|
Voorval/Aanleiding |
Klein denken – slachtoffer |
Groot denken - autonomie |
1 |
Je bent in een restaurant en je vindt dat de kwaliteit van de gerechten en de service onvoldoende was.
|
Je geeft de kelner toch de gebruikelijke fooi en moppert bij het weggaan over het eten. |
Je geeft geen fooi en zegt de zaakvoerder duidelijk waarom je ontevreden bent. |
2 |
Een familielid (moeder, zoon, schoonfamilie...) belt je op terwijl je het erg druk hebt en er eenvoudigweg niets voor voelt.
|
Je praat met je familielid en voelt je opgejaagd, geërgerd en verveeld. |
Je zegt je familielid dat je het nu echt te druk hebt en geen tijd hebt voor een gesprek. |
3 |
De telefoon gaat terwijl je met iets belangrijks bezig bent. |
Je onderbreekt je bezigheid en neemt de telefoon op. |
Je laat de telefoon rinkelen en gaat door met waar je mee bezig was.
|
4 |
Je partner wijzigt onverwacht zijn of haar plannen, waardoor jij in een lastig parket wordt gebracht.
|
Je past je plannen aan en laat je het ongemak welgevallen. |
Je zet wat je van plan was gewoon door en beschouwt het voorval zelfs niet als een bron van onbehagen.
|
5 |
Een gezinslid heeft iets verloren en geeft jou er de schuld van. |
Je gebruikt je kostbare tijd om mee te zoeken naar andermans eigendommen. |
Je gaat eenvoudig door met je eigen bezigheden, zonder je te storen aan de pogingen om je te manipuleren met schuldgevoelens.
|
6 |
Je merkt dat iemand je deelgenoot probeert te maken van zijn eigen zwartgalligheid.
|
Je hoort het geklaag aan en voelt je ten slotte even beroerd als de zuurpruim. |
Je gaat weg of je zegt dat je er geen behoefte aan hebt je in zwartgalligheid te verdiepen. |
7 |
Een gezinslid klaagt dat de was niet gedaan is. |
Je verontschuldigt je en stelt meteen voor onmiddellijk de was te doen. |
Je biedt aan hem te leren hoe hij met de wasmachine moet omgaan en laat het hem zelf doen, of je negeert het geklaag en maakt hem duidelijk dat hij verantwoordelijk is voor zijn eigen kleren.
|
8 |
Je hebt weinig tijd en ziet een lange rij voor de kassa van de supermarkt. |
Je gaat in de rij staan en je windt je op over de slechte bediening en het feit dat je onnodig wordt opgehouden.
|
Je dringt er bij de chef op aan dat hij nog een kassa opent of je persoonlijk helpt. |
9 |
De verwarming op je hotelkamer doet het niet en je hebt het koud.
|
Je zegt er niets van omdat je niet lastig wilt zijn. |
Je staat erop dat er meteen iets aan gedaan wordt of dat je een andere kamer krijgt.
|
10 |
Tijdens een sollicitatiegesprek wordt je een reeks lastige vragen gesteld. |
Je wringt je in bochten, doet angstig en verontschuldigt je voor je zenuwachtigheid. |
Je reageert rustig en zelfverzekerd en prikt eventuele intimidatiepogingen door.
|
11 |
Je arts vertelt je dat je geopereerd moet worden; je hebt er je twijfels en angsten over. |
Je legt je erbij neer en ondergaat de operatie. |
Je vraagt de opinie van een of twee andere specialisten voordat je toestemt in een operatie. Je zegt tegen je arts dat je dit voortaan als standaardprocedure wilt aanhouden.
|
12 |
Je vindt dat je promotie of salarisverhoging verdient. |
Je wacht tot je baas op het idee komt iets voor je te doen. |
Je vraagt wat je denkt verdiend te hebben, met verwijzing naar de feiten, zonder emotioneel of verontschuldigend te doen.
|
13 |
Een ver familielid is overleden en je voelt er niets voor om naar de begrafenis te gaan.
|
Je gaat met tegenzin mee en vindt het vervelend er je tijd aan te besteden. |
Je gaat niet. |
14 |
Iemand die je niet wil zoenen houdt je bij de begroeting zijn wang voor, in de verwachting dat je erop reageert.
|
Je zoent hem en voelt je misbruikt. |
Je steekt je hand uit en weigert eenvoudig hem te zoenen. |
15 |
Het hele gezin heeft honger en vindt dat er eten op tafel moet komen, hoewel je zelf geen honger hebt en ook geen zin hebt om te koken.
|
Je kookt toch, terwijl je je ergert over je gezinsleden. |
Je kondigt aan dat je vanavond niet kookt en je blijft erbij, waarna je de anderen een alternatief laat verzinnen. |
16 |
Er wordt je gevraagd de organisatie van een feestje van het kantoor op je te nemen, maar je voelt er weinig voor.
|
Je doet het toch en je voelt je verongelijkt omdat jij altijd degene bent die dit soort taken moet opknappen. |
Je zegt dat je niets voelt voor de rol van organisator en blijft bij je weigering. |
17 |
Je gaat naar een feest waar iedereen in vol ornaat verschijnt, maar jij hebt geen zin om iets feestelijks aan te trekken. |
Je dost je naar behoren uit, voelt je onbehaaglijk en bent boos omdat je kleren moet dragen waarin je je niet prettig voelt.
|
Je trekt gewone kleren aan of je gaat niet naar het feest. |
18 |
Je huis is bezaaid met rommel die de andere gezinsleden laten slingeren.
|
Je bent druk in de weer met opruimen. |
Je zegt dat je niet als opruimer wilt fungeren en laat de rommel liggen. |
19 |
Je hebt geen zin in vrijen en je partner wel, hoewel hij/zij je een uur geleden nog onheus bejegend heeft. |
Je stemt toch toe in vrijen en voelt je misbruikt. |
Je zegt dat je geen zin hebt in vrijen als je slecht wordt behandeld en gaat eenvoudig niet op de toenaderingspogingen in.
|
20 |
Iemand slaat obscene taal uit in je aanwezigheid. |
Je wordt kwaad en voelt je beledigd. |
Je negeert het en laat je emoties niet bepalen door andermans gedrag.
|
21 |
Er worden je regels opgelegd die onzinnig, maar eigenlijk ook onschuldig zijn, zoals kledingvoorschriften of familierituelen. |
Je maakt je druk, windt je op, klaagt tegen iedereen en houdt je toch aan de onzinnige regels omdat je weinig keus hebt. |
Je haalt je schouders op en doet mee zonder je op te winden en zonder de regels in acht te nemen. Je kiest voor een kalme, effectieve aanpak.
|
22 |
Een vrachtwagenchauffeur snijdt je op de autosnelweg. |
Je raast en tiert, en probeert het hem betaald te zetten door hem ook te snijden. |
Je zet het van je af en bedenkt dat je andermans gedrag niet kunt wijzigen door je erover op te winden.
|
23 |
Een collega vraagt je een karweitje op te knappen waar je geen zin in hebt en waartoe je niet verplicht bent.
|
Je doet het toch maar en voelt je misbruikt en gemanipuleerd. |
Je zegt nee zonder er een excuus voor te verzinnen. |
24 |
Je ontdekt dat een winkelier je te veel heeft laten betalen. |
Je zegt niets omdat je geen scène of onaangename indruk wilt maken.
|
Je zegt dat je te veel hebt betaald en het rechtgezet wil zien. |
25 |
Je kinderen willen bij een vriendje gaan spelen en verwachten dat je je eigen plannen laat schieten om hen er heen te rijden.
|
Je geeft je plannen op of past ze aan en rijdt je kinderen er heen. |
Je zegt tegen je kinderen dat ze zelf maar een manier moeten bedenken om er te komen omdat jij belangrijke dingen te doen hebt.
|
26 |
Je wordt lastig gevallen door een opdringerige vertegenwoordiger. |
Je staat het geduldig te aanhoren en wacht af tot hij je laat gaan. |
Je onderbreekt hem en zegt dat je geen waar opgedrongen wilt krijgen. Als hij blijft doorpraten loop je eenvoudig weg.
|
27 |
Je gaat een feest geven en hebt niet veel tijd voor de voorbereidingen. |
Je bent voortdurend bezig met organiseren, voorbereiden en tobben of het allemaal wel goed zal verlopen. |
Je treft alleen de noodzakelijke voorbereidingen en ziet wel hoe het verder zal lopen – geen extra schoonmakerij, geen bijzondere verrassingen, je laat het allemaal gewoon op een ontspannen manier gebeuren.
|
28 |
Iemand bekritiseert je werk. |
Je wordt zenuwachtig, overstuur en gaat tekst en uitleg geven.
|
Je negeert de kritiek of accepteert hem zonder je te verdedigen.
|
29 |
Iemand zit naast je te roken en dat vind je storend en onaangenaam. |
Je ondergaat het gelaten. |
Je vraagt hem beleefd niet te roken. Als hij weigert ga je weg of vraagt hem ergens anders heen te gaan.
|
30 |
Je krijgt in een restaurant een doorbakken biefstuk geserveerd terwijl je hem rood wilde.
|
Je eet hem op omdat je geen problemen wil maken. |
Je stuurt hem terug en vraagt of het deze keer een rode kan worden. |
31 |
Je staat in een rij en iemand dringt voor. |
Je zegt er niets van maar je bent woedend. |
Je zegt tegen de persoon in kwestie dat je mensen niet laat voordringen. |
32 |
Iemand heeft geld van je geleend en niet terugbetaald. |
Je ergert je verschrikkelijk aan zijn nonchalante houding maar zegt niets. |
Je geeft hem duidelijk te verstaan dat je nu terugbetaald wilt worden.
|
33 |
Je bent in een gezelschap waar je niemand kent. |
Je houdt je op de achtergrond en hoopt dat iemand je in het gesprek zal betrekken. Je voelt je niet op je gemak. |
Je gaat op de mensen af, stelt je voor en vermijdt het onbehagen dat je krijgt door je op de achtergrond te houden.
|
34 |
Je bent op dieet en een welmenende kennis vindt dat je van het toetje moet eten dat speciaal voor jou gemaakt is. Of je bent gestopt met drinken en iemand wil je beslist iets aanbieden.
|
Je accepteert het toetje of het drankje omdat je je kennis niet wilt kwetsen. |
Je weigert en zegt dat je het erg waardeert maar dat je je dieet of je beslissing om te stoppen met drinken belangrijk vindt. |
35 |
Je wordt op straat aangeklampt door een vreemde snoeshaan die je zijn waren of ideeën probeert te slijten.
|
Je hoort hem aan in de hoop dat hij gauw zal ophouden. Of je koopt zijn waar om van hem af te zijn. |
Je loopt weg zonder een poging te doen je te verontschuldigen. |
36 |
Iemand vindt dat je je excuses moet aanbieden voor iets waarvan je geen spijt hebt. |
Je geeft toe, biedt excuses aan en laat je manipuleren. |
Je geeft je mening en gaat daarna verder met je gewone bezigheden in plaats van het je aan te trekken dat iemand anders weigert jouw standpunt te begrijpen.
|
37 |
Een makelaar blijft je achtervolgen met een huis dat hij je beslist wil laten zien, hoewel het je niet interesseert. |
Je gaat toch maar kijken omdat je je verplicht voelt aardig te zijn tegen iemand die zich al die moeite heeft getroost. |
Je zegt ronduit dat je geen belangstelling voor zijn huis hebt en je weigert je te laten overdonderen door zijn agressieve verkooptechniek.
|
38 |
Je bestelt een glas frisdrank in een restaurant en krijgt drie vierde ijs en één vierde frisdrank. |
Je betaalt je glas ijs en laat je ongenoegen niet blijken. |
Je zegt beleefd tegen de serveerster dat je een beetje ijs en een vol glas frisdrank wilt, omdat je daarvoor betaalt.
|
39 |
Iemand zegt tegen je: "Je vertrouwt me niet! Je denkt vast dat ik je bedrieg!" |
Je ontkent dat je de ander niet vertrouwt en wordt dan de dupe van gefingeerde gekwetste gevoelens. |
Je zegt dat bedrogen worden een zeer reële mogelijkheid is wanneer je met mensen te maken hebt en dat je alleen een effectief scepticisme vertoont. Als hij je scepticisme niet aan kan, zal je je zaken met iemand anders afhandelen.
|
40 |
Je bent onder behandeling van een therapeut, maar je wil de therapie beëindigen omdat je vindt dat je hem niet meer nodig hebt. |
Je gelooft dat je je therapeut een verklaring schuldig bent, je besteedt verschillende zittingen aan het bespreken daarvan en je betaalt hem voor de rituele afsluiting van de therapie. Telkens wanneer je een redelijk argument aanvoert, wordt dat weerlegd met uitspraken als: ‘Je bent blijkbaar boos. Dat bewijst dat je er nog niet mee klaar bent.’
|
Je belt je therapeut om te zeggen dat je ermee ophoudt, maar dat je graag de mogelijkheid wilt open wilt houden om zo nodig in de toekomst terug te komen. Je weigert hem te betalen voor de mededeling dat je van verdere therapie afziet en begrijpt dat je hem niets verschuldigd bent. |
41 |
Je vraagt een lening aan bij een bank en de bediende neemt een hooghartige, intimiderende houding aan.
|
Je zegt veelvuldig "ja mijneer"; je doet smekend en onderdanig. |
Je vraagt onmiddellijk een gesprek met een andere medewerker en stelt dat je geen intimidatietechniek duldt. |
42 |
Je levert een voorschrift in, maar weet van te voren noch de prijs, noch de aard van het geneesmiddel. |
Je accepteert wat de apotheker je geeft, zegt niets en betaalt ongeacht welk bedrag hij ervoor berekent. |
Je vraagt zowel de arts als de apotheker naar de bestanddelen en wilt weten hoe duur het wordt. Als je je twijfels hebt over de bestanddelen van het geneesmiddel, vraag je de arts er nadere gegevens over te verstrekken, waarom hij het je geeft en welke resultaten hij ervan verwacht.
|
43 |
Als je thuiskomt merk je dat er iets mankeert aan het kledingstuk dat je hebt gekocht. |
Je brengt het kledingstuk niet terug. Of je doet het wel, maar je wordt afgescheept door de caissière die het niet wilt terugnemen, dus ga je onvoldaan naar huis.
|
Je brengt het terug en staat erop dat je je geld terugkrijgt. Als dat wordt geweigerd laat je het er niet bijzitten, desnoods ga je naar de directeur. |
45 |
Je bent uitgenodigd voor een festiviteit die je niet wilt bijwonen en je wordt, ook als je niet gaat, verondersteld een cadeau te kopen.
|
Je gaat, geërgerd en wel, toch een cadeau kopen. |
Je laat weten dat je tot je spijt verhinderd bent en koopt geen cadeau. |
46 |
Je moet beslissen of je wel of niet kaarten zult sturen van je vakantieadres, terwijl je het liever niet doet.
|
Je koopt kaarten, adresseert ze, plakt postzegels en doet het allemaal met de grootste mogelijke tegenzin. |
Je stuurt geen kaarten en geeft er ook geen verklaring voor. |
47 |
Een radio of grammofoon staat in je buurt zo hard aan dat je er fysiek hinder van hebt. |
Je verdraagt het zonder iets ze zeggen. Of je protesteert luidkeels en krijgt er ruzie over. |
Je zet hem zelf zachter, of vraagt degene die jou ermee lastig valt het te doen. Als hij weigert ga je weg, of laat de zaakvoerder weten dat je niet meer terugkomt als het aantal decibels niet wat wordt beperkt.
|
48 |
De hond van je buren houdt je ’s morgens vroeg uit je slaap met zijn geblaf. |
Je ligt je te ergeren. |
Je belt je buurman en zegt dat het geblaf van zijn hond je last veroorzaakt. Als hij niet probeert er iets aan te doen, bel je hem telkens op wanneer de hond blaft, al is het in het holst van de nacht. Als dat niet helpt ga je naar de politie en dient een aanklacht in wegens geluidshinder.
|
49 |
Je hebt de aankooptransactie van een huis bijna afgerond, maar je verkeert in onzekerheid over de bijkomende kosten en hebt het gevoel dat je wordt bedrogen.
|
Je zegt niets uit angst een domme indruk te maken, maar blijft je bekocht voelen. |
Je houdt de transactie op tot je afdoende bent voorgelicht over de kosten. Je laat je niet intimideren door je onwetendheid. |
50 |
De verwarming in de bioscoop is afgezet en je hebt het steenkoud. |
Je blijft zitten rillen. |
Je vraagt de zaakvoerder te spreken en staat erop dat je de volle entreeprijs vergoed krijgt, want je hebt niet betaald om in een onverwarmde bioscoop te zitten.
|
51 |
Je merkt dat op een rekening die je krijgt te veel BTW is berekend. |
Je betaalt het maar, want je wilt anderen niet de indruk geven dat je zo krenterig bent dat je over zo’n bedragje valt.
|
Je betaalt alleen wat je schuldig bent. |
52 |
Een dronkeman valt je op een feestje lastig met zijn onzinnige gepraat. |
Je zit je een martelaar te voelen en wou dat hij maar eens wegging.
|
Je weigert in zijn gezelschap te verkeren en loopt weg. |
53 |
Je staat bij een benzinepomp en de bediende ziet je vuile voorruit over het hoofd. |
Je zegt niets en bent nijdig omdat hij zijn werk niet goed doet. |
Je vraagt hem je voorruit schoon te maken en stoort je niet aan het feit dat je erom moest vragen. Het gaat erom een schone voorruit te hebben, niet om de pompbediende te verbeteren.
|
54 |
Je ziet er vreselijk tegenop je gazon te bemesten en vindt het eigenlijk ook niet zo nodig, maar het wordt van je verwacht omdat de hele buurt een prachtig groen grasveld heeft. |
Je koopt toch kunstmest en besteedt je kostbare tijd aan het karwei, terwijl je jezelf vervloekt omdat je je zo laat beïnvloeden. |
Je laat je grasveld zoals het is, in plaats van door de buren te laten bepalen hoe jij je moet gedragen. Als het jouwe niet zo groen is als dat van alle anderen accepteer je dat en zit er niet over in wat de buren er van zullen denken.
|
55 |
.Je krijgt een cijfer dat je onbillijk vindt. |
Je zegt niets en bent woedend op de docent. |
Je maakt een afspraak met de docent en legt hem je bezwaren voor.
|
56 |
Een begrafenisondernemer probeert je een duurdere begrafenis op te dringen door in te spelen op je verdriet. |
Je neemt de dure begrafenis maar, omdat je hem niet de indruk wilt geven dat je niet van de overledene hield. |
Je wijst de begrafenisondernemer op zijn gedrag en staat op een eerlijke behandeling, in plaats van sentimentele minzaamheid.
|
57 |
Je hebt je opgegeven voor een les of college waarvan de docent of professor saai en niet ter zake kundig is. |
Je blijft de les volgen en ergert je in stilte. |
Je doet je beklag bij de leiding. Je zegt dat je je terugtrekt en erop staat je geld terug te krijgen en dat je er, als dat geweigerd wordt, een rechtszaak van maakt, de pers erin betrekt of er zelf een artikel over gaat schrijven.
|
58 |
Iemand stuurt je geen bedankbriefje voor een dienst die je hem hebt bewezen. |
Je trekt het je aan en klaagt over zijn ondankbaarheid. |
Je negeert het en herinnert jezelf eraan dat je hem geen dienst hebt bewezen omdat je dankbaarheid verwachtte. Als hij niet dezelfde opvattingen over goede manieren heeft als jij, betekent dat nog niet dat hij slecht is en in geen geval dat jij ervan overstuur moet raken.
|
59 |
Je bent slaperig na een uitgebreid maal. |
Je blijft met moeite wakker omdat je volgens andermans regels niet wordt verondersteld een dutje te doen.
|
Je gaat een poosje slapen zonder je schuldig te voelen. |
60 |
Je baas vraagt je over te werken en je hebt een heel belangrijke privé-afspraak. |
Je zegt je afspraak af en werkt over om het je baas naar de zin te maken. |
Je zegt tegen je baas dat je afspraak belangrijk is en dat onverwacht overwerken deze keer onmogelijk is.
|
62 |
Je komt aan op een vliegveld en wilt je huurauto ophalen, waarop blijkt dat de auto die je was beloofd niet beschikbaar is, of niet voor de prijs die was overeengekomen. |
Je neemt de duurdere auto en betaalt ervoor. |
Je zegt dat je absoluut een auto voor de afgesproken prijs wilt hebben, want dat je anders naar de concurrent zult gaan en de firma schriftelijk zult mededelen waarom ze je niet langer als klant hoeven te beschouwen. Je staat op een goede service.
|
63 |
Je denkt dat je een te hoge telefoonrekening hebt gekregen. |
Je betaalt de rekening maar om van het gezeur af te zijn. |
Je trekt het bedrag in kwestie er af en voegt een brief bij je afrekening. Je staat op een specificatie van de rekening, anders betaal je het betreffende bedrag niet.
|
64 |
Je bent vegetariër en bent uitgenodigd voor een maaltijd waarin vlees is verwerkt. |
Je eet het vlees om de gastvrouw niet voor het hoofd te stoten of verontschuldigd je voor de last die je haar bezorgt en voelt je dan schuldig omdat je je overtuiging als vegetariër hebt laten gelden.
|
Je eet alleen de groente en zegt niets of geeft alleen een korte uitleg. Je voelt je niet schuldig en houdt je gewoon aan je afspraak met jezelf om vegetarisch te leven. |
65 |
Na een etentje met verscheidene paren krijg jij de rekening gepresenteerd en niemand biedt aan te betalen.
|
Je betaalt voor iedereen en neemt het de anderen kwalijk dat ze niet aanbieden hun aandeel te betalen. |
Je zegt iedereen hoe groot zijn aandeel is en vraagt hen te betalen. |
66 |
Iemand vindt dat je beslist ergens mee naar toe moet en je hebt er geen zin in. |
Je gaat mee en neemt het hem kwalijk. |
Je zegt dat je niet meegaat en houdt voet bij stuk, maar dan met daden in plaats van woorden.
|
67 |
Iemand houdt een preek tegen je waaraan je geen behoefte hebt. |
Je bent inwendig razend maar hoort het gelaten aan, in de hoop dat het gauw afgelopen is. |
Je zegt de manipulator beleefd dat je geen behoefte aan preken hebt of je sluit op een andere manier af.
|
68 |
Je krijgt opeens honger, maar je bent bezig te vermageren. |
Je eet iets waar je dik van wordt en voelt je daarna beroerd. |
Je weerstaat de verleiding en beloont jezelf ervoor met een stevige schouderklop.
|
69 |
Je hebt meer dingen te doen dan je drukke programma toelaat |
Je wordt gespannen, prikkelbaar en probeert alles in te passen, besteedt overal zo min mogelijk tijd aan en concentreert je nergens volledig op.
|
Je brengt jezelf tot rust door een aantal verantwoordelijkheden aan anderen over te dragen en jezelf tijd voor ontspanning te gunnen.
|
70 |
Je kinderen vragen je te bemiddelen bij hun ruzies en ze zijn er duidelijk alleen maar op uit je aandacht te krijgen.
|
Je voert een lang gesprek met ze, speelt scheidsrechter en vindt de hele zaak mateloos irritant. |
Je zegt dat het je nu geen tijd hebt, gaat weg en laat het ze zelf uitzoeken. |
71 |
Je vrienden nodigen je uit en je hebt geen zin om mee te gaan. |
Je houdt een slag om de arm en blijft steeds vage antwoorden geven tot je je ten slotte toch laat overhalen.
|
Je zegt: ‘Neen, dank je.’ |
72 |
Iemand snuffelt in je privé-leven door tactieken te gebruiken als: ‘Tja, misschien zou ik dat niet moeten vragen, maar …’ |
Je vertelt hem wat hij wil weten om hem niet te kwetsen. |
Je zegt hem dat hij dat inderdaad niet moet vragen, dat je in ieder geval niet antwoordt en dat je zulke vertrouwelijke dingen liever voor jezelf houdt.
|
73 |
Iemand geeft je een dosis ongewenst advies. |
Je neemt zijn raad aan en krijgt spijt dat je hem niet van repliek hebt gediend. |
Je zegt dat je zijn bezorgdheid op prijs stelt maar dat je zelf wel weet hoe je je leven moet inrichten. |
74 |
Je bent bezig een sollicitatieformulier in te vullen waarop discriminerende en irrelevante vragen voorkomen.
|
Je houdt je precies aan de vragen en krijgt de baan vermoedelijk niet. |
Je negeert de discriminerende vragen of vult gegevens in die gunstig voor je zijn. |
75 |
Je zou je kinderen, man of vrouw, ouders, verwanten graag zeggen dat je van hen houdt.
|
Je weerhoudt jezelf ervan omdat je bang bent je belachelijk te maken. |
Je dwingt jezelf hen recht in het gezicht te zeggen: ‘Ik hou van je.’ |
76 |
Je kinderen willen dat je meedoet aan hun kinderspelletjes, hoewel je die niet leuk vindt. |
Je speelt met hun poppen, treintjes of iets dergelijks en kijkt ondertussen voortdurend op je horloge hoe lang dit nog moet duren. |
Je doet met de kinderen dingen die jullie allemaal leuk vinden en laat de rest schieten. Je kinderen willen geen spelletje voor volwassenen doen omdat ze zich er niet voor interesseren en zo kun jij een soortgelijke keus bepalen.
|
77 |
Je gezin verwacht dat je als knecht of dienstbode fungeert door je regelmatig te vragen op te staan en iets voor hen te gaan halen. |
Je offert je op en schikt je in je onderdanige rol. (Je noemt dat liefde maar eigenlijk ben je best boos.) |
Je maakt hen duidelijk dat je niet van plan bent hen te bedienen en houdt voet bij stuk door niet op te staan als er weer een beroep op je wordt gedaan.
|
78 |
Iemand zegt dat hij je niet begrijpt. |
Je probeert je nader te verklaren of lijdt onder het feit dat je blijkbaar niet kunt communiceren. |
Je probeert niet eindeloos uit te leggen omdat je weet en aanvaardt dat de ander je waarschijnlijk toch nooit zal begrijpen.
|
79 |
Er wordt voortdurend inbreuk gemaakt op je privacy. |
Je gaat tekeer tegen de indringers en raakt overstuur omdat niemand je wat tijd voor jezelf gunt. Je geeft je pogingen om alleen te zijn op. |
Je maakt een slot op je deur en legt de telefoon van de haak. Je weigert je privacy te laten verstoren door telkens klaar te staan wanneer iemand iets van je verlangt.
|
80 |
Je staat op het punt om weg te gaan van een feest. Je partner is dronken, maar wil beslist autorijden. |
Je stapt in de auto en zit de hele weg naar huis in angst. |
Je staat erop zelf te rijden, belt een taxi of blijft eenvoudig op het feest. In elk geval weiger je pertinent je te laten rijden door iemand die dronken is.
|
82 |
Iemand van wie je houdt, is gestorven. |
Je wordt een wrak. Je kunt het niet aan, je bent verlamd en je weigert verder te leven. Je zegt voortdurend: "Dit had niet mogen gebeuren." |
Je geeft uitdrukking aan je verdriet over het verlies van iemand die je dierbaar is. Je eert de nagedachtenis en concentreert je op de noodzaak om verder te leven. Je weigert eindeloos somber en depressief te blijven.
|
83 |
Je merkt dat je verkouden of ongesteld wordt, griep krijgt of iets dergelijks. |
Je verwacht dat het je zal verlammen en zet je schrap tegen de ellende. Je zegt tegen iedereen wat je voelt aankomen en klaagt er hardop en in jezelf over. |
Je praat en denkt niet over ziek zijn. Je gaat niet op de ziekte zitten wachten maar richt je aandacht op het leven dat je te leven hebt. Je bant ‘zieke’ gedachten uit en concentreert je op ‘gezonde’ gedachten.
|