon verscheidene recente reclamespots duidelijk zinspelen op het kind vanbinnen, maar wel zullen we daardoor verwachten dat het leven zich op een bepaalde manier voor ons ontvouwt.’ Het zijn onze verwachtingen over hoe het leven zich voor ons zal ontvouwen die geconditioneerd worden door een infantiel ethos.

Het commercialiserende infantiele ethos is zowel bron van als stimulans voor een politieke ideologie van privatisering, die volwassen publieke goederen als kritisch denken en actief burgerschap hun legitimiteit ontneemt en inwisselt voor om het individu draaiende persoonlijke keuzes en narcistisch persoonlijk gewin. Het ethos werkt als katalysator voor een geheel nieuwe identiteitspolitiek, waarin wie wij zijn uiteindelijk niet wordt bepaald door ras, religie en andere vormen van toegeschreven identiteit, of door een vrijwillig aangenomen burgerlijke en politieke identiteit, maar door identificatie van de consument met een bepaald merk.

Zorgvuldige afwegingen en het zoeken naar raakvlakken zijn grotendeels verdwenen uit het politieke debat; oppervlakkige praatprogramma’s op de radio moedigen bellers aan zich te gedragen als verwende kinderen; horrorprogramma’s op de kabeltelevisie pretenderen nieuws te brengen, maar zijn strikt als entertainment bedoeld. Steeds meer mensen omhelzen simplistische religieuze ideologieën, geworteld in dogmatiek en absolutisme, en niet in een ruimhartig geloof en een universele moraal.

Jong geleerd, is oud gedaan

Ten overstaan van de tirannieke heersers van het oude Athene zei de filosoof Socrates ooit dat je koningen filosoof moest maken of filosofen koning, als je wilt dat het recht zegeviert. Hedendaagse marketingsofisten presenteren een analoge, maar minder nobele formule: als je wilt dat het consumentenkapitalisme zegeviert, moet je van kinderen consumenten maken of van consumenten kinderen. Dat wil zeggen, maak de kids bijdehanter, maak ze “mondig” als verbruiker, en verkleuter de volwassenen, maak ze onmondig in hun rol van burger.

Businessgoeroe James McNeal, de schrijver van de “bijbel voor alle bewerkers van de markt voor kinderen”, zoals zijn bewonderaars hem noemen, zegt dat we daarvoor eerst moeten begrijpen dat ‘kinderen een toekomstige markt vormen, die nu al kan worden gecultiveerd, zodat je er bij het bereiken van de marktleeftijd makkelijker klanten van kunt maken’. In de mode-industrie, bijvoorbeeld, mikken verkopers op ‘de moeder die eruit probeert te zien als vijftien’, terwijl tegelijkertijd de kleuter ‘zo wordt opgetut dat deze eruitziet als veertig’. In de woorden van Valerie Steele, directeur van het Fashion Institute of Technology Museum: ‘Aan de ene kant zie je volwassenen in een overall lopen, terwijl je aan de andere kant meisjes van acht jaar een push-upbeha ziet dragen.’

Zo zijn marketingmanagers, als ze niet expliciet volwassenen infantiliseren, overal ter wereld bezig met de delicate missie om kinderen in staat te stellen zich als volwassen consumenten te gedragen, zonder hun echter de gelegenheid te geven hun kinderlijke voorkeuren te laten varen. Hiertoe moeten er niet uitsluitend kersverse reclame- en merchandisingstrategieën worden geschapen, maar moeten ook complete culturele, educatieve en bestuurlijke instellingen worden herschapen, zodat ze een ethos helpen ondersteunen dat gunstig is voor infantilisering –de voorwaarde voor de verkoop van uniforme artikelen overal ter wereld.

Fulltime consument versus burger

De verborgen maatschappelijke kosten van consumentenvoorkeuren worden nergens geregistreerd, noch in het bewustzijn van consumenten, noch in de statistische gegevens van het Amerikaanse ministerie van Financiën of in de gegevensbestanden van de Wereldhandelsorganisatie of het Internationaal Monetair Fonds. De consument is in dit opzicht radicaal geïndividualiseerd, in plaats van maatschappelijk ingebed, en heeft als gevolg daarvan minder, in plaats van meer vrijheid. Hij mag kiezen uit een door de wereld aangeboden keuzemenu, maar hij mag het menu, of de wereld, niet wijzigen of verbeteren.

Hiermee maken de mechanismen van de consumptie het individu in feite méér en niet minder vatbaar voor overheersing, precies zoals de zuigeling, in weerwil van zijn machtsgevoel, in werkelijkheid machteloos is in een wereld waarvan hij zichzelf niet los kan zien. Kortom, in nagenoeg alle opzichten gedraagt de fulltime consument, zoals de militante marketingmanager zich die voorstelt, zich idealiter meer als een impulsief kind dan als een volwassene.

De burger daarentegen is een volwassene, een publieke kiezer die door zijn maatschappelijke vrijheid in staat wordt gesteld om de keuzes die zich aandienen te verwezenlijken, en ook de agenda’s waardoor die keuzes worden bepaald en gestalte krijgen. De geïnfantiliseerde consument is de private kiezer, wiens vermogen om te participeren in gemeenschappen of om veranderingen te realiseren, is afgenomen en wiens publieke oordeelskracht is verzwakt. Een infantiel ethos verzet daarom het voor het consumptiegerichte kapitalisme noodzakelijke werk, maar ten koste van de beschaving die mede door het productiegerichte kapitalisme tot stand is gebracht.

Vrijheid in de winkelrekken?

Het kapitalisme is weer helemaal terug bij af. Ontsproten aan een uitzonderlijke synergie tussen egoïsme en altruïsme, tussen winstbejag en productiviteit, gaf het kapitalisme energieke en ondernemende durfkapitalisten ooit de kans succes te hebben door het dienen van de groei en bloei van welvarende naties. Dit gebeurde met de steun van een protestants ethos dat moreel gewicht gaf aan hard werken, vooruitziend investeren en ascetische zelfopoffering, precies de kwaliteiten die een productiegericht kapitalisme nodig had om goed te kunnen gedijen.

Tegenwoordig gaat het productievermogen van het kapitalisme de behoeften die het ooit diende ver te boven, ook al wordt tegelijkertijd het distributievermogen ervan gedwarsboomd door de groeiende wereldwijde ongelijkheid, waarop het een katalyserend effect heeft. Omdat dit kapitalisme voor zijn welslagen veeleer afhankelijk is van consumentisme, en niet van productiviteit, heeft het een ethos van infantilisering voortgebracht, dat precies de eigenschappen koestert die het protestantse ethos veroordeelde.

Het lijkt zichzelf letterlijk te consumeren, óp te gebruiken, met achterlating van een bedreigde democratie en een onzeker lot voor burgers. Hoewel dit kapitalisme zogenaamd de vrijheid koestert en stimuleert, geeft het aan ‘vrijheid’ een dubbelzinnige betekenis, in een tijdperk waarin winkelen een overtuigender bewijs van vrijheid lijkt te zijn geworden dan je stem uitbrengen, en waarin de dingen die wij in ons eentje in het winkelcentrum doen belangrijker worden gevonden voor de bepaling van ons levenslot dan wat we met z’n allen doen in de publieke ruimte.

Benjamin Barber.

Dit essay is een sterk ingekorte en bewerkte versie van het hoofdstuk Een zegevierend kapitalisme en een infantiliserend ethos uit De infantiele consument van Benjaming Barber. 490 blzn. Uitgegeven door Ambo / Manteau. ISBN 978 90 223 2210 9.

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Uit: Knack nr. 41, 11 oktober 2006

 

Rappers en rare vogels

Je bent jong en je wilt wat. Maar wat? Voor je het beseft, heeft een ander het voor jou geregeld. Een schetterende, springerige, hersenloze entertainmentindustrie stormt op je af en laat weinig kansen op ontsnapping. TMF, MTV, JimTV, superclips, fuiven, pop, rap, rock. Mega fun! All 4U!

Het succes is totaal. Dat kan niet anders voor kids geboren onder de tirannie van een tijd die dicteert 'wees jezelf' en dan iedereen in de pas laat lopen. Minder jongeren ontsnappen uit de jongerencultuur dan gangsters uit Belgische gevangenissen.

Maar een mens heeft recht op vrijheid en op zelfstandig gebruik van zijn geestelijke vermogens. Ook een jongere. Het wereldje waarin de meeste jonge mensen opgesloten zitten is leeg en schreeuwerig, op zichzelf gefocust en afgesneden van alle grote tradities en inspiraties van de geschiedenis. Zijn er dan geen ontsnappingswegen uit dit enge sfeertje?

Ze bestaan en ze zijn zelfs talrijk. Maar geen enkele is cool, geen enkele mega bangelijk, integendeel, ze zijn braaf, niet eigentijds, elitair. Dus revolutionair. De vrijgevochtenen die deze wegen bewandelen zijn zonderlingen, totaal onbereikbaar voor rappende leeftijdgenoten. Zelf missen ze niets, ze kennen geen verveling, ze zoeken geen kicks, geen drugs, geen geweld. Het zijn geen nerds, geen whizzkids. Veel erger. Ze zijn vervuld. Sterker nog, ze zijn - het woord is haast vergeten maar komt nu weer van pas - gelukkig.

Wie zijn die rare vogels? Ziehier hoe je er een wordt. Kies een onderwerp dat interessant is maar waarmee niemand zich lijkt bezig te houden. Iets exotisch. Iets moeilijks. Sanskriet bijvoorbeeld. Hoeveel jongeren in Vlaanderen studeren Sanskriet? Vermoedelijk niet één. Welnu, studeer deze Oudindische taal. Je leven expandeert als het heelal! Het hoeft geen Sanskriet te zijn, trilobieten zijn ook interessant; je vindt deze fossielen zelfs in België. Of priemgetallen. Of fotografeer parende libellen. Buitengewoon moeilijk. Of tel 's nachts meteoren. Koop een kleine telescoop (de prijs van een iPod) en speur de hemel af naar extragalactische supernovae. Repareer oude slingerklokken. Verdiep je in de literatuur van Letland. Of in de geschiedenis van Mongolië. Kies, maar kies iets met inhoud en betekenis. Dus niet Madonna of Racing Genk, maar misschien wel Hildegard von Bingen of Griekse amfitheaters. Besteed vervolgens al je vrije tijd aan het onderwerp van je keuze.

Wat is het gevolg? Een onvermoed, eindeloos genot valt je ten deel. Je voornaamste probleem is voortaan een gebrek aan tijd. Verder stel je vast dat vrienden en huisgenoten je ongerust aanstaren. Wat is er gebeurd, vragen ze zich af. Verduidelijk niets, ze begrijpen het toch niet. Het went wel. Eindelijk ben je een zelfstandige persoon geworden. Je volgt niemand, en niemand durft jou te volgen.

Is de prijs voor die zelfstandigheid niet eenzaamheid en trieste afzondering?

Het tegendeel is waar. De wereld telt meer zonderlingen dan jij alleen. Stel dat het onderwerp van je keuze hooguit één op een miljoen mensen bezighoudt. Reken er dan niet op in je eigen straat een begrijpende ziel te ontmoeten. Maar met de computer online bereik je de hele wereld. Eén op een miljoen mensen zijn wereldwijd duizenden mensen. Duizenden geestverwanten. Ze zoeken elkaar op, deze reizigers langs afgelegen wegen, en begrijpen elkaar. Je hoort erbij. De wereld is te klein voor het geluk dat ze kennen maar dat ze aan geen rappers kunnen uitleggen.

Gerard Bodifée

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Uit: De Standaard, zaterdag 07 oktober 2006

 

 

Misschien heb ik toch verkeerd gegokt

 

Het gevaar van de laatste strohalm
ALTERNATIEVE GENEESKUNDE

 

Vijf jaar geleden stierf de Nederlandse actrice Sylvia Millecam aan een onbehandelde borstkanker. Ze had voor alternatieve geneeswijzen gekozen. Ook in België missen dagelijks mensen kansen op genezing. De Brusselse huisarts Charles Berliner luistert al 14 jaar naar getuigenissen. Vooral van nabestaanden.

 

 

BIJ ons werd Millecam bekend als Urbanus' mooie tante Ella in de film Hector . In eigen land was ze de televisiester van Ook dat nog! , Knoop in je zakdoek , De Sylvia Millecamshow en Miss Millecam . Ze stierf in de nacht van 20 augustus 2001. Het knobbeltje dat twee jaar eerder was vastgesteld, was uitgegroeid tot een gezwel dat inwendig haar hele rechterborstholte vulde en uitwendig doorliep tot de schouder. Toch had ze voor haar dood minstens 28 behandelaars bezocht.

Nadat de bikkelharde diagnose was gevallen, vond Millecam het uitzicht op een slopende chemotherapie en de amputatie van een borst bijzonder zwaar om te dragen. Het 'genezend medium' Jomanda, een goede vriendin, zei daarop dat ze helemaal geen kanker was. De knobbel was een bacteriële infectie, zei ze, die veroorzaakt was door de siliconen. En ze verwees Millecam door naar alternatieve dokters, waarvan de meesten die diagnose bevestigden.

Natuurartsen en homeopaten ontfermden zich over haar. In Zwitserland onderging ze vijf weken lang een peperdure Zoetron-therapie - een combinatie van 'ontgiftende en immuniteitsversterkende' behandelingen en magneetveldtherapie. Ook zouttherapie - acht gram per dag - en elektro-acupunctuur beloofden beterschap. Het gezwel woekerde voort.

In de praktijk van de arts Jos Koonen in Millingen aan de Rijn verbleef Millecam tot een paar dagen voor haar dood. Toen ze van daaruit werd binnengebracht in het Sint-Radboudziekenhuis van Nijmegen, waar ze de laatste zorgen kreeg, stelde de oncoloog er hardop de vraag hoe zoiets nog mogelijk was in 2001.

In april van dit jaar schorste het Regionaal Medisch Tuchtcollege in Amsterdam drie artsen die Millecam behandelden. Ze hebben haar de noodzakelijke zorgen ontzegd en haar zo een goede kans op genezing ontnomen, concludeerde de Inspectie voor de Gezondheidszorg eerder in een rapport. Een van hen, René Broekhuyse, werd levenslang uit het beroep ontzet. Niet één therapeut informeerde Millecams huisarts over het ziekteverloop of vroeg zelf informatie op, wat tot de elementaire vereisten van goed hulpverlenerschap behoort.

Deze week heeft het openbaar ministerie besloten het medium Jomanda, de drie alternatieve genezers en een zouttherapeut niet strafrechtelijk te vervolgen: ,,Sylvia Millecam verkoos de alternatieve geneeskunde en stond niet open voor kritiek op de door haar gemaakte therapeutische keuzes.''

Millecams keuze was sterk beïnvloed door verkeerde adviezen, in het bijzonder van Jomanda. Zij was zich bewust van haar invloed en is voor een belangrijk deel verantwoordelijk voor de tragische afloop, concludeert het rapport. In de eerder dit jaar verschenen biografie Sylvia Millecam: op gevoel van de journalist Alje Kamphuis vertelt Nol Willemsen, de toenmalige vriend van Millecam, dat ze kort voor haar dood afstand nam van Jomanda. In die periode had Jomanda eens gebeld vanuit Japan. Ze had van bovenaf vernomen dat de toestand verslechterde, vertelde ze. Kort daarna bleek dat Milllecams visagiste die boodschap naar de assistente van Jomanda had geë-maild. Sylvia Millecam was gerold. ,,Ik heb misschien toch verkeerd gegokt'', zei ze nog tegen de kankerspecialist in Nijmegen.

Biechtvader

Door de zogeheten wet BIG (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) mag in Nederland zowat iedereen diagnoses stellen en behandelingen geven zonder enig diploma - een aantal risicovolle handelingen uitgezonderd. In ons land is dat niet zo, maar verhalen als dat van Millecam zijn ook hier geen zeldzaamheid. In maart nog schorste de Orde van Geneesheren van de provincie Antwerpen een arts-homeopaat na een klacht van een huisarts. Die laatste had een man op consultatie gekregen die hinder ondervond bij het plassen. Al bij een eerste nazicht bleek er een grote prostaatkanker te zitten. De patiënt was bang voor ziekenhuizen en medicijnen, vertelde hij. Daarom ging hij naar de arts-homeopaat. Al jaren. Ook voor zijn plasproblemen. Gespecialiseerd onderzoek bevestigde de diagnose: ver gevorderde kwaadaardige prostaatkanker.

Tijdens de ondervragingen bleek dat de man nooit lichamelijk was onderzocht, dat er nooit bloed was geprikt of beeldvormend onderzoek was gedaan. Voor diagnoses gebruikte de homeopaat een pendel. De klachten behandelde hij met homeopathische medicijnen, net als de lichte depressie van de patiënt. Op de vraag waarom hij nagelaten had onderzoek te doen dat levensreddend had kunnen zijn, antwoordde hij dat hij dacht dat de man daarvoor naar zijn huisarts ging. En dat hijzelf vooral als een soort biechtvader fungeerde.

In realiteit had hij nooit gevraagd of de patiënt een huisarts bezocht. Voorts bleek uit zijn nota's dat hij wel degelijk op de hoogte was van de prostaatklachten. De raad van de orde oordeelde dat de arts onvoldoende kwaliteit van zorgen had verleend, dat zijn zorgen niet stroken met de geldende wetenschappelijke kennis noch met de geneeskundige wetenschap en schorste hem voor twee maanden. Onlangs werd ook in Gent een homeopaat die kankers behandelde veroordeeld.

De Orde van Geneesheren treedt alleen op als er een klacht of een bewezen inbreuk op de wet is. Actief kwakzalvers opsporen doet ze niet. En alles verloopt strikt geheim. Alleen de raad kent de namen van de patiënt, van de indiener van de klacht en van de aangeklaagde dokter. Zelfs degene die de klacht indient, zal nooit weten of er een schorsing uit voortvloeit, tenzij de geschorste arts er zelf mee naar buiten komt.

En of een schorsing enige invloed heeft, is nog maar de vraag. Dikwijls zetten de artsen hun alternatieve praktijk gewoon voort. Vaak in Nederland. Dat deed ook Jo Van Eeckhout uit Rijkevorsel, die zich in 2003 - na een eerdere schorsing en een veroordeling - preventief terugtrok uit de orde. Hij kwam onder vuur te liggen nadat de actrice Vicky Versavel, bekend van de soap Familie , beweerd had dat hij haar in een week tijd van kanker had genezen, onder meer door de ziel van haar overleden broer eruit te trekken. Ook in onze Gouden Gids staat Van Eeckhout nog steeds als arts genoteerd.

Prooien

In juni 2003 werd bij een bekende Naamse musicienne een geëvolueerde borstkanker vastgesteld. Ze volgde een eerste chemokuur, maar naar de achtste en laatste sessie kwam ze niet. Ook de chirurgische ingreep weigerde ze. Een arts uit Limburg paste elektrotherapie toe. Hij liet zich bijstaan door een Parijse oncoloog-homeopaat die zichzelf ook antroposoof noemde. Van hem kreeg ze onder meer producten van Beljanski, dure medicijnen - ze bestaan ook tegen aids - waarvan de werkzaamheid nooit is aangetoond.

Toen de dokters die de dame in een kliniek opvolgden, merkten dat het al te gortig werd en er kostbare tijd verloren ging, schreven ze een brief naar de behandelende artsen: als ze niet meteen hun handen van de patiënte hielden, zouden ze de zaak voor de orde brengen. De musicienne kwam terug en liet zich overtuigen om de chemo opnieuw aan te vatten.

Even was er weer hoop, maar in augustus 2005 verslechterde haar toestand plots. Op een kaartje aan de Brusselse huisdokter Charles Berliner meldde haar oom het overlijden op 31 augustus. Ze was net geen veertig. Hij bedankt Berliner omdat hij haar mee overtuigd had om de overgebleven kansen alsnog te grijpen. En hij schrijft dat hij hoopt ,,dat anderen uit de klauwen van zulke gewetenloze, immorele roofdieren blijven''.

,,Ondanks het slechte nieuws geeft zo'n kaartje moed'', zegt Berliner. ,,In het begin kreeg ik veel steun, ook uit politieke hoek. Nu rest er nog weinig erkenning. Mijn enthousiasme is wat bekoeld.''

Hij richtte in 1992 de Association des Victimes des Pratiques Illegales de la Médecine op, nadat hij de kleine Anaëlle, een meisje van negentien maanden, in sectaire omstandigheden had zien sterven. Het ongelukkige kind was geboren met mongolisme en een hartafwijking en had op de koop toe leukemie ontwikkeld. Een ingewijde arts ha&d geweigerd een hartcatheterisatie uit te voeren die levensreddend was geweest. Dat de zaak gemediatiseerd werd, maakte het voor de ouders nog lastiger, en Berliner werd zowat hun woordvoerder. Honderden getuigenissen heeft hij sindsdien verzameld. Vooral van nabestaanden.

Goedgelovig

,,Mensen hebben het moeilijk om zelf te getuigen'', zegt hij. ,,Het rijt oude wonden open en na zo'n drama is het moeilijk toe te geven dat je dierbare te goedgelovig was en bedrogen is. Maar het loopt niet altijd slecht af. Ik ken een neurochirurg uit de buurt van Antwerpen die een hersentumor vaststelde bij een jongeman. De jongeman aarzelde om zich te laten opereren en ging naar een homeopaat. Die raadde de operatie af. Maar toen de chirurg dreigde naar de orde te stappen, heeft hij de jongeman weer kunnen opvissen en hem kunnen genezen. Dat is het doel.''

Toen Berliner tussen 1998 en 2004 zelf in de raad van de orde in Brussel zat, zag hij nogal wat collega's veroordeeld worden voor soortgelijke praktijken. Volgens hem is de situatie nu erger dan in 1992.

,,Ik denk dat paranormale zaken en pseudo-wetenschap evenveel succes hebben als honderd jaar geleden. Het gebeurt elke dag. Er zijn 40.000 dokters in ons land en ik ben er zeker van dat ze allemaal minstens een patiënt hebben die zo'n verhaal vertelt. Maar ze zeggen niets. Dokters zijn moeilijk in beweging te krijgen.''

,,De therapeuten zijn haast zonder uitzondering homeopaten. Vaak passen ze ook andere methoden toe, zoals de theorieën van dokter Hamer, die de oorzaken van ziekten zoekt in familiegeschiedenissen en het karma, en die mensen aanpraat dat ze ooit seksueel misbruikt zijn door hun ouders.'

,,Het gevaarlijkst zijn natuurlijk de gediplomeerde artsen die alternatief gaan. Zij dragen twee petten. Die van de arts, omdat ze zo geloofwaardigheid krijgen, en die van de alternatieve genezer, omdat het populair is en ze er patiënten mee winnen. Hun diploma hebben ze ver weg opgeborgen. Hun praktijk staat in fel contrast met hun opleiding. Maar de mensen geloven er graag in. Vooral kankerpatiënten zijn het slachtoffer, en mensen met ziekten die een onvoorspelbaar verloop kennen of moeilijk te genezen zijn, zoals multiple sclerose en het chronische-vermoeidheidssyndroom.''

,,Waar de standaardgeneeskunde ontoereikend is, ligt een markt voor charlatans. Vrouwen blijken makkelijker te verleiden. Alleenstaanden ook. En mensen die al iemand verloren hebben, ondanks de standaardgeneeskunde. Of die zelf na een chemokuur hervallen zijn. Meestal zijn het overigens intellectuelen of goede verdieners. Die kunnen zich de dure producten veroorloven.''

Marktleiders

,,De ecologisten en de newagecultuur spelen een grote rol in die populariteit, met dat sfeertje van medicijnen weigeren en zware beschuldigingen uiten aan het adres van de farma-industrie. Volgens sommigen is de longziekte sars gecreëerd door Amerikaanse bedrijven die al een vaccin hadden. Zulke onzin lees je courant. Die mensen hebben blijkbaar nood aan geloof in de wat dommige dingen. Logische verklaringen interesseren hen niet. Ik heb niets tegen fantastische films, maar als het over gezondheidszorg gaat ben ik wel verontrust.''

Volgens Berliner is ook de wet-Colla, uit 1999, waarschijnlijk een extra stimulans voor het succes van alternatieve geneeskunde. Die wet zou immers het complementaire statuut van homeopaten, chiropractors, osteopaten en acupuncturisten erkennen. De toenmalige Minister van Volksgezondheid, Marcel Colla (SP.A), motiveerde de keuze van die beroepsgroepen door te zeggen dat het de 'marktleiders' waren.

,,Daar is uit groene hoek enorm voor gelobbyd'', zegt Berliner. ,,Populariteit was het criterium, niet de efficiëntie van de behandelingen. Een van de officiële bedoelingen was patiënten beschermen. Je kunt beter een legaal kader scheppen en controle uitoefenen dan kwakzalvers vrij te laten, klonk het. Maar zo maak je de toegang tot pseudo-geneeskunde wel veel makkelijker. En door een erkenning geef je de valse indruk dat het allemaal wetenschappelijk gefundeerde methodes zijn.''

,,Er is overigens geen sprake van complementariteit. Toen ik 35 jaar geleden een jonge huisarts was, was het bijvoorbeeld streng verboden om homeopathische producten samen met andere geneesmiddelen te gebruiken. Nooit doen, zeiden de homeopaten. Nu zijn ze van strategie veranderd: het is complementair. Een verzinsel om patiënten te winnen en geld te verdienen. En een strategie die het moeilijk maakt om hen te vervolgen als er ongelukken gebeuren. Dat is gelukt: het wettelijk kader is er. Maar het is een lege doos. Er is absoluut niets mee gebeurd. De bevoegde erkenningscommissie moet nog altijd samenkomen. Er is dus ook geen controle.''

,,Samen met een massa wetenschappers van alle Belgische universiteiten heb ik gevochten tegen die wet. Toen hij goedgekeurd werd, stond ik daar met mijn getuigenissen. Ze hadden tot niets gediend. Als de overheid zoiets onnozels goedkeurt, kan ik niets meer doen, dacht ik. Ik wilde ermee stoppen. Maar de getuigenissen zijn blijven komen.''

Association des victimes des pratiques illégales de la médecine - Guillaume Van Haelenlaan 62, 1190 Vorst Tel.: 02-537.80.03 - c.berliner@skynet.be

 

Door Bert Voet

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

Uit: De Standaard, woensdag 13 september 2006

 

Natascha Kampusch opnieuw gekidnapt

 

© KRONEN ZEITUNG

 

HET tv-interview van de ORF met Natascha Kampusch werd aan 120 landen verkocht. In Oostenrijk trok de uitzending 2,7 miljoen kijkers, meer dan enig tv-programma ooit. Zoveel aandacht was er bij lange na niet geweest als ze alleen maar slachtoffer was geweest, alleen maar een meisje dat van haar tiende tot haar achttiende in een kelder werd vastgehouden en wist te ontsnappen.

 

 

De welbespraaktheid, het ontwikkelingsniveau en het altruïsme van Kampusch vormen een opvoedkundig anathema waar de westerse samenleving niet van terug heeft. Acht jaar zonder ouders, opvoeders en onderwijzers hadden haar, volgens de vigerende vooronderstellingen over opgroeien en volwassen worden, moeten reduceren tot een zielige puinhoop. Door ontwikkeld en eloquent te zijn zonder scholing, evenwichtig en onderscheidend zonder opvoeders, door zich liefdevol uit te drukken na acht jaar zonder ouderliefde, plaatst ze een groot vraagteken bij de kernideeën over opgroeien. Hier klopt iets niet.

Een interviewer suggereerde dat ze al die welbespraaktheid had te danken aan onderwijs door haar ontvoerder (Kronen Zeitung, 8 september). Kampusch ontkende stellig: ze had gewoon alles gelezen wat in haar bezit kwam, tot en met de kleine lettertjes op de tandpastatube.

Het is jammer dat onderwijsfilosoof Ivan Illich (1926-2002) het tv-interview niet heeft kunnen zien, hij zou een topervaring hebben gehad. In Deschooling Society (1971) ageert hij tegen ons opleidingssysteem “waarin onderwijzen wordt verward met leren, overgaan met vooruitgang, diploma's met competentie, en taalbeheersing met het vermogen iets nieuws te zeggen".

Natascha Kampusch bleef daarvan verschoond, dankzij het onbedoelde experiment van Wolfgang Priklopil. Met honderden miljoenen wereldwijd kijken we ademloos naar het resultaat - om bij de eerstvolgende journaaluitzending weer een politicus te horen zeggen dat we zoveel miljard meer aan onderwijs uit moeten geven.

Als belichaming van een les voor ons allen op psychiatrisch en opvoedkundig terrein, heeft Kampusch het zwaar. Dat ze alsnog opleidingen moet gaan volgen, wordt vanzelfsprekend gevonden. Ze moet de schade inhalen, valt in alle Oostenrijkse kranten te lezen. Natuurlijk moet ze leren, dat moeten we allemaal, maar waarom via onderwijs, overgaan en diploma's? Als volwassene en niet-leerplichtige mag ze weigeren, uiteraard.

Officieel geldt dat ook voor de psychiatrische hulp die ze nu krijgt, maar daar lijkt ze het moeilijker te hebben. Sabine Freudenberger, de politieagente die Kampusch als eerste sprak na haar ontsnapping, verscheen diezelfde avond op de Oostenrijkse tv, en meldde dat Kampusch hoogintelligent was, een ongelooflijke woordenschat bezat, en verder een rustige en stabiele indruk maakte.

Niet veel hulp nodig tot het tegendeel blijkt, zou je denken. Maar voor onze samenleving is het onaanvaardbaar dat Kampusch geen slachtoffer zou zijn, dat ze haar eventuele trauma's al grotendeels heeft verwerkt tijdens haar gevangenschap. Of dat ze misschien wel een paar trauma's mist die ze volgens de handboeken had moeten oplopen. Of dat ze zich, op haar manier, gewoon heeft ontwikkeld, misschien wel met veel meer succes dan haar school- en discogaande leeftijdsgenoten.

Daarom is ze opnieuw gekidnapt, nu door de psychiatrie. Zonder al die mediabelangstelling had ze waarschijnlijk wel weg kunnen komen, maar niet nu de hele wereld meekijkt. Ze moet en zal getraumatiseerd zijn, want als ze echt zo sterk en stralend is als ze lijkt, heeft de psychiatrie zelf een probleem. Kampusch moet het probleem hebben.

Aanvankelijk waren er twee psychiaters - Max Friedrich en Ernst Berger - inmiddels heeft een “multidisciplinair team van tien hoogleraren" zich rond de arme Kampusch geschaard. Berger verklaarde al een paar dagen na de vlucht dat Kampusch nog jarenlange psychotherapie nodig zou hebben.

Op 7 september gaf Friedrich een persconferentie waarin hij riep dat “Kampusch eerst een eigen ik" moet vinden. Het idee! Natascha Kampusch heeft een uitzonderlijke prestatie geleverd, de psychische variant van een geslaagde Everest-beklimming. De psychiaters zouden op hun knieën moeten en zich moeten afvragen wat ze van haar konden leren. In plaats daarvan stelde Friedrich dat ze “veel fasen van haar leven niet adequaat geleefd heeft", implicerend dat de psychiatrie daar wel oplossingen voor had.

Vergelijk het standpunt van de psychiaters met wat jeugdadvocate Monika Pinterits, die Kampusch dagelijks spreekt, op 1 september zei tegen Kronen Zeitung: “je zou haar moeten zien, je zou versteld staan. Ze is zeer uitzonderlijk. Ze zegt: Ik ben jong, ik weet veel en ik ben sterk."

Of vergelijk het met wat iedereen bij het ORF-interview zelf kon zien. Van je tiende tot je achttiende geïsoleerd gevangenzitten en er normaal, stabiel en weerbaar uit komen, wijst op uitzonderlijke geestelijke vermogens. Wat doen psychiaters daar nog, behalve op persconferenties schetsen welke stadia “het slachtoffer” de komende tijd vermoedelijk zal gaan doorlopen?

Als Kampusch ooit tekenen van het zogeheten Stockholmsyndroom vertoonde - met de nadruk op als - dan is het nu. Op eigen “verzoek" blijft ze tot eind deze maand ingekwartierd op de afdeling kinderpsychiatrie van een ziekenhuis in Wenen. Ze is zich de ideeënwereld van de psychiaters aan het eigen maken, als nieuwe overlevingsstrategie. Want hou maar eens staande dat je sterk en normaal bent als “de beste vakmensen die we in Oostenrijk hebben" (zoals Friedrich zei) unisono roepen dat je getraumatiseerd bent en nog jaren hulp en begeleiding nodig hebt. Van de een miljoen euro die Kampusch alleen al met het tv-interview verdiende, is met haar kennelijke instemming 300.000 euro gereserveerd voor psychiatrische behandelingen.

Voordat Kampusch tot langdurig psychiatrisch patiënt werd gebombardeerd, hadden twee prealabele vragen gesteld moeten worden. Heeft ze überhaupt mentale hulp nodig? En zo ja, van wie moet die dan komen?

Misschien was gewone onderdompeling in de samenleving te midden van leeftijdsgenoten wel de beste hulp geweest op weg naar een nieuw leven. Of wellicht een paar maanden retraite in een boeddhistisch klooster, nu of over een paar jaar. Of een wereldreis. Of gewoon niks. Alles wijst erop dat psychiaters hebben besloten dat Kampusch hulp nodig had, en dat dat psychiatrische hulp moest zijn. Opdat de psychiatrie niet gestoord wordt.

Michiel Hegener

(De auteur is freelance journalist.)

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

 

 

 

>> naar inhoudsopgave

 

>> naar homepage