Denkkader:
levenskunst
als kortste weg naar geluk
Gelukkig zijn wil toch zeker iedereen? Jazeker, en gelukkig zijn als het leven ons toelacht kan ook iedereen, net zoals iedereen kan zeilen bij mooi weer. Maar gelukkig zijn is niet hetzelfde als geluk hebben en een levensvisie die het mogelijk maakt ook voor geluk te kiezen als het leven ons niet toelacht en men dus geen geluk heeft, wordt in onze samenleving al te weinig systematisch en ordentelijk aangeleerd en voorgeleefd. De meesten onder ons moeten de nodige levenswijsheid dan ook met schade en schande bij elkaar zien te sprokkelen. Op het gebied van levenskunst en geluk is het alsof ieder van ons voor zichzelf het wiel weer opnieuw moet uitvinden, domweg omdat ons niet gezegd werd dat het al uitgevonden is. Als uw huidige levenswijze dus niet tot de gewenste resultaten leidt, is de filosofie waar u mee leeft, uw modus operandi, misschien wel aan een revisie toe. Maar helaas leren we wat werkelijk belangrijk is vaak pas als zich een dramatische gebeurtenis heeft voorgedaan of als het grootste deel van ons leven al achter ons ligt en het te laat is om te handelen naar wat we hebben geleerd. Moeten we echt zo lang wachten? Wat als we het recept voor een gelukkig en zinvol leven nu eens zouden kunnen leren vóór het leven ons hardhandig tot de orde roept of onze levensklok op een paar minuten vóór middernacht staat?
Een kwantumsprong Volgens sommige auteurs ervaren de meesten onder ons in de loop van hun leven vijf tot vijftig maal méér verandering dan onze voorouders van honderd jaar geleden, die bij hun geboorte hun levenspatroon meekregen. Hun levens volgden gedurende eeuwen dezelfde regels als dat van hun voorouders. Ze konden zich verschuilen in de kudde. Dat had natuurlijk zijn voordelen: ze wisten wie ze waren en wat ze hun kinderen moesten vertellen. Ze hadden het voordeel van het ontbreken van alternatieven. Dat is allemaal ingrijpend veranderd. Er heeft zich een kwantumsprong voorgedaan in de complexiteit en in het tempo van de eigentijdse ervaringen en volgens sommigen is er na 1945 méér veranderd dan in de tweeduizend jaar daarvóór. De hedendaagse wereld is gekenmerkt door vele veranderingen en problemen met enerzijds een (westerse) commerciële vermaak- en amusementscultuur gericht op overdadige consumptie, luxe en snelle genoegdoening, en anderzijds een aanzienlijk deel van de wereld met extreme armoede, geweld, terreur, economische slavernij en onmenselijke levensomstandigheden. Zowel in de rijke landen zelf als op wereldschaal lijkt de wereld zich echter nog niet helemaal bevrijd te hebben van de feodale tijd van vóór de Franse Revolutie, met enerzijds een kleine minderheid met enorme rijkdommen en talloze wettelijk verankerde privileges, en anderzijds een brede laag van loon- en consumptieslaven met een leven van uitzichtloze dofheid en voor sommigen zelfs grauwe armoede. Door de toegenomen communicatiemogelijkheden is het niet meer mogelijk nog langer de ogen te sluiten voor deze schrijnende en beschamende onrechtvaardigheid. In de logica van een liberale meritocratie wordt gesteld dat alles voor iedereen mogelijk is. Ieder wordt dus geacht de plaats te verwerven die hem of haar toekomt, niet op grond van geboorte maar op grond van verdienste. Rijken zijn rijk omdat ze het verdiend hebben, omdat ze ‘hard gewerkt’ hebben. Armen zijn bijgevolg arm omdat ze dat eveneens verdiend hebben, omdat ze niet ‘hard’ genoeg gewerkt hebben. Armoede of niet-geslaagd zijn is dus niet alleen vervelend of onaangenaam maar is bovendien ook verdiend. Het zegt iets over jezelf. Als je in een feodale samenleving arm was, was het omdat je gewoon het ongeluk had dat het lot of vrouwe fortuna je niet beter bedeeld had. Als je in een liberale meritocratie arm bent, is het omdat je niet genoeg je best hebt gedaan, omdat je een loser bent. Je professionele succes zegt niet iets over je lot maar over je karakter. Misschien lijd je wel aan een gebrek aan ambitie en/of een te laag zelfbeeld. In de commandomaatschappij kon je je tegen het gezag keren. In de prestatiemaatschappij zit de dwang in onszelf. Daardoor worden velen hardlopers en zelfs marathonlopers zonder nog te weten waar naartoe. In de prestatiesamenleving is het hollen en winnen immer belangrijker dan het doel. We hollen met zijn allen maar geen mens die lijkt te weten waar naartoe. Geen wonder dus dat de cijfers voor depressie, burn-out en zelfgekozen levensbeëindiging de hoogte ingaan.
Waarden en idealen Van de verlichtingsidealen van de Franse revolutie, die geacht werden een einde te maken aan het feodale systeem, worden in de moderne neoliberale samenleving vooral vrijheid en (in veel mindere mate) gelijkheid (althans in het westen) sterk benadrukt terwijl de broederlijkheid (in de vorm van betrokkenheid, verbondenheid, empathie, liefde, mededogen) eerder op de achtergrond is geraakt. Vrijheid en gelijkheid worden vertaald in georganiseerde, bureaucratische rechten en plichten terwijl de betekenis en de bijdrage van het individuele bestaan aan de samenleving vrijwel onzichtbaar is geworden. De burger weet niet meer hoe aan zijn vrijheid een positieve invulling te geven. Hij weet niet meer waar zijn inspanningen en zijn inzet voor dienen en hij/zij wordt er door niemand voor bedankt. Hij betaalt belastingen aan een anonieme bureaucratische fiscus en krijgt allerlei tegemoetkomingen van een anonieme bureaucratische sociale zekerheid. Hij is vervreemd van de medemens en voelt zich als een elementair deeltje, een losgeslagen atoom zonder verbondenheid met de samenleving. Hoewel de democratie de belofte inhield van een door het individu zelf bepaald en zelf gestuurd leven, een echte meritocratie, lijken mensen steeds meer geleefd te worden door regels en omstandigheden waarover ze geen keuze hebben. De democratie is een dictatuur van de meerderheid en van de normaliteit en de middelmaat geworden, een politiek spel dat op dezelfde commerciële en competitieve wijze opgevoerd wordt als songfestivals, miss-verkiezingen of andere vormen van massa-entertainment. Nieuwe sociaal-maatschappelijke visies of inzichten, waar politiek over zou moeten gaan, hebben plaats gemaakt voor financieel-economische rekensommen. Steeds meer wordt daarbij verwezen naar schimmige ‘machten’ als de economie, de vrije concurrentie, de arbeidsmarkt, de competitiviteit, de financiële markten of de beurs. Dat zijn de nieuwe ‘heren’ waaraan de mens in de moderne feodaliteit onderworpen is. Het leenstelsel is vervangen door een loonstelsel. Waar de markt de wet wordt, wordt ongelijkheid de regel. Anderzijds lijken mensen haast blind geworden voor de echte keuzemogelijkheden in de binnenwereld van het bewustzijn. Het zo vaak aangeklaagde individualisme in de samenleving is veeleer een vorm van onvolwassenheid. We zijn immers nog niet tot een echte, volwassen vorm van individualisme gekomen, dat wil zeggen tot het inzicht dat wat wij denken en doen (inclusief ons consumptie- en koopgedrag) gevolgen heeft voor alles en iedereen en dat de zorg voor anderen, voor de natuur en voor de aarde, een wezenlijk onderdeel van het eigen geluk is. Ons eigenbelang is onlosmakelijk verbonden met het algemeen belang. In het onvolwassen denkkader van het exclusieve eigenbelang wordt het voor velen evenwel moeilijk in de zinvolheid van het bestaan te blijven geloven. Toch leidt dit vooralsnog niet tot een voldoende vermindering van het materiële en maatschappelijke bestaanscomfort en tot een voldoende sense of urgency om zinvolle maatschappelijke veranderingen op gang te kunnen brengen.
Existentiële armoede in de ‘feel good’-cultuur In de laat-kapitalistische postmoderne tijd hebben vele mensen zowel hun geloof in een reddende religie als in een bevrijdende wetenschap verloren. De relatie met het leven is gekenmerkt door het ontbreken van een zingevende levensvisie. De afwezigheid van bewustzijn van de onvatbare maar wezenlijke verticale dimensie van het leven leidt tot een existentiële en spirituele leegte en honger, een honger van de ziel. Voor velen bestaat het leven alleen maar uit ter wereld komen, opgroeien, studies doen, een baan vinden, een partner vinden, kinderen krijgen, een huis kopen, de kinderen opvoeden, op pensioen gaan, de resterende tijd min of meer leuk uitzitten en uiteindelijk ziek worden en de wereld weer verlaten. Ze worden geheel in beslag genomen door het omgaan met de dagdagelijkse taken en beslommeringen, ze overleven, ze zijn “goed bezig”, maar ze leven reactief, ze lopen achter ‘doelen’ aan maar missen enthousiasme en een inspirerende visie. In die omstandigheden is de ervaring van geluk gewoonweg onmogelijk. Mensen hebben dan ook het gevoel iets te missen, iets verloren te zijn, en kunnen niet eens benoemen wat het zou kunnen zijn. Ze denken (of krijgen uit medische hoek te horen) bijzonder ‘gevoelig’ of ‘kwetsbaar’ te zijn of aan een depressie of een burn-out te lijden waarvoor een ‘behandeling’ vereist is. De voorgestelde - doorgaans farmacologische - ‘behandelingen’ kunnen misschien wel de stemming of het gedrag enigszins verbeteren, maar maken ook dat men de eigenlijke levensles mist en resulteren in meer hulpeloosheid en afhankelijkheid in plaats van in meer levenswijsheid. Zij leiden dan ook niet tot een merkbare toename van enthousiasme, geluk of levenskunst, zodat ‘herval’ bijna onvermijdelijk is.
De drenkelingenfilosofie: levensmoeheid, wanhoop… Gustav Jung zei dat de mens een zinloos leven niet kan verdragen. Een leven zonder een enthousiasme wekkend toekomstbeeld motiveert niemand en wordt als zinloos ervaren. Het hoeft dan ook nauwelijks verwondering te wekken dat de cijfers voor levensmoeheid, wanhoop, middelengebruik en middelenverslaving, anorexie, borderline, depressie, burn-out, zelfverminking en zelfgekozen levensbeëindiging onrustwekkend toenemen en zelfs epidemische proporties lijken aan te nemen. Deze cijfers weerspiegelen dan nog alleen maar de zichtbare top van de spreekwoordelijke ijsberg die gevormd wordt door de vele levens die doorgebracht worden in een oceaan van verveling, dofheid, vreugdeloosheid en stille wanhoop, met af en toe een eilandje van plezier. Jongeren hebben niet alleen behoefte aan een warme en zorgzame omgeving maar hebben voor hun sociale en morele ontwikkeling en hun identiteitsvorming ook nood aan inspirerende rolmodellen en aan een inspirerende mentor met waarden als mededogen in plaats van geweld en materiële welstand. In een cultuur waar de meeste aandacht uitgaat naar een uniforme, zelfgenoegzame en afstompende jongerencultuur van technologische gadgets, popsterren, sportidolen en andere druktemakers, krijgen jongeren een zeer vertekend beeld van de realiteit en geven steeds openlijker blijk van ongemotiveerdheid voor alles wat geen onmiddellijke genieting of lustervaring met zich brengt. Daardoor worden ze door ouders en leerkrachten vaak als ‘schoolmoe’, ‘ongeïnteresseerd’, ‘lui’ of ‘moeilijk’ bestempeld. Zij lijden niet aan een affectief tekort maar aan een educatief tekort in een samenleving die haar verantwoordelijkheid terzake niet meer kent en die geen enthousiasmerende toekomstbeelden meer weet te genereren. Het tekort aan ouderlijk structuur- en richtinggevend gezag, is ook een tekort aan ouderlijke verantwoordelijkheid. Al te vaak wordt deze verantwoordelijkheid dan doorgeschoven naar het onderwijs, maar ook in het onderwijs is er een gebrek aan visie op hoe leerlingen in het veld van mogelijkheden voor groei en ontwikkeling, in de veelheid van mogelijke levensvisies en loopbanen kunnen leren een weg te vinden in het leven, hoe zij de wereld kunnen leren zien als een plek waar het leven de moeite waard is. Steeds meer gaat de aandacht immers eenzijdig naar meetbare doelen zoals het verhogen van rekenprestaties en computervaardigheden en wordt vergeten dat technologie een hulpmiddel kan zijn maar geen doel. Dit alles leidt vaak tot pessimisme, cynisme, verwijten, beschuldigingen, kwaadheid en agressie (de logica van de ‘rebel’ en van de ‘sociale winner’) of tot zelfmedelijden, victimisatie, klagen of vluchten (de logica van de ‘kwetsbaarheid’ en van de ‘loser’). Een dergelijke drenkelingenfilosofie is gemakkelijk en banaal. Zij vereist weinig bewustzijn, nadenken of creativiteit en is de gemakkelijkste manier om intelligent en ‘kritisch’ te lijken en onmiddellijke bijval te oogsten. Zij leidt misschien wel tot overleven, maar zij voedt de geest niet met positieve energie en leidt niet tot een leven van kwaliteit met wijsheid, welzijn, liefde en geluk.
De ervaring van het lijden Geluk is immers geen aaneenschakeling van zinnelijke genietingen, egostrelingen of genoegdoeningen. De afhankelijkheid van bezittingen, activiteiten of externe omstandigheden leidt tot een verarmd en tragisch bestaan. Daarmee is dramatisch duidelijk geworden dat de spirituele honger van de ziel nu eenmaal niet gestild kan worden door een leven van burgerlijke gezapigheid, gezelligheid en kneuterigheid of door (over)voeding van het lichaam of van de zinnen. Voor wie met een dergelijke beperkte kaart leeft, zal een ongewenste gebeurtenis dan ook al snel dramatische proporties lijken aan te nemen en ontstaat de ervaring van het lijden. Uiteraard kan dit lijden dan als een teken van bijzondere ‘gevoeligheid’ of zelfs van grote ‘menselijkheid’ worden beschouwd, waardoor het zelfs een soort identiteit en comfortzone kan worden, maar wie het moe is genoegen te nemen met dit soort cultiveren van kwetsbaarheid en zelfmedelijden en eindelijk meer kwaliteit voor zichzelf en voor zijn naastbestaanden wil, is aan een nieuwe benadering toe.
Een strategie van de kick Het niet als dusdanig kunnen herkennen en duiden van de innerlijke leegte en de geestelijke honger leidt niet zelden tot een strategie van de kick, d.i. een individualistische genotscultuur gekenmerkt door het zoeken naar plezier in plaats van geluk. De afwezigheid van een zingevende en enthousiasmerende ‘verticale dimensie’ leidt onvermijdelijk tot het terugvallen op de horizontale dimensie. Dit uit zich in het zoeken en najagen van steeds opwindender en steeds sterkere persoonlijke sensaties en emoties onder het motto van ‘zelfzorg’, ‘zelfontplooiing’ of ‘zelfexpressie’, en tot imitatie en verslaving aan door de reclame in de glossy life-style magazines aangeprezen en bewonderde mondaine leegloperij, oppervlakkige pleziertjes en banale (lichamelijke of emotionele) frivoliteiten als substituut voor een dieper geluk. We zijn verslaafd geraakt aan luxe en comfort. We zijn amusementsjunkies geworden. Maar daardoor zijn we ook onze vrije geest en de macht over onszelf kwijtgeraakt. De consumptiemaatschappij slokt iedereen op. De kudde verschuilt zich nu in onszelf. We willen op anderen lijken om op onszelf te lijken. Telkens opnieuw wordt de illusie gewekt dat we maar één aankoop verwijderd zijn van het leven dat we echt zouden willen. We geloven in de volgende aankoop zoals we geloven in de volgende eerste minister, de volgende relatie of de volgende ‘laatste’ sigaret. Deze hedonisme-valkuil van luxe, mode en frivoliteit werd door Ernest Hemmingway de ‘festival-theorie van het leven’ genoemd, een oppervlakkige en inhoudsloze feel-good en fast-happiness cultuur als psychisch equivalent van de westerse fast-food cultuur. Dat is vragen om een leven vol saaiheid en ontgoochelingen. Dat kan nauwelijks verwondering wekken in een samenleving waar kranten en nieuwsjournaals systematisch evenveel zoniet méér aandacht besteden aan celebrities, voetbal en popfestivals dan aan armoede en onrecht, waar onderwijs meer gaat over efficiëntie en over de arbeidsmarkt dan over ontwikkeling en vorming, waar universiteiten diplomafabrieken zijn geworden, geobsedeerd met het afleveren van lopendebandwerkers voor de kenniseconomie, waar jeugd en onbezonnenheid (voorgesteld als ‘spontaniteit’) hoger aangeschreven staan dan volwassenheid en wijsheid, waar jongeren op 18 jaar stemgerechtigd zijn, waar haast overal ongevraagde geestdodende en zenuwslopende jongerenmuziek weerklinkt en waar ouderen nauwelijks nog meetellen. Je kan niet naar je ziel luisteren in het gewoel van een shoppingcenter of pretpark of met het monotone gedreun van jongerenmuziek in de oren. De zin van het leven verschijnt zelden in een wellness-centrum of tijdens een skivakantie. Een dergelijk futiel leven kan geen ervaring van vervulling en geluk opleveren. Niets is op langere duur immers zo saai en geestdodend als het voortdurend ingevuld worden van alle wensen en grillen. Niemand wil passief in een geluksmachine liggen.
Bore-out Ons brein lijkt bovendien in de evolutie ontwikkeld te zijn om antwoorden te zoeken op overlevingsproblemen en lijkt een toestand van voortdurende bevrediging dan ook maar moeilijk aan te kunnen. Te weinig problemen en uitdagingen leidt tot een toestand van bore-out en tot de nukkigheid, ongeïnteresseerdheid, grilligheid en weerbarstigheid van verwende kinderen met te veel keuzes en te weinig houvast. Als er geen problemen zijn, lijkt het brein zich onwennig te voelen en denkt het kennelijk dat er vast een probleem over het hoofd werd gezien en gaat actief op zoek naar mogelijke ‘problemen’. Dit uit zich in het zoeken naar spanning en intensiteit. Om zich te ‘voelen leven’ nemen jongeren dan ook vaak hun toevlucht tot steeds extremer vormen van ‘vermaak’, die niet zelden tot wangedrag en zelfs tot delinquentie kunnen leiden. Dit verklaart allicht in grote mate de aantrekkelijkheid van sekten en gewelddadige tot zelfs terorristische groeperingen. Als dergelijke moeilijkheden niet langer ontkend kunnen worden, is het te laat om zich voor te bereiden. Men moet leren zeilen vóór de storm, als het rustig is en de zon schijnt. Helaas denken de meesten liever aan zonnebaden als de zon schijnt…
Een samenleving zonder menselijk gelaat Een verdere vaststelling is dat steeds minder beroep wordt gedaan op persoonlijk denken, op ethische reflectie en op verantwoordelijkheidszin. Denken is immers nauwelijks nog nodig: het volstaat je aan ‘het boekje’ te houden en de regels op te volgen om ‘in orde’ en dus onaantastbaar te zijn. Dit wordt bijzonder zichtbaar op de openbare wegen die vol staan met lijnen en markeringen die aangeven waar je je wel en niet mag bevinden terwijl een overvloed aan borden duidelijk moet maken wat wel en niet moet en mag. Maar ook in de werkomgeving, in de gerechtelijke wereld en zelfs in de medische wereld en in de welzijnszorg wordt deze trend steeds duidelijker. De afwezigheid van ‘regelgeving’ wordt als een ‘juridisch vacuüm’ en als een ‘ondraaglijke onzekerheid’ bestempeld, waar zo snel mogelijk een ‘oplossing’ voor gevonden moet worden. Op die manier wordt de mens steeds meer tot een gedachteloze robot herleid, die daarenboven als in een modern panopticum voortdurend beloerd en bespied wordt door mechanische robotten die elke overtreding onmiddellijk volautomatisch registreren en passend ‘bestraffen’. Onze samenleving is daardoor in toenemende mate een geheel van onpersoonlijke en anonieme rechten en verplichtingen geworden, een samenleving onder de dictatuur van het vanzelfsprekende en het normale, een samenleving zonder menselijk gelaat en zonder gevoel van verbondenheid. Ethische reflectie wordt vervangen door het blindelings opvolgen van regels, procedures en protocollen. In plaats van de mens worden normen, regels en procedures als absoluut uitgangspunt gesteld. Maar als regels absoluut worden, wordt de mens relatief. Het gevolg is een verlies van menselijkheid, wat een voedingsbodem vormt voor alle vormen van geweld. Wie, zoals destijds Eichmann, blind de wet opvolgt en regels niet aan zijn laars kan lappen, lapt uiteindelijk mensen aan zijn laars.
Zorgverlening in tijden van wetenschap Ook in de zorgverlening, met name in de medische wereld en in de geestelijke gezondheidszorg, wordt de mens steeds meer gereduceerd tot een diagnostisch label, tot een ‘wetenschappelijk’ onderzoeksobject met objectiveerbare vaste eigenschappen. Enerzijds worden problemen die in wezen van subjectieve, levensbeschouwelijke of existentiële aard zijn, daardoor in toenemende mate geproblematiseerd, gemedicaliseerd, ge-DSM-iseerd, gepathologiseerd, gepsychiatriseerd en getherapeutiseerd. Deze welzijnsexperten zijn in feite een deel van het probleem. Het beschrijven van het gedrag van de mens in termen van onpersoonlijke ‘factoren’ en blinde causaliteiten leidt immers tot een vorm van diepe vervreemding van de mens van zichzelf. De patiënt zelf reageert doorgaans nochtans ‘opgelucht’ omdat hij ‘eindelijk weet wat hij heeft’ maar beseft niet dat hij daardoor zijn vrije, autonome geest en de macht over zichzelf inruilt voor ziektedenken met als gevolg deresponsabilisering, afhankelijkheid en slachtofferdenken. Hij kan er immers niets aan doen dat hij een ‘stoornis’ heeft. Anderzijds dienen behandelaars en zorgverleners zich aan steeds engere, gestandaardiseerde, ‘wetenschappelijk aangetoonde’, meetbare of ‘evidence based’ verklaringsmodellen, protocols, procedures, guidelines, ‘best practices’, zorgtrajecten, stappenplannen e.d. dienen te houden, op straffe van een verlies van erkenning of van terugbetaling of van een juridische klachtprocedure. Standaardisatie, meetbaarheid en normalisatie lijken belangrijker te zijn geworden dan eigenheid en individualiteit en wie de voorgeschreven gestandaardiseerde behandeling heeft gekregen, heeft dan ook gekregen waar hij ‘recht’ op heeft. De realiteit van de individuele, levende, lijdende mens zelf verdwijnt daarbij achter een blinde vlek, een linguïstisch rookgordijn van starre, levenloze, gemummificeerde psychiatrische labels, ‘evidence-based’ hokjes en diagnostische letterwoorden die naar ‘wetenschappelijk aangetoonde’ ‘stoornissen’ en ‘aandoeningen’ verwijzen en de illusie wekken dat het om medische problemen gaat. De taal is altijd een conceptualisering, een benadering, een versimpeling, een karikatuur en dus een vervreemding van de steeds veranderlijke complexe realiteit en suggereert dat het om causale verbanden tussen vaste biologische entiteiten gaat. Ook hier wordt over het hoofd gezien dat verklaringsmodellen en diagnostische instrumenten ten dienste horen te staan van de mens en niet omgekeerd en ook hier resulteert dat onvermijdelijk in een verlies van menselijkheid. Hetzelfde geldt in het onderwijs waar leerlingen geen culturele en morele sensitiviteit als toegang tot de wereld van de volwassenen en geen enthousiasmerende visie op het leven en op de toekomst wordt bijgebracht maar waar de aandacht steeds meer gaat naar concrete, door de ‘arbeidsmarkt’ gevraagde vaardigheden en meetbare doelstellingen.
Meer wijsheid, minder pillen De mens is inderdaad geen wetenschappelijk objectiveerbaar object. De psyche, de menselijke geest, is zelfs helemaal geen object, geen ‘ding’, zoals door het gebruik van een substantief wordt gesuggereerd. De geest is geen vaste entiteit maar wordt op elk ogenblik gecreëerd. De geest is een voortdurend veranderende activiteit, een steeds wisselend patroon, een proces van wat we al even vaag ‘het lichaam’ noemen, net zoals een symfonie een activiteit is van wat we een orkest noemen. Een symfonie is geen ‘ding’ dat ergens gelokaliseerd zou zijn: niet in de muzikanten, niet in de instrumenten, niet in de partituren, niet in de dirigent. De muziek ontstaat uit de activiteit van het moment, uit de werking van het geheel. Toch heeft de muziek een onmiskenbare realiteit en kunnen we spreken van een complexe ‘invloed’ van de muzikanten op de muziek en van de muziek op de muzikanten. Zodra immers één van de muzikanten een valse noot speelt, klinkt de hele symfonie vals. Dat is als de invloed van ‘het lichaam’ op ‘de geest’. Als de symfonie echter mooi en harmonieus klinkt, worden de muzikanten daar als vanzelf blij van. Als de muzikanten daarentegen een droefgeestige symfonie spelen, dan zullen ze zich onvermijdelijk zelf ook zwaarmoedig gaan voelen. Dat is wat we als de invloed van ‘de geest’ op ‘het lichaam’ kunnen zien. Welke muziek wordt gespeeld is meestal geen gevolg van mogelijke ziekten of ‘aandoeningen’ van de orkestleden, maar van de partituur die ze, om diverse redenen maar vaak uit opvoeding of louter gewoonte, voor zich hebben liggen. Als het orkest bewust voor goede partituren kiest, zal een gelukkige muziekbeleving ontstaan. Als de mens zich ‘voedt’ met goede ideeën, dan zal een gelukkige levenservaring hiervan het gevolg zijn. Er is dan ook behoefte aan een minder diagnose- en stoornisgerichte en een meer mens- en persoonsgerichte benadering van de lijdende mens. Er is behoefte aan minder wetenschap en meer wijsheid, minder volgzaamheid en meer intelligentie, minder objectiviteit en meer subjectiviteit, minder versimpeling en meer oog voor complexiteit, minder meetbaarheid en meer empathie, minder pillen en meer poëzie, minder Prozac en meer Plato. Er is nood aan zorg op maat van de patiënt en niet op maat van een of ander classificatiesysteem. Wie blind diagnostische categorieën opvolgt en guidelines niet in de wind kan slaan, slaat uiteindelijk de mens zelf in de wind.
Uit het slachtofferdenken Een strategie van het geluk moet een uitweg bieden uit een infantiliserende en verlammende kwetsbaarheidscultuur en uit een slachtofferdenken waarbij mensen voor het oplossen van hun ‘problemen’ al te vaak bij artsen, therapeuten of diverse ‘deskundigen’ gaan aankloppen of zich tot een star, deshumaniserend en disempowerend juridisch systeem wenden. We worden bestookt met allerlei behandelingen, therapieën, diëten, reinigings- of andere kuren, pop-psychologische zelfhulpprogramma’s en (pseudo)spirituele vluchtwegen. Wat minder duidelijk is, is dat al deze benaderingen impliciet het geloof versterken dat er met ons iets mis is dat dringend gerepareerd moet worden. Er is evenwel geen enkele arts of therapeut die een zin aan het leven kan geven, geen enkele pil of remedie die diepe vreugde en geluk kan brengen, en geen enkele gerechtelijke procedure die menselijk lijden kan wegnemen. Zich tot de medische wereld wenden met levensproblemen is als zich tot een garagist wenden om te leren autorijden of tot een chirurg om te leren dansen. Het gaat immers niet om het genezen van een ziekte maar om het verwerven van wijsheid en levensvaardigheden. Niemand of niets is verantwoordelijk voor uw geluk. We kunnen anderen niet voortdurend als drug of kruk gebruiken. Tijd dus om zelf wakker te worden! Tijd om te begrijpen dat ‘problemen’ en ‘mislukkingen’ alleen maar leermomenten en oefeningen in veerkracht zijn en dus veel interessanter zijn dan ‘successen’ of het ‘bereiken van doelen’. Het enige wat er te ‘verliezen’ valt, zijn illusies en het ‘verlies’ van een illusie kan ons meer transformeren dan het ‘bereiken van een doel’. Zo zal een aikido-beoefenaar na een ontmoeting zijn opponent altijd eerbiedig danken voor de waardevolle inzichten die hij heeft gekregen, óók en vooral als hij in onze ogen zogenaamd ‘verloren’ heeft. Problemen zijn boodschappen van het leven. Ze zijn de stem van de werkelijkheid die ons wakker schudt uit onze mythische slaap en onze kinderlijke illusies. Ze maken ons wakker tot onze ware roeping als ethisch denkend, verantwoordelijk en creatief mens. Ze voeden onze geest en houden hem kritisch en scherp. Ze geven ons de kans om te groeien. Tijd dus om onze persoonlijke kracht weer te voeden met het besef dat er altijd keuze is en dat we altijd kunnen kiezen voor een leven vanuit onze hoogste waarden. Daartoe hebben we niets bijzonders nodig. Al het nodige is al aanwezig. We moeten alleen leren het te gebruiken om geluk te creëren in plaats van lijden. Alle ervaringen zijn waardevol want het is altijd mogelijk voor een perspectief op de realiteit te kiezen dat verrijkt in plaats van te verarmen en dat tot zelfwaardering en tot vervulling van het leven leidt. Alles wat ons overkomt wordt ofwel een goede herinnering ofwel een goede les. Geluk is minder ver dan je denkt!
Het spel van het leven In het spel van het leven zijn wij altijd tegelijk leerling en leermeester. Wij zijn meester voor wie minder gevorderd is dan wij en wij leren van wie verder gevorderd is dan wijzelf. Een goed meester moet kunnen inspireren en irriteren… Om een spel te kunnen spelen moet men niet alleen vertrouwd te zijn met het spelterrein, dat is waar filosofie en wetenschap over gaan, maar dient men ook de spelregels te kennen, dat is het onderwerp van de ethiek. Ten slotte dient men ook het doel van het spel voor ogen te houden, dat is het terrein van levenskunst en wijsheid. In het spel van het leven is het veel belangrijker om het spel te kunnen waarderen dan om te ‘winnen’. Met goede kaarten spelen is gemakkelijk. Klagen over ‘slechte’ kaarten evenzeer. Wie alleen met goede kaarten kan spelen en klaagt als hij moeilijke kaarten heeft gekregen, wie zijn welzijn dus van de gekregen kaarten laat afhangen, is geen groot speler. Een groot speler heeft altijd plezier in het spel, óók (en misschien vooral!) als hij moeilijke kaarten heeft gekregen. Successen worden immers snel vervelend want zij bevestigen alleen maar wat men al wist en kon. Zogenaamde ‘mislukkingen’ zijn veel interessanter omdat zij aangeven waar er iets nieuws te leren valt. Elke ‘mislukking’ is een les, een oefening in veerkracht, een stap naar meer volwassenheid, onafhankelijkheid en wijsheid. Een echte winner wint dan ook altijd. ‘Verliezen’ en ‘mislukken’ behoren tot het denken en het vocabularium van de loser. Angst om te verliezen of te mislukken leiden tot een tragisch leven. Voor een echte winner zijn er alleen maar verrassingen en ontdekkingen…
Misleidende intuïties Een bijzondere vaststelling is dat onze intuïties ons steeds weer om de tuin leiden. Onze intuïties zijn immers ontstaan in een wereld waar overleven de belangrijkste uitdaging was en niet ‘zich goed voelen’ of ‘gelukkig zijn’. Zo zegt onze intuïtie ons dat de aarde plat is, dat wij stilstaan en dat de rest van de kosmos om ons heen draait. Dat was ruimschoots voldoende om in de natuur te kunnen overleven. Alleen zorgvuldiger waarnemen en nadenken leerde ons dat wij ons niet in het centrum van het universum bevinden, dat wij rond onze as tollen en bovendien aan een ongelooflijke snelheid om de zon vliegen. Toch blijft het idee dat wij stil staan en dat de zon ‘opgaat’ en ‘ondergaat’ in ons aanwezig. Wij krijgen deze intuïties gewoon niet uit ons systeem. Dat is toch immers wat wij ‘voelen’? Onze intuïtie doet ons ook geloven dat het leven om onze persoon draait, dat de wereld is zoals wij ze waarnemen en dat onze emoties iets te maken hebben met de buitenwereld. Ook deze intuïties blijken bijzonder hardnekkig. Dat is immers wat wij ‘voelen’. Zij steken dan ook telkens weer de kop op zoals een bal die we onder water proberen te houden steeds weer naar boven komt. Wij moeten dan ook telkens weer nadenken om ons ervan te overtuigen dat de wereld niet om onze persoon draait, dat de wereld heel anders is dan wij ze waarnemen en dat onze emoties wel degelijk alleen iets over onszelf zeggen.
De geluksfilosofie Mensen zijn niet zomaar ‘van nature’ bekwaam of onbekwaam tot geluk, zij zijn niet sterk of niet zwak, zij zijn ook niet dom of lui of van slechte wil. Zij doen gewoon op elk ogenblik zo goed als zij kunnen op basis van hun huidige denkgewoonten, overtuigingen en strategieën die tot bekwaamheid of tot onbekwaamheid, tot sterkte of tot zwakte, tot veerkracht of tot kwetsbaarheid, tot authenticiteit of tot vervreemding van zichzelf leiden. Zij spelen de beste muziek die zij kennen. “Lijden is nodig tot je inziet dat het niet nodig is.” (Eckhart Tolle) Geluk is niet het gevolg van het genezen van een vermeende aandoening of pathologie, het ‘helen’ van vermeende wonden of kwetsuren of het winnen van de strijd tegen een vermeende vijand. Geluk is méér dan de afwezigheid van ongeluk, net zoals gezondheid méér is dan de afwezigheid van ziekte en vrede méér dan de afwezigheid van oorlog. Geluk is ook méér dan een opeenvolging van genoegdoeningen en genietingen. Geluk wordt niet verdiend door goed gedrag en is geen goed gevoel omdat we gekregen hebben wat we wilden. De ervaring van geluk kan vergeleken worden met de ervaring van schoonheid. Wie getroffen wordt door en vervuld is van de schoonheid van een bloem, een landschap, een muziek of een mens, is op dat eigenste moment een volmaakt vervuld en gelukkig mens en verlangt niets anders. Wie vervuld is, heeft geen verdere verlangens. Verlangens wijzen immers op onvervuld zijn. De gelukkigste mensen zijn dan ook mensen die een leven van aanschouwing, van contemplatie leiden, niet van bezittingen of activiteiten. Niet voor niets wordt in de christelijke traditie het geluk van de hemel voorgesteld als het aanschouwen van een eindeloze schoonheid. Dergelijke geluksmomenten zijn vaak van toevallige aard en worden doorgaans snel verstoord door de gedachte aan de eindigheid ervan en het verlangen dat ze zouden blijven duren. Er is immers de intuïtieve gedachte dat het geluk ons van buitenaf te beurt is gevallen en dat het bijgevolg ook weer kan verdwijnen. De angst om het geluk te verliezen betekent echter dat men het in feite al verloren is. Angst sluit ons immers af van de ervaring van schoonheid of geluk. Alleen het besef dat de eigenlijke bron van de beleefde ervaring zich alleen maar in onszelf kan bevinden, kan de angst doen verdwijnen om plaats te maken voor een duurzame ervaring van geluk. De ervaring van geluk kan bewust tot stand worden gebracht door zichzelf, zijn bewustzijn, zijn tijd, zijn energie te wijden aan een zaak, een project, een ideaal, een missie, die voldoende groot en inspirerend is om het bewustzijn te vullen, een zaak die de honger van de ziel kan stillen, een project van artistieke, sociale, politieke, wetenschappelijke of filosofische aard dat enthousiasme opwekt. Geluk is een bewustzijnstoestand, een manier van zijn, een existentiële dans, een leven met een persoonlijke existentiële en spirituele visie voor het creëren van onvoorwaardelijke vervulling en geluk in alle omstandigheden, een geluk van binnenuit, een geluk zonder reden, voorbij hoop en vrees, in plaats van hulpeloos te wachten op een geluk dat van buitenaf zou moeten komen en waarvan men dus alleen maar kan hopen dat het ooit zal komen. De instrumenten voor een dergelijke levenskunst zijn mindfulness, d.i. het leren sturen van de aandacht in de richting van meer inzicht en wijsheid, heartfulness, d.i. het leren sturen van de emoties in de richting van meer mededogen en liefde, en resourcefulness, d.i. het leren sturen van de eigen ervaring in de richting van veerkracht, groei, vervulling en welzijn.
Een gelukkige relatie Geluk kan ook begrepen worden door te denken aan een relatie, in dit geval niet met een persoon, maar met het leven zelf. In die relatie hebben we geen keuze: het leven is onze enige en onvermijdelijke partner. Als we er niet in slagen de schoonheid van het leven te zien en een enthousiaste en liefdevolle relatie te onderhouden met onszelf, met de medemens, met de samenleving en met het leven in al zijn concrete verschijningsvormen, zal het geluk aan ons voorbijgaan. Het gaat dan ook niet om het vinden van de geschikte omstandigheden of het bereiken van de juiste doelstellingen die u gelukkig zouden kunnen maken, maar om het leven vanuit een interne plaats van vrijheid, ontvankelijkheid en sereniteit waardoor men in alle omstandigheden een toestand van natuurlijk gelukkig-zijn kan ervaren. Daartoe is het nodig zichzelf meer in termen van mogelijkheden, motivatie en veerkracht te zien dan in termen van machteloosheid, angst en kwetsbaarheid. Een gelukkig mens creëert geluk in het eigen leven en in dat van anderen in plaats van te proberen geluk van anderen en van het leven te krijgen. Het gaat dan ook om een exploratie van de wezenlijke zijnsmogelijkheden van de mens en van de mogelijkheid zich volgens eigen individuele waarden en inzichten opnieuw te ontwerpen en te ontplooien. Het gaat om het begrijpen van de structuur van het lijden en van het geluk. In tegenstelling tot de heersende culturele mythe en sociale clichés komt duurzaam geluk dus niet van wat men bezit, bereikt of kan doen. Geluk is niet het gevolg van een ‘geslaagd leven’ of van een ‘succesvolle lifestyle’, integendeel: een ‘geslaagd leven’ is het gevolg van een gelukkige relatie met het leven, een relatie van passie en fascinatie, een relatie van ’verliefd zijn’ en ‘gelukkig zijn’. Een strategie van het geluk vereist dan ook geen speciale gaven, maar alleen een beter gebruik van de mogelijkheden die ieder van ons al heeft: denken in een groter denkkader met meer bewustzijn (mindfulness), (emotionele) intelligentie, creativiteit en out-of-the-box-thinking (resourcefulness), maar ook intellectuele passie, moed en vertrouwen in zichzelf en in het leven omdat het beoefenen van wijsheid nu eenmaal altijd een kwetsbare bezigheid zal blijven die gemakkelijk op ongeloof, cynisme, spot of andere vormen van arrogante onwetendheid kan worden onthaald. Wie ongelukkig is, zoekt de zin van het leven. Wie gelukkig is ervaart de zin van het leven.
Niet alleen individueel wenselijk Gelukkig zijn is niet alleen individueel wenselijk, maar is ook maatschappelijk belangrijk. Elk lijden kan immers oorzaak worden van geweld en alleen mensen die zelf lijden, zullen lijden bij anderen veroorzaken. Het prototype van dit gedragspatroon is een klein kind dat gefrustreerd is omdat het niet krijgt wat het wil en dat dan boos om zich heen tegen de meubelen en tegen de omstaanders gaat schoppen. Gelukkige mensen verwachten niet dat anderen hen gelukkig zullen maken en zijn dan ook niet boos als dat niet gebeurt, maar verspreiden zelf geluk om zich heen. Zij willen hun gelukkig-zijn met anderen delen zodat een positieve dynamiek ontstaat. Een gelukkig mens is een geschenk aan de rest van de mensheid. Door de toenemende communicatiemogelijkheden wordt de moderne wereld steeds meer een globaal netwerk van met elkaar verbonden individuen en samenlevingen, een soort organisme met talloze cellen, weefsels en organen, een soort wereldwijd brein. In de huidige staat van de wereld is het niet mogelijk schaamteloos volmaakt gelukkig te zijn en een strikt ethisch verantwoord leven te leiden. Ieder van ons oefent bewust of onbewust invloed uit op de mensen om ons heen. Elke aankoop en elke activiteit is een stem voor het soort wereld dat we willen. Wie in de decadente frivoliteitscultuur van de rijke westerse samenlevingen leeft en consumeert is onvermijdelijk mee verantwoordelijk voor het grove onrecht in de wereld. Toch kan ieder van ons ook een positieve bijdrage leveren en maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen door het wereldwijde brein mee te voeden met bewustzijnsverhogende gedachten en een inspirerende visie, met wijsheid in plaats van met weetjes, met idealen in plaats van met idolen. Daartoe is niet alleen een analytisch, kritisch, diagnostisch denken noodzakelijk, maar ook een synthetisch, visionair, utopisch denken, een positieve pedagogie in termen van mogelijkheden en veerkracht in plaats van in termen van beperkingen en kwetsbaarheid.
Een nieuw samenlevingsmodel Uiteindelijk zal de creativiteit nodig zijn om een nieuw cultureel verhaal, een nieuw beschavingsmodel te ontwerpen, met een nieuw perspectief, een nieuwe visie en een nieuwe missie, zoals dat eerder (ten dele) bij de Franse Revolutie is gebeurd. In de nieuwe tijd heeft aristocratie niet meer te maken met adellijke titels of met het bezit van kastelen maar met het bezit van een vrije en onafhankelijke geest. Een dergelijke geest, die de tegenpool is van een slaaf- en slachtoffermentaliteit, leidt tot een ethiek en tot een vorm van levenskunst en geluk die voor iedereen mogelijk is. Een gelukkig leven kan alleen maar een ethisch leven zijn, een leven op basis van waarden. Dat is een volwassen, aristocratisch geluk, niet een kleinburgerlijk geluk op basis van het bereiken van doelstellingen, bezittingen of maatschappelijke status. In het nieuwe beschavingsmodel zal de betrokkenheid op het leven en op de planeet centraal staan. Wij hoeven niet langer angstig te zijn voor tekort en eindeloos rijkdommen te verzamelen om onze individuele overleving veilig te stellen. Ook dat is het gevolg van een archaïsche intuïtie. We zijn nu collectief ruimschoots rijk genoeg om iedereen een waardig leven te kunnen verzekeren. Er is geld en voedsel genoeg voor ieders nood, maar niet voor ieders hebzucht. Om oude tegenstellingen te overstijgen en nieuwe denkwijzen te ontwikkelen moeten we ons met de mensheid als geheel verbonden voelen en moeten we de aarde als geheel tot onze eerste zorg maken. Zonder deze amor mundi en verantwoordelijkheid voor de wereld komen we in tijden van barbarij terecht. We kunnen blijven in termen van ‘wij’ en ‘zij’ denken, duur wapentuig produceren en elkaar met drones en raketten bestoken, of we kunnen ons als volwassenen gaan gedragen en leren in termen van ‘wij’ te denken. We kunnen blijven middelen en energie vergooien aan futiel massavermaak en plat consumptie-amusement, of we kunnen ons gaan bezig houden met de dingen die er in een volwassen samenleving echt toe doen. We zijn uiteraard vrij om te denken en te doen wat we willen, maar we zijn niet vrij van de gevolgen van wat we denken en doen, net zoals we vrij zijn om te eten wat we willen, maar niet vrij van de gevolgen voor ons lichaam. We handelen lokaal maar onze verantwoordelijkheid is globaal (‘think globally, act locally’). Elke aankoop die we doen, elke euro die we uitgeven en elke vakantie die we nemen, is een stem voor het soort samenleving en het soort wereld die we voor morgen en voor onze kinderen willen zien. Elke rechtstreekse of onrechtstreekse stem voor ongelijkheid, is een stem voor geweld en oorlog. We zullen niet kunnen volhouden dat we onschuldig zijn of dat we het niet wisten. Maar volgens het Gulliver-principe kunnen vele dwergen samen de reus van het marktdenken in bedwang houden. Denken dat we niets kunnen doen, is in wezen dan ook immoreel. Er zal maturiteit, een groter bewustzijn en meer volwassen denken nodig zijn om echt te begrijpen dat we allemaal samen zullen overleven of dat we allemaal samen als idioten ten onder zullen gaan. Zo lang zelfs maar een klein deeltje van ons lichaam ziek is, lijdt ons hele lichaam. Zo lang ergens een mens lijdt, lijden wij allemaal. Veranderen kan snel. Alleen het verzet tegen verandering kan lang aanhouden, soms een leven lang. De keuze is aan ons. Ieder van ons kan ervoor kiezen een centrum te worden waar positieve, opbouwende invloeden van uitgaan die onvermijdelijk hun weerklank zullen vinden in de samenleving. Als wij de keuze maken voor geluk, inspireren en stimuleren wij ook anderen om die keuze te maken. Ieder van ons kan dus bijdragen tot het verhogen van het Bruto Nationaal Geluk!
Maak van je leven een liefdesbrief aan het leven!
|
Ziet u in onderstaande afbeelding een jongere of een oudere dame?
>> naar boven
4/03/2015